In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Duwo en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Duwo vorderde de beëindiging van de huurovereenkomst voor een studentenwoning op Uilenstede, omdat zij het gehuurde dringend nodig had voor eigen gebruik. De kantonrechter oordeelde dat de huurder onvoldoende had weersproken dat Duwo de woning nodig had voor de huisvesting van studenten, wat in Amsterdam een dringende behoefte is. De huurder had geen overtuigende argumenten aangedragen dat er geen passende vervangende huisvesting beschikbaar was. De kantonrechter stelde vast dat het belang van Duwo om te voorzien in studentenhuisvesting zwaarder woog dan het belang van de huurder om in de woning te blijven. De huurovereenkomst werd beëindigd per 1 september 2015, en de huurder werd veroordeeld tot betaling van proceskosten. Daarnaast werd Duwo veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de verhuiskosten van de huurder, vastgesteld op € 2.000,00. De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 7:274 BW, dat verhuurders in staat stelt om een beroep te doen op dringend eigen gebruik, ook als de huurovereenkomst voor de invoering van deze bepaling is aangegaan.