In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van een abonnee, aangeduid als [verzoeker], om inzage in zijn persoonsgegevens die door T-Mobile Nederland B.V. worden verwerkt. De verzoeker had eerder verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens, inclusief verkeers- en locatiegegevens, op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). T-Mobile had echter aangegeven dat zij al een deel van de gegevens had verstrekt en dat de overige gegevens, zoals verkeersgegevens over een periode van een jaar, niet konden worden verstrekt zonder een onevenredige belasting van haar bedrijfsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat T-Mobile niet gehouden is om gegevens te verstrekken die zij in haar normale bedrijfsvoering niet creëert. De rechtbank oordeelde dat de Cell ID's, waarmee de mobiele telefoon van de verzoeker contact heeft gemaakt, geen persoonsgegevens zijn in de zin van de Wbp, omdat deze niet herleidbaar zijn tot een identificeerbare persoon. De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van T-Mobile, die zijn begroot op EUR 1.512,--.