ECLI:NL:RBAMS:2015:2091

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
13 april 2015
Zaaknummer
KG ZA 15-333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzending van Undercover in Nederland over filmmakers en verborgen camera-opnamen

In deze zaak vorderden twee filmmakers, eisers, een verbod op de uitzending van een item in het televisieprogramma 'Undercover in Nederland', waarin zij als malafide filmmakers werden neergezet. De eisers stelden dat de uitzending hen onterecht zou afschilderen en dat er geen feitelijke basis was voor de beschuldigingen van oplichting. De gedaagden, SBS Broadcasting B.V. en Noordkaap T.V. Producties B.V., voerden aan dat zij met de uitzending een misstand aan de kaak wilden stellen, waarbij gebruik was gemaakt van verborgen camera-opnamen om de waarheid te onthullen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inzet van de verborgen camera gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de beschuldigingen en de aanwijzingen van misstanden. De rechter oordeelde echter ook dat het noemen van de naam van de film '[film 2]' in de uitzending onrechtmatig zou zijn, omdat dit de reputatie van de eisers zou schaden. De vordering om de naam van de film niet te noemen werd toegewezen, terwijl de overige vorderingen van de eisers werden afgewezen. De rechter benadrukte het belang van vrijheid van meningsuiting, maar ook de noodzaak om de goede naam van de eisers te beschermen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/583244 / KG ZA 15-333 CB/MB
Vonnis in kort geding van 20 maart 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1],

wonende te [woonplaats], handelende onder de naam
[bedrijf eiser sub 1],
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats], handelende onder de naam
[bedrijf eiser sub 2],
eisers bij conceptdagvaarding,
advocaat mr. G.E. Toxopeus te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDKAAP T.V. PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Steenwijk,
gedaagden,
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 19 maart 2015 hebben eisers, hierna ook [eisers gezamenlijk], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte conceptdagvaarding. Gedaagden, hierna gezamenlijk ook [gedaagden gezamenlijk] en afzonderlijk SBS en Noordkaap, hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [eisers gezamenlijk] en [gedaagden gezamenlijk] hebben producties in het geding gebracht en [gedaagden gezamenlijk] hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota. Ter zitting is beeldmateriaal getoond van de uitzending die onderwerp vormt van het geschil tussen partijen. Aan het eind van de behandeling ter zitting hebben [eisers gezamenlijk] verzocht een USB-stick met beelden van de filmset in het geding te mogen brengen. De voorzieningenrechter heeft dat niet toegestaan, aangezien dit verzoek in een dermate laat stadium is gedaan dat honorering ervan in strijd zou zijn met een goede procesorde.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 20 maart 2015 de beslissing gegeven. Het hierna volgende bevat de uitwerking daarvan en is opgemaakt op
2 april 2015.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
- aan de zijde van eisers: [eisers gezamenlijk] en mr. Toxopeus;
- aan de zijde van gedaagden: mr. S. Nortier, bedrijfsjurist bij SBS, A. [persoon z], producent van het televisieprogramma ‘Undercover in Nederland’ en directeur van Noordkaap, en mr. Van den Berg.

2.De feiten

2.1.
[eisers gezamenlijk] zijn broers. Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK) van 18 maart 2015 exploiteert eiser sub 1 ([eiser sub 1]) de eenmanszaak [bedrijf eiser sub 1] (hierna: [bedrijf eiser sub 1]). Deze onderneming is in de registers in Nederland ingeschreven op 1 augustus 2014, waarbij als ‘activiteiten’ (onder meer) is vermeld: productie van films (geen televisiefilms), facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie, distributie van films en televisieproducties; Het organiseren van evenementen, concerts, fashion shows en dance party’s, de bemiddeling van Europese en Bollywood artiesten en begeleiding van filmmakers uit Bollywood in Europa voor films en opnames.
Eiser sub 2 ([eiser sub 2]) exploiteert, eveneens volgens informatie van de KvK
van dezelfde datum, de eenmanszaak [bedrijf eiser sub 2] (hierna: [bedrijf eiser sub 2]), geregistreerd sinds 17 november 2011, met als activiteiten (onder meer) productie van films, beoefening van podiumkunst en het organiseren van evenementen.
2.2.
[persoon z] maakt het programma Undercover in Nederland, dat wordt geproduceerd door Noordkaap en uitgezonden door SBS.
2.3.
Bij e-mail van 20 augustus 2013 heeft [persoon x], zichzelf omschrijvend als ‘hobby model’ de redactie van Undercover Nederland getipt dat zij was benaderd door [bedrijf eiser sub 2], voor een hoofdrol in een film, maar dat zij haar vraagtekens heeft bij de betrouwbaarheid van dit bedrijf en bij de algehele gang van zaken rond de film. In de e-mail die [persoon x] daarover had ontvangen (en die zij aan Undercover in Nederland heeft meegezonden) is vermeld dat de film in november 2013 in ‘alle Pathé cinema’s van Nederland, België, Duitsland en Luxemburg’ zal uitkomen en dat zij € 1.000,- als vergoeding zou ontvangen.
2.4.
Rond september 2013 hebben opnames plaatsgevonden voor (een van) de door [eisers gezamenlijk] te produceren films. [eiser sub 1] is daarbij opgetreden als regisseur. De film is grotendeels opgenomen in de bossen bij Oosterhout.
[persoon x] is op 12 september 2013 op de set aanwezig geweest.
2.5.
Op 11 oktober 2013 heeft [persoon y], die interesse had getoond voor een auditie bij [eisers gezamenlijk] voor een filmrol, onder meer het volgende gemaild aan Undercover in Nederland:

Ik ben naar [plaats] vertrokken waar zij hun kantoor hebben. (…) Daar aangekomen trof ik een timmerbedrijf aan. (…) Volgens de regisseur ging het om een miljoenenfilm die me “wereldbekend” zou maken. (…) Mijn vriend en ons zoontje zouden dan mee moeten, want ze waren in India bezig met een ‘making-of’ (…) Na wat heen en weer gepraat in het Hindi kreeg ik te horen dat er nog wel een mogelijkheid was. (…) Als ik nou die vijftigduizend euro neer zou tellen die ik zou betalen om mijn vriend en zoontje mee te nemen zou ik een rol hebben in een nederlandse bioscoopfilm. Iedereen deed dit. Doutzen Kroes heeft zo haar rol gehad in Nova Zembla (…) Eerst werd mij dus die rol bijna gegarandeerd.
Daar aangekomen wordt je lyrisch gemaakt over glamour en beroemdheid. Ze zorgen ervoor dat dat het enige is wat je nog wilt en dan vragen ze ineens of je 50.000 euro kan betalen om je gezin daar te laten overnachten. (…) Het is een groot in elkaar gestoken verhaal om jou je geld afhandig te maken. (…) Ik hoop dat hier iets mee gedaan kan worden want ik ben echt niet de enige bij wie ze dit geprobeerd hebben, en er zullen vast en zeker meiden zijn die zo het hoofd op hol zijn gebracht door de verhalen over Bollywood, faam en rijkdom dat zij wel dat bedrag overgemaakt hebben. Aan de auto’s buiten te zien kon dat niet anders.”
2.6.
Later in het najaar van 2013 heeft [persoon y] zich nogmaals tot het kantoor van [eisers gezamenlijk] gewend, dit keer in gezelschap van een medewerkster van [gedaagden gezamenlijk], zich noemende [naam]. Laatstgenoemde had een verborgen camera bij zich en heeft daarmee de gesprekken met [eisers gezamenlijk] heimelijk opgenomen, ten behoeve van het programma Undercover in Nederland. [persoon y] en de medewerkster hebben nadien ieder apart nog gebeld met [eisers gezamenlijk] Van die telefoongesprekken zijn geluidsopnamen gemaakt.
2.7.
Onder de gedingstukken (productie 5 van [gedaagden gezamenlijk] bevindt zich een (nog nader in te vullen) ‘Artiesten Contract’ van [bedrijf eiser sub 2], waarin onder meer het volgende staat:

De bovengenoemde persoon wil deelnemen aan onze film getiteld [film 1], een Nederlandse speelfilm, Nederlandstalig en Engelstalig voor de internationale markt. De film wordt in 2014 in bioscopen in binnen- en buitenland getoond. In deze film is een personage van undercoveragente (bijrol). Deze rol was bestemd voor iemand anders, die deze rol zou gaan spelen. De bovengenoemde persoon heeft verzocht om deze rol af te kopen zodat bovengenoemde persoon deze rol zelf kan spelen dit i.v.m. naamsbekendheid te werven, zichzelf te promoten en bekendheid te werven via deze film. Bovengenoemd persoon koopt deze rol af voor een bedrag € 5500,- (…) Hierbij geeft [bedrijf eiser sub 2] garantie, mocht de film door omstandigheden niet in bioscopen vertoond worden of niet afgemaakt worden dan krijgt bovengenoemde persoon het totale bedrag van € 5500,- teruggestort.
2.8.
Op enig tijdstip (medio 2014) heeft [persoon z], zich aanvankelijk voordoend als belangstellende voor de aankoop van een auto waarvoor [eiser sub 2] had geadverteerd op internet, [eiser sub 2] met de camera geconfronteerd met de klachten van [persoon x] en [persoon y].
2.9.
In de loop van 2014 heeft e-mail correspondentie plaatsgevonden tussen partijen. Op 2 juli 2014 heeft [gedaagden gezamenlijk] onder meer aan [eisers gezamenlijk] meegedeeld dat geen uitzending zou plaatsvinden voordat [eisers gezamenlijk] een inhoudelijke reactie zouden hebben ontvangen op hun e-mail van 27 juni 2014.
2.10.
[gedaagden gezamenlijk] hebben [eisers gezamenlijk] op 26 februari 2015 meegedeeld voornemens te zijn om op 22 maart 2015 een item in het programma ‘Undercover in Nederland’ te wijden aan [eisers gezamenlijk] en twee door hen te produceren of geproduceerde speelfilms, met de titels: ‘[film 2]’ (van [bedrijf eiser sub 1]) en ‘[film 1]’ (van [bedrijf eiser sub 2]).
2.11.
Op 4 maart 2015 heeft de raadsman van [eisers gezamenlijk] per e-mail bij [gedaagden gezamenlijk] bezwaar gemaakt tegen de uitzending van het voornoemde item.
2.12.
Bij e-mail van 5 maart 2015 hebben [gedaagden gezamenlijk] gereageerd op de onder 2.11 genoemde e-mail en aan [eisers gezamenlijk] meegedeeld hoe de uitzending er uit zal zien.
2.13.
Op 15 maart 2015 is een promo van deze uitzending op televisie vertoond. De voorgenomen uitzending bevat onder meer beelden van de met de verborgen camera opgenomen gesprekken, een weergave van de opgenomen telefoongesprekken en van de gefilmde confrontatie.
2.14.
Bij e-mail van 16 maart 2015 hebben [eisers gezamenlijk] aan de raadsman van [gedaagden gezamenlijk] hun visie gegeven op de gang van zaken rond de (voorgenomen) audities van [persoon x] en [persoon y]. Zij hebben [gedaagden gezamenlijk] verzocht het met de verborgen camera opgenomen materiaal niet uit te zenden, althans de gezichten van [eisers gezamenlijk] geheel te wipen en hun namen, bedrijfsnamen en namen van de film(s) niet te noemen. Deze e-mail bevat onder meer de volgende passages:
“(…) er werden audities gedaan, hieruit zijn diverse rollen in de functie van hoofdrolspeler/speelster en figuranten verdeeld. De overige afgewezen kandidaten bleken helaas niet geschikt om de rol te kunnen uitvoeren, waardoor wij diverse kandidaten hebben moeten afwijzen. Er is op geen enkele wijze misbruik gemaakt van hun toestand/droom danwel hun het gevoel gegeven dat zij slachtoffer zijn. Dit hoort bij het risico van audities doen.
Wat betreft [film 2] hebben wijzelf het initiatief genomen en diverse spelers/figuranten uit de modellenwereld benaderd. Met deze spelers/figuranten hebben wij goede overeenstemmingen/contractuele afspraken gemaakt en zijn deze tevens nagekomen. (…)
De uitspraak dat mijn regisseur heeft gedaan “filmste produceren die worden vertoond in alle Pathé bioscopen” heeft gelegen in het feit dat mijn regisseur ervan op de hoogte is geweest dat ik ([bedrijf eiser sub 1] (…) ) als filmproducent de film [film 2] zou aanbieden bij de distributeurs waarvan de films ook worden vertoond in Pathé. Dit heb ik (…) ook gedaan (…). Mijn regisseur is er echter heel goed van bewust dat hij nimmer een toezegging kan en zàl doen om een film te laten vertonen in de Pathé-bioscopen danwel in welke andere bioscopen dan ook, noch voordat er daadwerkelijk definitieve afspraken daaromtrent zijn gemaakt. Mijn regisseur heeft enkel dehoopuitgesproken dat de film (…) in de Pathé bioscopen zal worden getoond. (…) Tussen Pathé en wij als producent/regisseur zijn momenteel geen lopende onderhandelingen gaande. Hier komt nog bij dat geen enkele filmproducent rechtstreeks contact opneemt met Pathé om zijn film te verkopen, dit geschiedt door de distributeur/sales managers als tussenpersoon.”
2.15.
In de voorgenomen uitzending van Undercover in Nederland zijn de gezichten van [eisers gezamenlijk] onherkenbaar gemaakt en worden geen namen genoemd, behalve de namen van de films [film 1] ([film 1]) en [film 2].
2.16.
Onder de gedingstukken (productie 1 van [eisers gezamenlijk]) bevinden zich 10 contracten van acteurs, hoofdzakelijk met [bedrijf eiser sub 1], voor de film [film 2], waarin in een aantal gevallen ook vergoedingen voor de acteurs, variërend van enkele honderden tot duizend euro, zijn opgenomen. Voorts zijn verklaringen overgelegd van vier personen die (onder meer) stellen (tot volle tevredenheid) aan de film [film 2] te hebben meegewerkt.

3.Het geschil

3.1.
[eisers gezamenlijk] vorderen dat het [gedaagden gezamenlijk], op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagden gezamenlijk] in de proceskosten, wordt verboden om in de voorgenomen televisie-uitzending van het programma Undercover in Nederland die gaat over de bedrijven en filmactiviteiten van [eisers gezamenlijk]
- eisers en/of het exterieur en interieur van hun kantoren of woningen in beeld te brengen;
- hun voornamen, familienaam of handelsnaam te noemen;
- de namen van de films [film 2] en [film 1] / [film 1] te noemen;
- hun stemmen herkenbaar ten gehore te brengen;
- het met verborgen opnameapparatuur opgenomen beeld- en/of geluidsmateriaal van eisers en de van hen gemaakte opnamen van een eventuele confrontatie openbaar te maken via televisie, internet of welk medium dan ook;
Althans [gedaagden gezamenlijk] te verbieden de geplande uitzending van 22 maart 2015 uit te zenden, tenzij de (advocaat van) eisers in de gelegenheid (is) zijn gesteld het programma voorafgaand aan de uitzending te bekijken en op behoorlijke wijze een weerwoord op het onderwerp van het programma te geven en wanneer van die gelegenheid gebruik wordt gemaakt, dit weerwoord integraal in het programma op te nemen.
3.2.
Kort gezegd hebben [eisers gezamenlijk] ter toelichting op hun vorderingen gesteld dat zij in de uitzending worden afgeschilderd als malafide filmmakers die zich schuldig maken aan oplichting en bedrog, terwijl voor die beschuldigingen geen enkele feitelijke basis bestaat. Voor het hanteren van een verborgen camera was geen aanleiding, omdat de verhalen van [persoon x] en [persoon y] ook zonder heimelijke opnamen voor het voetlicht kunnen worden gebracht. Door het openbaar maken van de voorgenomen uitzending handelen [gedaagden gezamenlijk] onrechtmatig jegens [eisers gezamenlijk] Daarom moeten hun vorderingen worden toegewezen. De film [film 2] is al helemaal af en klaar voor distributie. Als de naam van deze film wordt genoemd in de uitzending van [gedaagden gezamenlijk], in de context van fraude en bedrog, dan zal geen enkele bioscoop de film nog willen afnemen. Dit zou leiden tot onevenredige schade aan de kant van [eisers gezamenlijk].
3.3.
[gedaagden gezamenlijk] voeren verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagden gezamenlijk] zijn voornemens het item over [eisers gezamenlijk] uit te zenden op 22 maart 2015. Gezien hun bezwaren daartegen hebben [eisers gezamenlijk] bij hun vorderingen een spoedeisend belang. [gedaagden gezamenlijk] hebben dat op zichzelf ook niet betwist.
4.2.
Toewijzing van de vorderingen van [eisers gezamenlijk] zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde (grond)recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [gedaagden gezamenlijk] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn. Bij de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan, dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken en de wederzijdse belangen te worden afgewogen.
4.3.
Het belang van [gedaagden gezamenlijk] is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eisers gezamenlijk] is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan voor hen ongewenste publiciteit omtrent henzelf en hun ondernemingen.
4.4.
Relevante omstandigheden voor de beoordeling van de vorderingen van [eisers gezamenlijk] zijn onder meer:
- de aard en inhoud van de publicatie en de ernst van de te verwachten gevolgen daarvan voor [eisers gezamenlijk];
- de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
- de mate waarin de gepubliceerde uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal;
- de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de in het geding zijnde publicatie, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere voor [eisers gezamenlijk] minder schadelijke wegen bereikt had kunnen worden.
4.5.
[eisers gezamenlijk] hebben allereerst gesteld dat van een misstand geen sprake is. Zij hebben betoogd dat in de uitzending van [gedaagden gezamenlijk] een heel verkeerd beeld van hen wordt geschetst, alsof zij malafide filmmakers zijn die onschuldige, van een carrière als filmster dromende, meisjes met mooie praatjes geld uit de zak kloppen. De realiteit is volgens hen geheel anders. Anders dan [gedaagden gezamenlijk] lijken te suggereren, regisseren en produceren [eisers gezamenlijk] naar hun zeggen wel degelijk succesvolle speelfilms en worden de acteurs gewoon betaald. Ze zouden er geen gewoonte van maken om mensen tegen betaling in hun films te laten spelen.
Alleen in het geval van [persoon y] was dat volgens [eisers gezamenlijk] anders, wat zij als volgt hebben toegelicht. [eisers gezamenlijk] hebben haar een blanco contract meegegeven, waarin staat dat zij tegen betaling van € 5.500,- een rolletje zou kunnen krijgen, omdat zij erg opdringerig was en [eisers gezamenlijk] van haar af wilden komen. Ze verkeerden in de veronderstelling dat het feit dat [persoon y] een betaling moest doen haar wel van ondertekening zou afhouden. Dit was volgens hen een eenmalige gebeurtenis.
Het geval van [persoon x] was volgens [eisers gezamenlijk] ook een incident. Zij zou zijn weggestuurd van de set, omdat zij tegen de uitdrukkelijke instructies van de filmmakers in, ter plaatse een joint zou hebben gerookt.
4.6.
Niettegenstaande het onder 4.5 weergegeven verweer, kan hetgeen [gedaagden gezamenlijk] aan de kaak willen stellen worden aangemerkt als een misstand, die de samenleving raakt. Van belang is dat [gedaagden gezamenlijk] is benaderd door diverse tipgeefsters (waarbij [gedaagden gezamenlijk] onweersproken heeft gesteld dat dit er naast [persoon x] en [persoon y] nog drie zijn geweest) die zich door de filmmakers om de tuin geleid voelden. Hetgeen de tipgeefsters naar voren hebben gebracht bevat voldoende concrete aanwijzingen dat [eisers gezamenlijk] zich tegenover jonge meisjes met ambities op het acteervlak voordoen als zeer succesvolle filmmakers en dat zij deze meisjes werven voor films die naar hun zeggen in alle Pathé theaters worden vertoond, alsook dat zij (enkele van) deze meisjes laten betalen om een rol in hun films te krijgen. De heimelijk gemaakte opnamen vormen daarvan naderhand een indringende illustratie. Daarin zeggen [eisers gezamenlijk] onder meer dat zij in India al een aantal actrices schatrijk hebben gemaakt, wordt de term Bollywood genoemd en wordt zonder enig voorbehoud gezegd dat de film(s) op korte termijn, in 2013 en 2014, in alle Pathé bioscopen te zien zal (zullen) zijn. [eisers gezamenlijk] hebben echter niet weersproken dat hun films tot op heden in geen enkele bioscoop zijn vertoond en voorshands evenmin aannemelijk gemaakt dat deze aan (distributeurs ten behoeve van) Pathé bioscopen zelfs maar zijn aangeboden. Dit werpt een heel ander licht op hun werkwijze dan zij zelf (aanvankelijk) hebben verklaard en ondersteunt de verklaringen van de tipgeefsters. Verder komt in de beelden uitgebreid ter sprake dat een filmrol kan worden ‘gekocht’ (€ 1.000,- voor iedere minuut dat de betrokken persoon in beeld is) en dat dit in de filmwereld ook heel gebruikelijk is, waarbij als voorbeeld Doutzen Kroes in de film Nova Zembla wordt genoemd (hetgeen overigens, naar [gedaagden gezamenlijk] onweersproken heeft gesteld, volgens het management van Doutzen Kroes volledig uit de lucht is gegrepen). Ook in de opgenomen telefoongesprekken spreken [eisers gezamenlijk] over het tegen betaling kunnen verkrijgen van een filmrol.
4.7.
[eisers gezamenlijk] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het (blanco) contract op grond waarvan een rol in hun film kan worden (af)gekocht, bij wijze van incident alleen aan [persoon y] is meegegeven omdat zij zo aandrong op een filmrol en [eisers gezamenlijk] daarvan eigenlijk niet waren gediend. Het beeldmateriaal ondersteunt die stellingen al evenmin, integendeel.
4.8.
Dat [eisers gezamenlijk] jonge onervaren actrices zaken voorspiegelen die niet reëel zijn en daarmee deze meisjes mogelijk verleiden om aan [eisers gezamenlijk] substantiële bedragen te betalen, kan worden gekwalificeerd als een misstand die publiciteit behoeft. De vraag of [persoon x] wel of niet een joint heeft gerookt op de set en om die reden is weggestuurd alsook de vraag of [persoon y] zich aanvankelijk had aangemeld voor de functie van regieassistente dan wel als actrice – waarover partijen ieder een andere opvatting hebben, waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld zonder nader onderzoek naar de feiten waarvoor het kort geding zich niet leent – zijn in dit verband van ondergeschikt belang en behoeven daarom thans geen verdere bespreking.
4.9.
Uit het onder 4.6 en 4.7 overwogene vloeit tevens voort dat de in de uitzending gebezigde uitlatingen voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
4.10.
[eisers gezamenlijk] hebben verder gesteld dat [gedaagden gezamenlijk] onrechtmatig hebben gehandeld door een verborgen camera te hanteren, terwijl er geen redelijke verdenking bestond dat [eisers gezamenlijk] zich schuldig maakten aan bedrog.
Anders dan mogelijk in een strafrechtelijke context het geval is, is dit voor de beoordeling van een aanspraak uit onrechtmatige daad een te strenge maatstaf.
Wel dient tot uitgangspunt dat bij het hanteren van een verborgen camera terughoudendheid past, aangezien het heimelijk maken van opnamen een (ernstige) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gefilmde perso(o)n(en) vormt.
Dit betekent dat gebruik maken van een verborgen camera in beginsel slechts gerechtvaardigd kan zijn, indien daarmee een ernstige misstand kan worden aangetoond, die zonder de hantering van deze methode niet blootgelegd had kunnen worden.
4.11.
Op grond van de binnengekomen tips, weergegeven bij 4.6 mochten [gedaagden gezamenlijk] naar het oordeel van de voorzieningenrechter menen dat mogelijk sprake was van ernstige misstanden waarbij andere middelen dan het inzetten van de verborgen camera voor het verkrijgen van opheldering daarover niet voorhanden waren. Naderhand is dat bevestigd doordat [eisers gezamenlijk] uitlatingen die zij volgens de tipgeefsters hebben gedaan (zoals met betrekking tot de vertoning van de films in alle Pathé bioscopen) tegenover [persoon z] en ook in de correspondentie aanvankelijk hebben ontkend (zie bij 2.14), terwijl uit de beelden blijkt dat die ontkenning niet juist is. In de gegeven omstandigheden is de inzet van de verborgen camera daarom niet onrechtmatig, ook niet nu vooralsnog geen harde bewijzen voorhanden zijn dat daadwerkelijk betalingen aan [eisers gezamenlijk] zijn verricht voor het spelen in films die vervolgens niet (althans niet in reguliere bioscopen) worden vertoond.
4.12.
Met betrekking tot de aard van de publicatie en de mogelijke gevolgen van de uitlatingen voor (de reputatie van) [eisers gezamenlijk] wordt het volgende overwogen.
4.13.
[gedaagden gezamenlijk] zijn voornemens de gestelde misstanden door middel van een televisieprogramma onder de aandacht te brengen. Het staat [gedaagden gezamenlijk], met inachtneming van de onder 4.2 genoemde beperkingen, in beginsel vrij dat te doen in de vorm die hun goeddunkt. Daarbij moet echter worden bedacht dat met een televisie-uitzending in de regel een groot publiek wordt bereikt. Dat kan een negatief effect hebben op de bedrijfsvoering en de reputatie van [eisers gezamenlijk] die mogelijk niet in verhouding staat tot de voor het voetlicht te brengen misstand. Anderzijds hebben [gedaagden gezamenlijk] in het uit te zenden materiaal de gezichten van [eisers gezamenlijk] volledig onherkenbaar gemaakt en hun (bedrijfs-) namen niet genoemd, noch hun woonplaats. Dit betekent dat (aannemelijk is dat) niet in brede kring bekend zal worden wie de personen zijn die bij de gestelde misstand zijn betrokken.
De nadelige gevolgen voor [eisers gezamenlijk] zijn dan ook te overzien. Wel worden in de uitzending de namen genoemd van de door [eisers gezamenlijk] te produceren (of reeds geproduceerde) films. Weliswaar zijn ook deze films nog nergens te zien, maar ten aanzien van de film [film 2] hebben [eisers gezamenlijk] vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat deze met de nodige investeringen van hun kant daadwerkelijk tot stand is gekomen. Niet valt uit te sluiten dat deze film op termijn alsnog zal worden aangeboden aan distributeurs ten behoeve van vertoning in bioscopen in Nederland en elders. Aan [eisers gezamenlijk] zal in dit opzicht het voordeel van de twijfel worden gegund. Aannemelijk is dat in dat geval het noemen van de naam [film 2] in de in de door [gedaagden gezamenlijk] in beeld gebrachte context, waarbij op zijn minst (ook) de suggestie wordt gewekt dat dit geen reële filmproductie is, een succesvolle exploitatie van deze film voorgoed onmogelijk maakt. Voor zover de suggestie onjuist is, wat op dit moment dus niet valt uit te sluiten, moet het noemen van de naam van de film om die reden onrechtmatig worden geacht.
[eisers gezamenlijk] hebben dan ook bij het achterwege blijven van het noemen van de naam in de betrokken uitzending een zwaarwegend belang. Voor het overbrengen van de boodschap van [gedaagden gezamenlijk] – het waarschuwen van het publiek (met name meisjes met acteerambities) voor filmmakers die bedragen in rekening brengen en gouden bergen beloven die vervolgens een fata morgana lijken te zijn – is het noemen van de naam van de film daarentegen niet noodzakelijk. Daar komt bij dat [gedaagden gezamenlijk] ter zitting hebben verklaard dat het weglaten van de naam van de film zonder al te ingewikkelde (technische) aanpassingen mogelijk is. Na afweging van de betrokken belangen wordt op grond van het voorgaande een verbod voor [gedaagden gezamenlijk] om bij het uitzenden van het materiaal de naam [film 2] te noemen, in de gegeven omstandigheden noodzakelijk en proportioneel geacht. De vordering van [eisers gezamenlijk] kan dan ook op dat punt worden toegewezen, met matiging van de dwangsom, als na te melden. Voor het overige wordt met de door [gedaagden gezamenlijk] getroffen maatregelen (het onherkenbaar maken van de gezichten en dergelijke) voldoende aan de belangen van [eisers gezamenlijk] tegemoet gekomen, zodat voor een verdere beperking van de uitingsvrijheid van [gedaagden gezamenlijk] geen noodzaak bestaat.
4.14.
[eisers gezamenlijk] hebben voorts nog aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat uitzending van het item jegens hen onrechtmatig is, omdat [gedaagden gezamenlijk] hun niet (tijdig) in de gelegenheid hebben gesteld een weerwoord te geven. Het niet voldoen aan het beginsel van hoor- en wederhoor leidt echter niet zonder meer tot onrechtmatigheid van de betrokken publicatie, maar is (slechts) een van de factoren die bij de beoordeling van de (on-) rechtmatigheid moeten worden betrokken.
Aan [eisers gezamenlijk] moet worden toegegeven dat [gedaagden gezamenlijk] in hun (onder 2.10 aangehaalde) e-mail van 26 februari 2015, waarin de uitzending van 22 maart 2015 werd aangekondigd, [eisers gezamenlijk] niet direct uitnodigen tot het geven van hun visie op de zaak, terwijl zij in eerdere correspondentie uit 2014 daartoe wel bereid leken te zijn. [eisers gezamenlijk] hebben evenwel erkend dat [gedaagden gezamenlijk] hen in een later stadium, ruim voor het tijdstip van de geplande uitzending, alsnog een weerwoord hebben geboden. Het had op hun weg gelegen om toen van die gelegenheid gebruik te maken en daaraan een concrete invulling te geven, zodat hun commentaar nog in de uitzending had kunnen worden verwerkt. Dat zij daartoe niet nader zijn overgegaan komt voor hun rekening en risico. Het niet (tijdig) toepassen van het beginsel van hoor en wederhoor leidt in dit geval dan ook evenmin tot een verdere toewijzing van de vorderingen van [eisers gezamenlijk] De beslissing zal daarom luiden als volgt.
4.15.
Nu beide partijen deels in het (on-)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagden gezamenlijk] om in de voorgenomen televisie-uitzending van het programma Undercover in Nederland die gaat over de bedrijven en filmactiviteiten van [eisers gezamenlijk] de naam van de film [film 2] te noemen;
5.2.
bepaalt dat [gedaagden gezamenlijk] een dwangsom verbeuren van € 25.000,- voor iedere keer dat zij in strijd handelen met het bepaalde onder 5.1;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.

Voetnoten

1.type: MB