8.4.1.Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat deze volledig kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] heeft de officier van justitie aangevoerd dat de volgende schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen:
Voorschot op immateriële schade € 5.000,00
Ziekenhuis- en revalidatie daggeldvergoeding € 84,00
Verlies eigen risico € 360,00
Zorgkosten (niet vergoed) € 2.500,00
Benzinekosten en parkeergeld € 75,00
Kleding € 112,00
Kosten zonder nut en overige kosten € 342,86
Verlies aan verdienvermogen, matigen tot € 1.000,00
Verzorging € 0,00
Huishoudelijke hulp € 0,00
Kosten van rechtsbijstand, matigen tot € 2.000,00
Voor wat betreft de onder 9. en 10. genoemde schadeposten is de officier van justitie van mening dat het niet passend is om deze posten in het strafproces te betrekken. De onder 8. en 11. genoemde kosten dienen als voornoemd naar redelijkheid te worden gematigd. Verder heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd, alsmede dat de wettelijke rente moet worden vergoed.
8.4.3.Het oordeel van de rechtbank
8.4.3.1. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 2] heeft zich als gevolg van het onder 2 bewezen geachte in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, te weten:
1. Eigen risico zorgverzekering € 170,06
2 . Reinigingskosten kleding € 25,00
3. Immateriële schade
€ 600,00
Totaal € 795,06
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij [persoon 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 795,06. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8.4.3.2. Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 1] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 1] heeft zich als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen geachte in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, te weten:
1. Voorschot op immateriële schade € 5.000,00
2. Ziekenhuis- en revalidatie daggeldvergoeding € 84,00
3. Verlies eigen risico € 360,00
4. Zorgkosten (niet vergoed) € 2.559,13
5. Benzinekosten en parkeergeld € 75,00
6. Kleding € 112,00
7. Kosten zonder nut en overige kosten € 342,86
8. Verlies aan verdienvermogen € 3.000,00
9. Verzorging € 750,00
10. Huishoudelijke hulp € 344,00
11. Kosten van rechtsbijstand € 4.545,97
12. Wettelijke rente
€ PM
Totaal € 16.830,10
Hij is ter terechtzitting verschenen met zijn raadsvrouw mr. I.D. Degenaar, advocaat te Amsterdam. De benadeelde partij en de raadsvrouw hebben de schade mondeling toegelicht.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
Door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd dat sprake is van medeschuld van de benadeelde partij. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat in het geval de benadeelde partij zich niet in de confrontatie had gemengd er hoogstwaarschijnlijk geen agressie vanuit verdachte jegens de benadeelde partij had plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging nu er, onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, geen enkele aanwijzing is dat sprake is van medeschuld.
1. Voorschot op immateriële schadeDe benadeelde partij heeft – als voorschot op de vergoeding van immateriële schade – een bedrag van € 5.000,00 gevorderd. De rechtbank verstaat dit aldus, dat de benadeelde partij zich ten aanzien van de immateriële schade voor een deel van zijn vordering heeft gevoegd in dit strafproces, onder voorbehoud van het recht om het andere deel bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken.
De verdediging heeft deze immateriële schade niet betwist. Gelet op de aard en de ernst van de lichamelijke gevolgen voor de benadeelde partij en rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,00 redelijk en billijk en kan de vordering dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
2. Ziekenhuis- en revalidatie daggeldvergoeding
De benadeelde partij heeft conform de “Richtlijn ziekenhuis daggeldvergoeding” van de letselschaderaad een bedrag van € 84,00 gevorderd. Anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft gesteld, vallen deze kosten naar het oordeel van de rechtbank niet onder de immateriële schade. Nu de verdediging de hoogte van het bedrag niet heeft betwist en aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij drie dagen is opgenomen en behandeld in het ziekenhuis en in verband daarmee (on)kosten heeft moeten maken kan de vordering tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
3. Verlies eigen risico
De verdediging heeft de schadepost verlies van eigen risico van € 360,00 niet betwist. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
4. Zorgkosten (niet vergoed)
De verdediging heeft aangevoerd dat de niet vergoede zorgkosten onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank deelt dit oordeel niet. De benadeelde partij heeft onbetwist gesteld kosten te hebben gemaakt aan medicatie, zoals paracetamol, ibuprofen, en aan een beker met inbouwrietjes (waarvan de aankoopbon is overgelegd) tot een bedrag van in totaal € 59,13. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. De toekomstige zorgkosten voor een orthodontistische behandeling worden door de orthodontist in een brief van 16 december 2014 toegelicht en geschat op een bedrag van € 2.500,00. De rechtbank acht deze schadepost genoegzaam onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat ook dat gedeelte van de vordering zal worden toegewezen.
5. Benzinekosten en parkeergeld
De verdediging heeft de schadepost benzinekosten en parkeergeld van € 75,00 niet betwist. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
6. Kleding
De verdediging heeft aangevoerd dat de schadepost kleding van € 112,00 onvoldoende is onderbouwd. Het feit dat het kostuum en het overhemd van de benadeelde partij door de bloeding van de kaakwond onbruikbaar is geworden is echter niet betwist. Dat de benadeelde partij van die kleding geen aankoopbonnen meer heeft, staat niet in de weg aan vergoeding van deze schade. De rechtbank begroot deze schade op € 100,00. Ten aanzien van de stomerijkosten van € 12,00 is een bon overgelegd, zodat ook die kosten voldoende zijn onderbouwd en voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Kosten zonder nut en overige kosten
De benadeelde partij heeft hulpmiddelen voor een bedrag van € 140,36 moeten aanschaffen, omdat hij vanwege de kaakfixatie alleen vloeibaar voedsel kon innemen. Verder moest de benadeelde partij een geplande marathon in Parijs afzeggen, nu hij zijn ticket van € 202,50 voor de Thalys al had gekocht. De verdediging heeft verzocht het bedrag voor de aangeschafte hulpmiddelen te matigen, nu de benadeelde partij de apparatuur kan behouden voor toekomstig gebruik. De rechtbank ziet daarin evenwel geen aanleiding de vergoeding te matigen. Zonder het strafbare feit had de benadeelde partij deze kosten immers niet hoeven maken.
8. Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij is twee maanden volledig arbeidsongeschikt geweest. Hij was begin november 2013 met een compagnon met een nieuw bedrijf van start gegaan en was verantwoordelijk voor de commerciële activiteiten. De benadeelde partij heeft zijn verlies aan verdienvermogen geschat op € 3.000,00 per maand en hoewel, onder verwijzing naar de schriftelijke toelichting van de benadeelde partij, de schade in werkelijkheid groter is, wordt deze - coulancehalve - begroot op een bedrag van € 3.000,00.
Met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er in dit geding onvoldoende informatie beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de benadeelde partij het genoemde bedrag aan schade heeft geleden doordat hij niet heeft kunnen werken. De benadeelde partij ontving immers geen salaris dat hij heeft misgelopen. De schade bestaat, aldus de benadeelde partij, uit de vertraging die de onderneming door zijn afwezigheid heeft opgelopen. Hoewel aannemelijk lijkt dat de onderneming van de benadeelde partij en zijn compagnon vertraging zal hebben opgelopen als gevolg van het incident, acht de rechtbank het binnen het kader van deze procedure te ingewikkeld om deze (mogelijke) schade te begroten. Dat betekent dat dit deel van de vordering wel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9 en 10. Verzorging en Huishoudelijke hulp
Met betrekking tot deze schadeposten heeft de verdediging aangevoerd dat deze kosten niet voldoende zijn onderbouwd. Ook de rechtbank is dat oordeel toegedaan. Zo is onvoldoende toegelicht welke verzorging de benadeelde partij nodig had en in hoeverre de vriendin van verdachte die verzorging mede op zich heeft genomen, hoe de verdeling van de huishoudelijke taken voor het bewezen geachte was en in hoeverre de benadeelde partij een aandeel had in de huishoudelijke taken. De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie dat het niet passend is om deze (nog) niet gemaakte kosten in het strafproces te betrekken en dat betekent dat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
11. Kosten van rechtsbijstandDe verdachte dient voorts te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank passeert het standpunt van de verdediging dat de benadeelde partij zich had kunnen laten bijstaan door Slachtofferhulp of zich op toevoegingsbasis had kunnen laten bijstaan door zijn advocaten, aangezien deze mogelijkheden niet afdoen aan de aansprakelijkheid van verdachte voor deze schadeposten.
Wat de gemaakte kosten van rechtsbijstand betreft heeft de benadeelde partij een bedrag van € 4.545,97 gevorderd. Ten aanzien van deze schadepost zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het geldende liquidatietarief II, zoals dat in civiele zaken na 1 november 2014 voor zaken met een geldswaarde tot € 20.000,00 wordt gehanteerd (één punt € 452,00). De kosten van de benadeelde partij aan rechtsbijstand worden gesteld op 3 punten van het liquidatietarief (één punt voor het opstellen van het schriftelijk stuk en twee punten voor het bijwonen van de zitting), zijnde € 1.356,00.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.