ECLI:NL:RBAMS:2015:207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
C-13-569745 - HA RK 14-222
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens door abonnee bij T-Mobile afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van een abonnee, aangeduid als [verzoeker], om inzage in zijn persoonsgegevens die door T-Mobile Nederland B.V. worden verwerkt. De verzoeker had eerder verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens, inclusief verkeers- en locatiegegevens, op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). T-Mobile had echter aangegeven dat zij al een deel van de gegevens had verstrekt en dat de overige gegevens, zoals verkeersgegevens over een periode van een jaar, niet konden worden verstrekt zonder een onevenredige belasting van haar bedrijfsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat T-Mobile niet gehouden is om gegevens te verstrekken die zij in haar normale bedrijfsvoering niet creëert. De rechtbank oordeelde dat de Cell ID's, waarmee de mobiele telefoon van de verzoeker contact heeft gemaakt, geen persoonsgegevens zijn in de zin van de Wbp, omdat deze niet herleidbaar zijn tot een identificeerbare persoon. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van T-Mobile, die zijn begroot op EUR 1.512,--.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/569745 / HA RK 14-222
Beschikking van 29 januari 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
verschenen in persoon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T-MOBILE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerster,
advocaat mr. ir. A.J. Dunnik te Den Haag.
Partijen worden hierna [verzoeker] en T-Mobile genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 28 juli 2014,
  • het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 oktober 2014,
  • de tussenbeschikking van 11 september 2014, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift, gehouden op 4 november 2014.
1.2.
De beschikking is bepaald op heden. Partijen zijn van de beschikkingsdatum op de hoogte gesteld.

2.De feiten

2.1.
T-Mobile is een aanbieder van telecommunicatiediensten. [verzoeker] heeft een abonnement voor mobiele telefonie bij T-Mobile.
2.2.
T-Mobile verwerkt in het kader van haar dienstverlening persoonsgegevens, welke bestaan uit contactgegevens, contractgegevens, factuurgegevens en verkeersgegevens. Deze verkeersgegevens worden verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronisch communicatienetwerk, zoals het bellen met de mobiele telefoon, en voor de facturatie.
2.3.
De verkeersgegevens omvatten a) of er sprake is van bellen, sms-en of internetgebruik; b) gegevens over tijdstip en duur van de communicatie; c) het telefoonnummer van de beller en de gebelde; d) enkele technische gegevens benodigd voor het communicatienetwerk voor identificatie van de sim-kaart en het apparaat en e) de gegevens ter identificatie van de zendmast(-en) waarvan bij begin en einde van een telefoongesprek gebruik wordt gemaakt. De gegevens onder a) tot en met c) zijn voor klanten van T-Mobile tevens in te zien dan wel te downloaden als factuurspecificatie via de persoonlijke My T-Mobile website.
2.4.
Op grond van artikel 13.2a Telecommunicatiewet dient T-Mobile de verkeersgegevens over een vast of mobiel netwerk voor een bepaalde periode ter beschikking te houden ten behoeve van het onderzoeken, opsporen en vervolgen van ernstige misdrijven. Deze periode betreft voor mobiele telefonie 12 maanden en voor internetgegevens 6 maanden.
2.5.
Per brief van 25 januari 2013 heeft [verzoeker] T-Mobile op grond van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens zoals die door T-Mobile worden verwerkt.
2.6.
Per brief van 31 januari 2013 heeft T-Mobile aan [verzoeker] de contact-, contract- en factuurgegevens verstrekt die zij met betrekking tot hem verwerkt. Voorts heeft T-Mobile in deze brief medegedeeld dat zij ten behoeve van de mobiele communicatie en de facturering daarvan ook verkeers- en locatiegegevens verwerkt, door de gegevens van zijn mobiele telefoon te koppelen met een basisstation, een cell-ID. Met betrekking tot de verkeers- en locatiegegevens heeft T-Mobile de inzage beperkt tot een aaneengesloten periode van 10 kalenderdagen, omdat het inzageverzoek anders een onevenredige belasting van de bedrijfsvoering van T-Mobile zou betekenen. Aan [verzoeker] is verzocht aan te geven over welke periode van 10 dagen hij inzage wenst.
2.7.
Per brief van 20 maart 2013 heeft [verzoeker] verzocht om de gegevens van een heel jaar vanaf 13 februari 2012 te verstrekken. Per brief van 9 april 2013 heeft T-Mobile geantwoord dat zij maar een jaar terug kan kijken en heeft zij de gevraagde gegevens vanaf 10 maart 2012 voor [verzoeker] uitgeprint, daarbij vermeldend dat het niet mogelijk is om dit voor een heel jaar aan te vragen. De locatiegegevens zijn verstrekt in de vorm van de postcodes van de zendmasten, waarmee de mobiele telefoon verbonden was tijdens het bellen, sms-en of internetgebruik.
2.8.
Per brief van 5 juli 2013 heeft [verzoeker] T-Mobile andermaal verzocht om inzage in de met betrekking tot hem in een heel jaar verwerkte persoonsgegevens inclusief de verkeersgegevens, stellende dat T-Mobile met het verstrekken van verkeersgegevens over een periode van 10 dagen slechts 2,7% van de gehele periode waarover zij gegevens verzamelt en bewaart verstrekt, terwijl [verzoeker] op grond van artikel 35 lid 2 Wbp recht heeft op een volledig overzicht van de gegevens die T-Mobile over hem verwerkt. [verzoeker] schrijft voorts dat hij een onderzoek doet naar het verzamelen van data door bedrijven en dat het voor hem essentieel is dat hij exact inzage krijgt in de aard en hoeveelheid van de verwerkte gegevens. Voorts wenst [verzoeker] de data niet schriftelijk maar digitaal te ontvangen, stellende dat hij daarbij belang heeft omdat hij alleen dan de data inzichtelijk kan maken door middel van geografische representatie.
2.9.
Per brief van 20 september 2013 heeft T-Mobile [verzoeker] op zijn verzoek om verstrekking van een jaaroverzicht geantwoord dat T-Mobile hem een begrijpelijk overzicht heeft verstrekt van de verkeersgegevens die T-Mobile in de door hem aangegeven periode heeft verwerkt en dat zij daarmee op alleszins redelijke wijze is tegemoet gekomen aan de verzoeken van [verzoeker]. T-Mobile voegt hieraan toe dat zij van [verzoeker] geen locatiegegevens niet zijnde verkeersgegevens vastlegt en dat zij daarin dan ook geen inzage kan geven.
2.10.
Per brief van 15 mei 2014 heeft [verzoeker] T-Mobile nog eenmaal verzocht om al zijn data, inclusief een compleet en begrijpelijk overzicht van zijn verkeersgegevens te verstrekken, daarbij vermeldend dat hij wanneer hij hier andermaal een afwijzing op zou ontvangen, hij de rechter om een uitspraak zou vragen.
2.11.
Per brief van 13 juni 2014 heeft T-Mobile [verzoeker] geantwoord dat verstrekking va het door hem gewenste overzicht, te weten de verkeersgegevens over een periode van 12 maanden, een ingrijpende aanpassing van T-Mobile’s standaard procedé vereist en daarom een onevenredige belasting van haar bedrijfsvoering betekent. Om [verzoeker] tegemoet te komen verklaart T-Mobile zich echter bereid om hem drie maal voor een periode van 10 dagen inzage te geven in zijn verkeersgegevens in de afgelopen 12 maanden, dit gelet op de specifieke onderbouwing van de verzoeken van [verzoeker].

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank T-Mobile te bevelen om aan [verzoeker] inzage te verlenen in alle persoonsgegevens, inclusief verkeersgegevens, inclusief locatiegegevens, op straffe van een dwangsom van 500 euro per dag. Subsidiair verzoekt [verzoeker] T-Mobileom met betrekking tot de verkeersgegevens alleen de Cell ID’s waarmee zijn telefoon verbinding heeft gemaakt te verstrekken, en niet ook het radioplan.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij op grond van artikel 35 lid 2 Wbp het recht heeft om T-Mobile om inzage te vragen, om te kunnen controleren of de verwerking van de persoonsgegevens juist, volledig, relevant en rechtmatig is, en zijn recht op correctie te kunnen uitoefenen. [verzoeker] stelt dat hij slechts door volledige inzage, dat wil zeggen van de gegevens over een heel jaar, in staat zal zijn om onrechtmatige verwerking of fouten in persoonsgegevens op te merken. Aan zijn subsidiaire verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat hij met veel inspanning zelf de locaties van de zendmasten kan achterhalen, omdat hij zelf weet waarvandaan hij heeft gebeld en hij door rond te fietsen contact kan maken met verschillende zendmasten.
3.3.
T-Mobile voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat het inzagerecht bepaalt dat beschikbare persoonsgegevens moeten worden verstrekt, niet dat deze op verzoek moeten worden gecreëerd. Voorts voert T-Mobile aan dat de Cell ID bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft, waardoor het inzagerecht wordt beperkt.
Met betrekking tot de overige verkeersgegevens geldt dat het inzagerecht niet vereist dat persoonsgegevens verstrekt worden indien deze reeds beschikbaar zijn voor de betrokkene.
Voorts voert T-Mobile aan dat het inzageverzoek disproportioneel is op grond van artikel 43 sub e Wbp, zover het verzoek verder gaat dan verkeersgegevens voor een beperkt aantal dagen. Ten slotte voert T-Mobile aan dat het inzageverzoek van [verzoeker] misbruik van recht oplevert.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank maakt uit de door T-Mobile gegeven omschrijving van haar bedrijfsprocessen, welke niet zijn betwist, op dat zendmasten van T-Mobile zijn geïdentificeerd met een Cell ID, een unieke code die op zichzelf geen geografische aanduiding is van waar de zendmast staat. Pas na combinatie van de Cell ID met het zogenaamde radioplan kan de locatie van de zendmast worden bepaald. Het radioplan is een database die geen persoonsgegevens bevat, maar alleen technische en strategische informatie over de aard en locatie van de T-Mobile zendmasten, en is uit dien hoofde bedrijfsvertrouwelijk.
4.2.
T-Mobile verweert zich primair met de stelling dat het inzageverzoek van [verzoeker] om de verkeersgegevens een verzoek betreft om locatiegegevens te creëren waarover T-Mobile niet beschikt. T-Mobile heeft aangevoerd dat zij van haar klanten niet meer registreert dan de Cell ID’s waarmee contact is gemaakt en dat zij deze gegevens strikt gescheiden houdt van het radioplan, teneinde niet meer te registreren dan zij nodig heeft voor haar bedrijfsvoering. Zij kan op grond van de wet wel gehouden zijn om deze informatie tot locatiegegevens te combineren als het bevoegd gezag daarom vraagt. Op grond van de Wbp mag T-Mobile ook persoonsgegevens verwerken wanneer het gebeurt met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene. Dit betekent echter niet dat T-Mobile ook gehouden is een verwerking van persoonsgegevens uit te voeren op uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene, terwijl zij dit in haar normale bedrijfsvoering juist niet doet.
4.3.
De rechtbank volgt T-Mobile op dit punt. Er is geen grond om T-Mobile te verzoeken tot verstrekking van locatiegegevens die zij in haar normale bedrijfsvoering niet creëert. Dat T-Mobile op grond van de wet op last van het bevoegd gezag gehouden kan zijn om de persoonsgegevens die zij verwerkt te combineren met het radioplan en zodoende de locatie van een klant op een bepaald moment vast te kunnen stellen, maakt niet dat dergelijke locatiegegevens deel uitmaken van de persoonsgegevens die T-Mobile in haar bedrijfsvoering verwerkt. Artikel 35 Wbp geeft [verzoeker] dan ook niet het recht om T-Mobile om een overzicht van dergelijke locatiegegevens te vragen.
4.4.
Dat T-Mobile op verzoek wel bereid is voor een periode van 10 dagen aan een klant locatiegegevens te verstrekken, in de vorm van de postcode van de zendmast(en) waarmee contact is gemaakt aan het begin en het einde van de mobiele contacten van die klant, maakt dit niet anders. Ook is de beperking van deze inzage tot 10 dagen naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd, nu T-Mobile onbetwist heeft gesteld dat zij hiervoor handmatig de gegevens uit het radioplan omzet in postcodes, omwille van de bedrijfsvertrouwelijkheid en de geheime nummers in de verkeersgegevens anonimiseert, omwille van de privacy. Het belang van T-Mobile om deze handelingen niet voor een heel jaar aan verkeersgegevens te hoeven uitvoeren hoeft bovendien niet te worden afgewogen tegen een belang van [verzoeker], omdat T-Mobile niet gehouden is tot het geven van een overzicht van locatiegegevens en [verzoeker] geen rechtens te respecteren belang heeft bij het verzoeken om creatie van locatiegegevens.
4.5.
Anders ligt het wat betreft de persoonsgegevens die T-Mobile wel in haar normale bedrijfsvoering verwerkt. Wat betreft de verkeersgegevens heeft T-Mobile onbetwist aangevoerd dat de gegevens of er sprake is van bellen, sms-en of internetgebruik, de gegevens over tijdstip en duur van de communicatie alsmede het telefoonnummer van de beller en de gebelde is in te zien op de My T-Mobile website. Hiermee is voor wat deze gegevens betreft reeds aan het inzageverzoek voldaan. Overige verkeersgegevens zijn volgens T-Mobile de technische gegevens benodigd voor het communicatienetwerk voor identificatie van de sim-kaart en het apparaat en de gegevens ter identificatie van de zendmast(-en) waarvan bij begin en einde van een telefoongesprek gebruik wordt gemaakt.
4.6.
[verzoeker] heeft subsidiair verzocht om verstrekking van de Cell ID gegevens. Dit zijn de codes van de zendmasten waarmee de mobiele telefoon van [verzoeker] contact heeft gemaakt. [verzoeker] heeft hiertoe gesteld dat hij, als hij over de Cell ID’s beschikt, met veel moeite zelf de locaties van de zendmasten kan achterhalen, teneinde zelf zijn locatiegegevens te creëren.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de codes van de zendmasten waarmee een telefoon contact heeft gemaakt geen persoonsgegevens zijn waarin op grond van de Wbp inzage moet worden verstrekt. Persoonsgegevens in de zin van de Wbp zijn herleidbaar tot een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Een code die alleen tot een zendmast is te herleiden is dat niet. Ook het radioplan is geen persoonsgegeven in de zin van de Wbp, nu het een database betreft waarin slechts gegevens van de zendmasten van T-Mobile zijn opgenomen. Dit zijn gegevens die zijn te herleiden tot een zendmast, en niet tot een identificeerbare persoon.
4.8.
Slechts wanneer de code van de zendmast wordt gekoppeld aan het radioplan, kan de locatie van een natuurlijk persoon op een moment dat zijn mobiele telefoon contact maakt(e) met een zendmast, worden vastgesteld. Op dat moment zijn ook de Cell ID’s en het radioplan persoonsgegevens. Nu T-Mobile echter onbetwist heeft aangevoerd dat zij dit slechts doet op last van het bevoegd gezag en in ieder geval niet in haar normale bedrijfsvoering, zijn de Cell ID’s en het radioplan geen persoonsgegevens. Dit wordt niet anders nu [verzoeker] stelt dat hij, wanneer hij de beschikking krijgt over de Cell ID’s zelf de locatie van de zendmasten kan achterhalen, en zodoende zijn eigen locatiegegevens kan achterhalen. Die door hem achterhaalde locatiegegevens zijn immers geen gegevens die door T-Mobile worden verwerkt. Het verzoek om inzage in persoonsgegevens van artikel 35 Wbp is bedoeld om te controleren of persoonsgegevens correct worden verwerkt, niet om gegevens te verkrijgen en daar zelf persoonsgegevens van te maken.
4.9.
Nu T-Mobile aldus aan het verzoek van [verzoeker] heeft voldaan door het geven van inzage op de My T-Mobile website en zij met betrekking tot de overige gegevens niet gehouden is om inzage te geven, wordt het verzoek van [verzoeker] afgewezen.
4.10.
De rechtbank zal [verzoeker] veroordelen in de kosten van het geding, aan de zijde van T-Mobile tot op heden begroot op:
EUR 608,-- wegens griffierecht
EUR 904,-- wegens salaris (2 x EUR 452,--).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van T-Mobile tot op heden begroot op EUR 1.512,--.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Aalders, rechter, bijgestaan door mr. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2015. [1]

Voetnoten

1.*