ECLI:NL:RBAMS:2015:1848

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
13-702936-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel voor zeer actieve veelpleger na eerdere juridische kaders zonder gedragsverandering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Suriname in 1969, die op 4 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon heeft geslagen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. A.H.J. Saes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft de mishandeling bekend, maar er zijn zorgen over zijn gedragsverandering, ondanks eerdere begeleiding en toezicht. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel gevorderd voor de duur van twee jaren, terwijl de verdediging pleit voor een taakstraf en behoud van begeleiding.

De rechtbank heeft verschillende rapportages en adviezen van reclassering en psychologen in overweging genomen. De verdachte heeft een geschiedenis van delictgedrag en is geregistreerd als een zeer actieve veelpleger. Ondanks eerdere begeleiding en een ISD-maatregel heeft hij geen gedragsverandering laten zien. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te beschermen en de maatschappij te beschermen tegen zijn delictgedrag. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van twee jaren, zonder in mindering te brengen de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/702936-14 en 13/701348-13 (TUL)
Datum uitspraak: 24 maart 2015 (Promis)
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H.J. Saes, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 04 oktober 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [persoon 1] tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 24 maart 2015.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer] van 4 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [verbalisant 1], inhoudende de verklaring van [persoon 1] (p. 01-02).
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer] van 4 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant (p. 07-08).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 4 oktober 2014 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [persoon 1] tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [persoon 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Indien de ISD-maatregel zal worden opgelegd dan kan de vordering na voorwaardelijke veroordeling (TUL) worden afgewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begeleid wil worden. Hij wil niet dat de ISD-maatregel wordt opgelegd, maar hij wil wel in een afkickkliniek worden opgenomen. De reclassering is van mening dat verdachte onvoldoende aan het toezicht heeft meegewerkt en heeft geadviseerd een ISD-maatregel op te leggen. Het is voor verdachte van belang dat er een stevig kader komt, dat zijn verslavingsproblematiek wordt aangepakt en dat hij niet meer in aanraking komt met politie en justitie. De maatschappij moet tegen verdachte beschermd worden en daarvoor is de ISD-maatregel noodzakelijk. Binnen de ISD-maatregel moet verdachte zo spoedig mogelijk in de gelegenheid worden gesteld af te kicken in een kliniek en als de ISD-maatregel goed verloopt, kan na één jaar worden getoetst of voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, onder verwijzing naar haar pleitnotities, geen ISD-maatregel of onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is sinds 2012 nauwelijks in aanraking gekomen met politie en justitie en kan feitelijk niet meer als een zeer actieve veelpleger worden aangemerkt in de zin van de Richtlijn voor Strafvordering bij meerjarige veelplegers. Verdachte is hard aan het werk om zijn leven op orde te krijgen. Hij is zwakbegaafd en de rapporteurs van het psychologisch onderzoek hebben een lichte of matige verstandelijke beperking geconstateerd. Verdachte woont zelfstandig en hij wordt sinds 2012 intensief begeleid door Thuiszorg De Versterking. Sinds 2013 staat hij onder behandeling bij het Forensisch Fact Team van de Oostvaarderskliniek en daarnaast sinds jaren onder toezicht van Tactus Reclassering. In het geval de ISD-maatregel wordt opgelegd dan verliest verdachte zijn zelfstandige woonplek, uitkering, structuur en begeleiding.
Op 26 februari 2015 is verdachte voor een afkickprogramma aangemeld bij de Brijder stichting, voor een korte klinisch opname in hun kliniek in Den Haag, nu de verslaving van verdachte het grootste probleem lijkt te zijn. Hij is nog in afwachting van een intake daar. Verdachte heeft de ten laste gelegde mishandeling gepleegd, omdat hij zijn medicijnen niet had ingenomen en een dag eerder cocaïne had gebruikt. Alleen Tactus Reclassering heeft geadviseerd de ISD-maatregel op te leggen. Dit wordt niet ondersteund door de overige begeleiders van verdachte en ook de rapporteurs van het psychologisch onderzoek hebben dit niet geadviseerd.
Volstaan kan worden met een taakstraf, eventueel gecombineerd met een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf met als voorwaarde dat verdachte zijn behandeling bij de Oostvaarderskliniek en begeleiding bij Stichting ‘Thuiszorg De Versterking’ kan behouden. Daaraan kan eventueel als voorwaarde een verplichting tot een korte klinische opname in een afkickkliniek, zoals Brijder, worden toegevoegd.
De vordering TUL kan worden toegewezen, maar in dat geval vervallen de bijzondere voorwaarden, namelijk de begeleiding bij Thuiszorg De Versterking, het toezicht van de Tactus Reclassering en de behandeling bij het Forensisch Fact Team van de Oostvaarderskliniek.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat omtrent de persoon van verdachte door verschillende instanties rapportages zijn opgemaakt en dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 6 oktober 2014 is geschorst. Hoewel verdachte zich op 6 oktober 2014 bij de rechter-commissaris bereid heeft verklaard de gestelde voorwaarden na te komen, is verdachte, zo blijkt uit een brief van forensisch psychiater W. de Boer van 21 oktober 2014, niet verschenen op een afspraak voor een ISD-trajectconsult bij het NIFP Midden-Nederland. Verdachte was op de hoogte van deze afspraak, maar hij wilde zijn medewerking hieraan niet verlenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van Tactus verslavingszorg van 5 december 2014 en 17 december 2014, opgemaakt door respectievelijk mevrouw P. Lambour en mevrouw M. Weemers. Deze rapportages houden onder meer het volgende in:
Verdachte staat door herhaaldelijk delictgedrag geregistreerd als een zeer actieve veelpleger. Hoewel verdachte het delict heeft bekend, neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag. Eerdere reclasseringstoezichten, waaronder het huidige toezicht in de zaak met parketnummer 13/701348-13, zijn negatief verlopen en verdachte heeft eerder een ISD-maatregel doorlopen. Ondanks de intensieve en outreachende begeleiding, van onder meer mevrouw W. Stoutenburg van de Stichting Thuiszorg De Versterking en het Forensisch Fact Team (ForFact) van de Oostvaarderkliniek, is er geen gedragsverandering opgetreden. Hij toont geen openheid en motivatie en heeft geen medewerking verleend aan een plaatsing in een RIBW, wat een van de bijzondere voorwaarden was binnen het reclasseringstoezicht. Het is zorgelijk dat verdachte niet heeft meegewerkt aan een medicatieverhoging en de overstap op een depot, zoals geadviseerd door het ForFact. Zowel het niet innemen van zijn medicatie, alsmede basecocaïne-, alcohol- en cannabisgebruik kan psychotische belevingen tot gevolg hebben. Vanwege deze houding kunnen de reclassering en ForFact geen goed beeld krijgen van verdachte. De Tactus Reclassering en ForFact achten, anders dan mevrouw E. Stoutenburg van de Thuiszorg, voortzetting van het traject niet zinvol. De zeer hoge kans op delictgedrag, de maatschappelijke overlast die verdachte met zijn gedrag teweegbrengt, de ernstige aanwezige problematiek op vrijwel alle levensgebieden en afwezige responsiviteit en ontvankelijkheid voor begeleiding, wijzen op de noodzakelijkheid en wenselijkheid van een ISD-maatregel. Er is geen andere optie dan het opleggen van deze zwaarste stok achter de deur, omdat de (lichtere) juridische kaders geen gedragsverandering hebben meegebracht. Het opleggen van een ISD-maatregel biedt mogelijkheden om langdurig en intensief de problematiek van verdachte in fases aan te pakken. In de stabilisatiefase (eerste fase) wordt verdachte behandeld in een forensische verslavingskliniek en tijdens de behandelfase (tweede fase) wordt verdachte zonodig overgeplaatst naar een gespecialiseerde verslavingskliniek. De invulling van de nazorgfase (derde fase) zal tijdens de behandelfase moeten worden uitgezet.
De rechtbank heeft tenslotte kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van 1 februari 2015, opgemaakt door GZ-psycholoog i.o. O. Stam, onder supervisie van GZ-psycholoog J.M. Oudejans. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis onder invloed van cocaïne. Er is sprake van cocaïnemisbruik en cannabis-afhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een lichte tot matige verstandelijke beperking. Ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, cannabisafhankelijkheid en misbruik van cocaïne. Door de tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte is het niet mogelijk gebleken objectief vast te stellen of, en zo ja op welke wijze en in welke mate, er sprake was van doorwerking van verdachtes meervoudige problematiek in het ten laste gelegde. Onzekerheid bestaat rondom het al dan niet innemen van zijn antipsychotische medicatie, het al dan niet gebruiken van cocaïne en/of alcohol en/of cannabis, de mate van gebruik, het al dan niet verkeren in een angstige (rand)psychotische staat of in een mogelijk door middelen geïnduceerde agressief-ontremde staat en het al dan niet horen van akoestische hallucinaties. Omdat de toerekeningsvatbaarheid niet kan worden beoordeeld, is het vanuit gedragskundig perspectief ook niet mogelijk het recidive-risico te beoordelen. Er zijn geen gronden om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Vanuit zorgoogpunt zou een zekere intensivering van de huidige begeleiding overwogen kunnen worden.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van voornoemde rapporten en neemt het advies van de Tactus Reclassering over.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijft heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 18 februari 2015 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 4 oktober 2014 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage van de reclassering, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en de bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de maatregel voor de termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van verdachte dat hij het niet eens is met het advies van Tactus Reclassering. Verdachte heeft geen goede ervaringen met een eerder ondergane ISD-maatregel. Hij is echter wel bereid om zich meer te laten begeleiden en naar een afkickkliniek te gaan. De rechtbank heeft bij haar beslissing laten meewegen dat verdachte kort voor het bewezen geachte (4 oktober 2014) is veroordeeld door deze rechtbank op 1 oktober 2014. Verdachte was een gewaarschuwd mens, liep nog in een proeftijd en dat heeft hem, ondanks alle begeleiding en toezicht, er niet van kunnen weerhouden uit handen van justitie te blijven. De rechtbank sluit niet uit dat de sterkere kanten van verdachte beter tot zijn recht komen als hij via een inrichting voor stelselmatige daders in een verslavingskliniek is geplaatst. Gedurende deze fase staat verdachte niet bloot aan de verleidingen die kunnen leiden tot middelengebruik en verdachte kan hier lang genoeg verblijven om goed ingesteld te worden op medicatie. Deze gunstige omstandigheden zouden kunnen leiden tot een toename van het probleembesef waardoor verdachte mogelijk wel openstaat voor het beschikbare hulpaanbod en de mogelijkheden die de ISD-maatregel in de vernieuwde opzet kunnen bieden.
De rechtbank ziet alles overwegende aanleiding om na negen maanden de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te beoordelen.
7.4.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingBij de stukken bevindt zich de op 14 oktober 2014 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/701348-13, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
10 oktober 2013 van de meervoudige kamer in deze rechtbank, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot 60 uur taakstraf, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met bevel dat van deze straf een deel, groot 20 uren, subsidiair 10 vervangende dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, welke proeftijd bij vonnis van 1 oktober 2014 van de meervoudige kamer in deze rechtbank met één jaar is verlengd.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de kennisgeving als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde is betekend.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Nu de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte zal opleggen, is er geen aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk taakstraf te gelasten. De rechtbank zal de vordering TUL daarom afwijzen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
9 maandenna het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voor deze voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 10 oktober 2013 in de zaak met parketnummer 13/701348-13.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en R.H. Mulderije, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2015.
De jongste rechter is buiten staat
mede te ondertekenen