ECLI:NL:RBAMS:2015:1729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
C-13-513883 - HA ZA 12-402
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschillen over schade aan pompen in ontziltingsproject

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en andere verzekeraars (hierna: Delta Lloyd c.s.) over de dekking van schade aan pompen die zijn gebruikt in een ontziltingsproject in Australië. Eiseres had een verzekeringsovereenkomst afgesloten met Delta Lloyd c.s. en vorderde schadevergoeding voor corrosie aan de pompen die tijdens de uitvoering van het project was ontstaan. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij de verschillende schades (schade 1, 2 en 3) zijn besproken, evenals de relevante polisvoorwaarden en de omstandigheden waaronder de schade is ontstaan.

De rechtbank oordeelde dat de schade aan de slijtringen van de pompen (schade 1) niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat eiseres niet tijdig had gemeld en de onderdelen niet had bewaard voor inspectie, waardoor Delta Lloyd c.s. in haar belangen was geschaad. Voor schade 2, die betrekking had op corrosie aan de pomphuizen en waaiers, kon eiseres niet aantonen dat deze schade onder de dekking van de verzekering viel, omdat de oorzaak niet eenduidig was vastgesteld. Ook voor schade 3, die betrekking had op de lagers van de pompen, kon eiseres niet bewijzen dat deze schade binnen de verzekerde onderhoudstermijn was geconstateerd.

Daarnaast werd er een beroep gedaan op de secundaire dekking, waarbij Delta Lloyd c.s. stelde dat er een andere verzekering bestond die de schade dekte. De rechtbank oordeelde dat er geen definitieve afwijzing van dekking onder de Australische verzekeringsovereenkomst was, waardoor Delta Lloyd c.s. geen dekking hoefde te verlenen. Uiteindelijk werden de vorderingen van eiseres afgewezen en werd zij in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/513883 / HA ZA 12-402
Vonnis van 25 maart 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle,
tegen
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Delta Lloyd c.s. worden genoemd. Indien afzonderlijk bedoeld zullen gedaagden bij naam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 maart 2012 van [eiseres],
  • de akte overlegging producties van 4 april 2012 van [eiseres], met producties,
  • de conclusie van antwoord van 3 oktober 2012, met productie,
  • het tussenvonnis 17 oktober 2012 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 december 2012 en de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van repliek van 27 maart 2013, met producties,
  • de conclusie van dupliek van 17 juli 2013, met producties,
  • de akte uitlating producties van 28 augustus 2013 van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De bedrijfsactiviteiten van [eiseres] zien (onder meer) op het ontwikkelen, construeren en installeren van – al dan niet klantspecifieke – pompen en pompsystemen, waaronder ontziltingsinstallaties.
2.2.
[eiseres] heeft een doorlopende transport- / montageverzekeringsovereenkomst (de verzekeringsovereenkomst) gesloten met Delta Lloyd c.s. Op deze verzekeringsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Voor Doorlopende Transport Montage Verzekering TM 2006 (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing.
2.3.
In de verzekeringsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)
Verzekerde zaakhet fabriceren, leveren, installeren, assembleren, aanleggen, vernieuwen, uitbreiden, monteren, demonteren, repareren, reviseren, werk gebonden transporten, testen/beproeven, in bedrijfstellen van complete inrichtingen, alsmede van componenten voor vloeistoffiltratie, pompen, tanks, kleppen, vaten, separatoren, verpakkingsunits, warmtewisselaars, installaties, componenten, onderdelen etc. incl. alle aan- en toebehoren in de ruimste zin van het woord, niets uitgezonderd e.e.a. ten behoeve van de waterzuiveringsprojecten (…)
Termijnenmaximale bouwtermijn 24 maanden
maximale onderhoudstermijn 12 maanden
Eigen risico(…) € 12.500,00 per gebeurtenis
(…)
Onderhoudstermijn zonder (eind)montage
Bij verzekerde werken zonder (eind)montage geldt in afwijking van artikel 5.7 en 5.8 de volgende regeling:
De verzekerde onderhoudstermijn gaat in na levering van de verzekerde zaken, echter deze termijn is gemaximeerd tot hetgeen contractueel is overeengekomen tussen verzekeringnemer en opdrachtgever doch eindigt in ieder geval:
- 18 maanden na levering af fabriek,
- of 12 maanden na in gebruikname,
welke moment eerst komt.
(…)”
2.4.
In de polisvoorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“(…)
1.5.
Verzekerd werk:
deze verzekering geeft automatisch dekking voor alle werken, zoals omschreven op het polisblad, waarmee op of na de op het polisblad vermelde ingangsdatum wordt begonnen. Tevens zijn meeverzekerd werken welke zijn aangevangen vóór de ingangsdatum van deze verzekering, alsmede schade direct of indirect daarmede verband houdende voor zover de schaden zich hebben geopenbaard of zijn geconstateerd na ingangsdatum van deze verzekering. Voor elk afzonderlijk werk geldt de op het polisblad genoemde maximale montage- en onderhoudstermijn.
(…)
Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld, omvat het in deze polis omschreven werk:
a. de te monteren zaken, in aanbouw en/of gereed (…)
2.1.
Verzekerde is verplicht:
2.1.1
verzekeraars zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, kennis te geven van elke geconstateerde schade, van elke gebeurtenis die tot schadevergoeding aanleiding kan geven en van elke tegen hem ingestelde vordering;
(…)
2.1.8
alle beschadigde delen voor inspectie c.q. expertise te bewaren, tenzij dit zal leiden tot vergroting van de eventueel te vergoeden schade.
(…)
2.3.
Redelijkheid:
het niet nakomen van verplichtingen als genoemd in de art. 2.1.1 t/m 2.1.8 en 4. leidt tot verlies van het recht op schadevergoeding, indien Verzekeraars daardoor in een redelijk belang zijn geschaad, behalve voor zover de betrokken verzekerde aannemelijk maakt, dat het niet nakomen van deze verplichtingen hem in redelijkheid niet kan worden verweten.
(…)
2.5.1.
Schadevaststelling:
de schade wordt vastgesteld óf in onderling overleg óf door één gezamenlijk te benoemen expert óf door twee experts, waarvan verzekeringnemer en verzekeraars er ieder één voor eigen rekening aanwijzen. (…)
5.2.
Verzekeringstermijn per werk:
per werk (…) omvat de verzekeringstermijn de montagetermijn en, indien meeverzekerd, de onderhoudstermijn.
5.3.
Verzekerde montagetermijn:
de verzekerde montagetermijn vangt aan zodra met de uitvoering van het werk wordt begonnen of – indien daaraan voorafgaand – zodra het voor het werk bestemde materiaal op het montageterrein aankomt.
De verzekerde montagetermijn eindigt na het verstrijken van de op het polisblad vermelde maximum aantal maanden, of eindigt zoveel eerder als het werk:
- of overeenkomstig de bepalingen van het bestek opgeleverd is;
- of geheel voltooid is (na voltooiing van het werk blijft de dekking uiterlijk nog 7 dagen van kracht, waarna geacht wordt dat de oplevering heeft plaatsgevonden);
- of geheel door, namens of met toestemming van de opdrachtgever in gebruik genomen is.
(…)
5.7.
Verzekerde onderhoudstermijnde verzekerde onderhoudstermijn vangt aan, na het einde van de montagetermijn zoals omschreven in art. 5.3. t/m 5.6. (…)

11.Secundaire dekking

Indien krachtens bestek, contract en/of aannemingsovereenkomst een ander dan verzekeringnemer verplicht is zorg te dragen voor verzekering van het werk, dan wel indien een ander op zich heeft genomen voor de verzekering van een werk te zullen zorgdragen is van deze verzekering is uitgesloten schade, welke is gedekt op deze elders gesloten verzekering, of welke op deze elders gesloten verzekering gedekt zou zijn indien onderhavige verzekering niet zou bestaan.
Verschillen in eigen risico tussen de elders lopende verzekering(en) en de onderhavige zullen evenwel worden vergoed.
Indien blijkt dat aan deze verplichting tot verzekering niet is voldaan of indien de elders gedekte schade niet is betaald binnen een periode van 6 maanden nadat alle schade- informatie aan betreffende Verzekeraars is overhandigd, heeft verzekerde het recht Verzekeraars van onderhavige verzekering te verzoeken de schade onder cessie als renteloos voorschot te betalen, mits de schade onder de onderhavige verzekering gedekt zou zijn geweest als deze clausule niet aan de polis zou zijn toegevoegd.
(…)
14.1.
Schade:
onder schade wordt verstaan beschadiging, vernietiging en verdwijning van het werk of delen daarvan waaronder begrepen beschadiging en vernietiging door eigen gebrek, constructiefouten, fouten in het ontwerp, ondeugdelijke materialen en onvoldoende deskundigheid met volledige terzijdestelling van art. 7:951 B.W.
14.2.
Beschadiging:
onder beschadiging wordt verstaan een fysieke aantasting, die zich manifesteert in een blijvende verandering van vorm of structuur (…)
15.2.
Dekking:
op het montageterrein geeft deze verzekering dekking voor schade, waarvan de oorzaak ligt en welke ontstaan is tijdens de montagetermijn. Deze verzekering dekt mede schade die tijdens de montagetermijn is ontstaan en waarvan de oorzaak ligt vóór de aanvang van de montagetermijn. Verzekeraars zijn niet tot schadevergoeding gehouden, indien zij bewijzen, dat de schade zowel veroorzaakt is, als ontstaan, dan wel begonnen is te ontstaan vóór aanvang van de montagetermijn, doch zich eerst tijdens de montagetermijn openbaarde of werd verergerd.
(…)
15.3
Dekking tijdens de onderhoudstermijn:
verzekerd is schade aan het werk, geconstateerd in de verzekerde onderhoudstermijn, mits verzekerde voor een dergelijke schade aansprakelijk is en:
- ontstaan als gevolg van een oorzaak liggende vóór aanvang van deze termijn of;
- ontstaan als gevolg van het verrichten van onderhoudswerkzaamheden uit hoofde van de verplichtingen volgens de bepalingen van het bestek of aannemingsovereenkomst.
(…)

18.AANVULLENDE UITSLUITINGENUitgesloten zijn:

18.1
kosten verbonden aan het opheffen van tekortkomingen alsmede het verbeteren van gebreken, fouten en ondeugdelijkheden;
18.2
meerkosten voortvloeiende uit het gebruiken en/of toepassen van materialen van een andere soort of kwaliteit dan de beschadigde materialen;
(…)
18.4 bedrijfsschade, alsmede kosten gemaakt ter voorkoming van bedrijfsschade (…)
18.8
schade ten gevolgen van normale slijtage, corrosie, oxidatie of andere geleidelijke achteruitgang. (…)”
2.5.
In 2007 is aangevangen met een project strekkende tot de bouw van een ontziltingsinstallatie in Australië waarmee het drinkwater voor de stad Sydney zou worden geproduceerd, het “[naam project]” (hierna: het project). De hoofdaannemer van dit project was [naam aannemer], een joint venture van de bedrijven [naam bedrijf 1]. (hierna: [naam bedrijf 1]) en [naam bedrijf 2]. (hierna: [naam bedrijf 2]).
2.6.
[naam bedrijf 2] heeft een deel van de werkzaamheden uitbesteed aan OTV SA (hierna: OTV). Tussen [eiseres] en OTV is een overeenkomst (in de kop aangeduid als “Purchase Contract”) tot stand gekomen. Deze overeenkomst is gedateerd op 29 november 2007. In deze overeenkomst is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
OTV SA, (hereinafter referred to as the
“Buyer”) (…)
AND
[eiseres](hereinafter referred to as the
“Seller”(…)
(…)
1.1
The Seller shall, with due care and diligence, design, fabricate, test, and deliver the Equipment and remedy any Defects therein (…).
1.2 (…)
(…) the Seller shall also install the equipment or part of the equipment and, or supervise the installation works, commission the Equipment on site and, or assist the Buyer in the commissioning of the Equipment.
(…)
3.5
As specifically requested (…) or as necessary to guarantee the performance and
compliance with the conditions of this clause, the Seller shall, prior to delivery,
a. Perform all tests, inspections, and adjustments (…)
3.6
As a condition precedent to the issuance of a Completion Notice (…) the Equipment
shall also be tested on site (“the Commissioning”)
(…)
8.6
The Purchase Contract shall not be considered as complete until the Seller receives the Final Acceptance Certificate (…). Only the Final Acceptance Certificate under the Purchase Contract shall be deemed to constitute approval of the Purchase contract Works.
(…)
SCHEDULE 10 – INSURANCES(…)
2.(…)
a) Contractor’s All Risks for Works on Site
The Buyer shall insure in the joint names of the Client/Owner, the Buyer and the Seller, the Plant Works, together with materials and Plant for incorporation therein, including the Equipment purchased under this Purchase Contract from the time the equipment has been delivered to the site or to the specified storage area.
(…)”
2.7.
Door (onder meer) [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] is een verzekeringsovereenkomst gesloten in verband met de uitvoering van het project (hierna: de Australische verzekeringsovereenkomst). In die overeenkomst is voor zover hier van belang opgenomen:

INSURED:(….) [naam bedrijf 1] (…) and/or (…) [naam bedrijf 2] (…) and/or related entities and/or all contractors and/or sub-contractors (…)
CONSTRUCTION OPERATION:
All work of every kind (…) undertaken by the
Insuredrelating to (…)
the Sydney Water 250 mega litres a day Desalination Plant(…)”
INSURING CLAUSES
(…)
CONTRACT WORKSThis
Section, subject to
Restrictions,
Exclusions(…) is to insure against all risks of physical loss of or damage to
Property Insuredowned by the
Insuredor for which the
Insuredmay be responsible (….) used or to be used in part of or incidental to the
Construction Operations(…).”
2.8.
Medio 2008 heeft [eiseres] de betreffende pompen gefabriceerd (dan wel laten fabriceren). [eiseres] heeft de pompen op locatie getest, waarna de pompen naar Sydney zijn verscheept. De verscheping naar Sydney heeft plaatsgevonden in de periode van oktober 2008 tot en met 21 december 2008.
2.9.
Op 19 mei 2009 heeft [eiseres] AMTR, een servicebedrijf in Sydney, verzocht om de pompen in werking te stellen in verband met een proefdraai. Op 1 juni 2009 zijn door AMTR drie van de tien pompen in werking gesteld. Kort nadien bleek dat sprake was van corrosie aan de slijtringen van de pompen (hierna: schade 1). [eiseres] heeft vervolgens besloten om de slijtringen van alle pompen te vervangen. Deze zijn op 17 september 2009 verzonden.
2.10.
Bij het vervangen van de slijtringen is gebleken dat ook de pomphuizen en waaiers door corrosie waren aangetast (hierna: schade 2). OTV heeft [eiseres] op 25 november 2009 hiervan op de hoogte gesteld. [eiseres] heeft de pompen hierop in eerste instantie laten beitsen en passiveren. Uiteindelijk zijn van tien pompen de pomphuizen en waaiers vervangen.
2.11.
In februari 2010 is naar voren gekomen dat de geïnstalleerde pompen onderhevig waren aan hogere vibraties dan op grond van hetgeen tussen [eiseres] en OTV was overeengekomen was toegestaan. Medio 2010 wordt vastgesteld dat voortgezet gebruik tot schade aan de lagers zou kunnen leiden. In augustus september 2011 is [eiseres] overgegaan tot vervanging van de lagers van deze pompen (hierna: schade 3).
2.12.
Door [eiseres] is een (ongedateerd) gespreksverslag opgesteld van een gesprek dat zij op 8 april 2010 met [naam 1] heeft gehad over de ontstane problemen aan de pompen. In dat gespreksverslag is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen ten aanzien van schade 1 en 2:
“(…)
1)(…) Het eerste belangrijke punt wat genoemd wordt is de materiaal keuze. Naar haar [[naam 1], rb] zeggen is het gekozen materiaal niet voldoende corrosie vast bij de toepassing in deze zeewater condities in combinatie met Chlorine injectie en overwegend stilstaand water. (…)
2)(…) Het gietwerk zoals het besteld wordt moet aan bepaalde eisen/criteria voldoen. (…)
3)(…) Bij het bewerken van Duplex(RVS in het algemeen)is het belangrijk dat er daarvoor bestemd gereedschap gebruikt wordt. (…) Wenselijk zou zijn om de koolstofstalen onderdelen en Duplex(RVS) onderdelen volledig seperaat te behandelen binnen een bedrijf.
(…)
4)(…) Verschillende pomphuizen lieten bij de opening bij de klant een oppervlakkige lichtbruine poedervormige laag zien. Naar alle waarschijnlijk zijn het restanten opgedroogd proefstandwater wat na het testen niet of niet voldoende is gespoeld. Ook deze besmetting kan wanneer de pomp ingebruikgenomen wordt weer leiden tot spleetcorrosie/pitting. (…)
5) Te laat met chloreren begonnen.(…)
6) Over dosering van hoeveelheid chlorine.
(…) Hoeveelheden van 3 tot 5 ppm zijn dan dus ook veel te hoog te noemen en zullen het materiaal gevoelig maken voor spleetcorrosie.
(…)
7)(…) Verschillende pomphuizen lieten bij de opening bij de klant een oppervlakkige lichtbruine laag zien wat waarschijnlijk veroorzaakt is door zwevende ijzerdeeltjes welke al bij [eiseres] in de werkplaats/opslag op de pomphuizen terrecht gekomen zijn. Deze verontreiniging vergroot de kans dat vanhieruit spleetcorrosie kan ontstaan (…).
8) Vervuiling oppervlakken van de gietstukken door vervuild testwater
9)(…) Uiteindelijk is gebleken dat de onderdelen niet zijn gebeitst/gepassiveerd. (…)
10) Overbeitsing van de pomponderdelen.
11) Verzenden/verpakken. (…) Er moet voor zorg gedragen worden dat de onderdelen niet beschdigd geraken tijdens transport. (…)”
2.13.
[naam aannemer] heeft het bedrijf Sinclair X-Ray Inspection Services Pty Ltd (hierna: Sinclair) opdracht gegeven onderzoek te doen ten aanzien van de corrosie (schades 1 en 2). Daarbij is door Sinclair onderzoek gedaan naar het gebruikte materiaal en de mate van corrosie zoals die was opgetreden. Sinclair heeft haar conclusies in een rapport van 16 december 2009 neergelegd.
2.14.
Bij brief van 7 oktober 2010 heeft [eiseres] schade 1 en schade 2 gemeld bij Delta Lloyd c.s. Delta Lloyd c.s. heeft naar aanleiding daarvan onderzoek laten verrichten door [naam bedrijf 3](hierna: [naam bedrijf 3]). In het rapport van [naam bedrijf 3] van 12 januari 2011 (hierna: rapport I) is – voor zover hier van belang – opgenomen:

OORZAAKEr spelen twee afzonderlijke corrosieproblemen. Het eerste probleem met de pompen betreft de corrosie van de slijtringen [schade 1, rb]. (…) Wij zijn niet in de gelegenheid gesteld om zelf onderzoek te doen naar de oorzaak van de corrosie. Evenmin beschikken wij over rapportages waaruit de oorzaak van de corrosie blijkt. Aan de hand van haar eigen bevindingen heeft [eiseres] echter de conclusie getrokken dat sprake is geweest van een galvanische corrosie (…) Vanwege het ontbreken van concrete onderzoeksresultaten kunnen wij u ten aanzien van de oorzaak van de geconstateerde corrosie verder geen informatie verstrekken.
(…)
Wat betreft het tweede corrosieprobleem met de pompen [schade 2, rb] (…)
In de technische specificatie van [naam aannemer] staat vermeld dat de PREN minimaal 38 dient te zijn. Vanuit de literatuur is bekend dat roestvaststaal met een PREN van (minimaal) 40, geschikt is voor blootstelling aan zeewater. (…) Het door [naam aannemer] gespecificeerde materiaal voor de pomphuizen en impellers lijkt daarmee niet helemaal geschikt te zijn voor de toepassing (…)
Het bedrijf Sinclair heeft van een van de pomphuizen een materiaalmonster genomen. (…) Op basis van de chemische samenstelling van de materialen blijkt de PREN (…) uit te komen op resp. 37,748 en 37,514. Deze waardes liggen (iets) lager dan de vereiste PREN van 38, en (veel) lager dan de PREN van 40 die (…) meer voor de hand zou liggen.
Er is nog een aantal andere factoren die een rol kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van de corrosie. Er is van roestvaststaal bekend dat het niet goed bestand is tegen chloride. (…) Als gevolg van de dosering met chloor (…) kan de spleet- en putcorrosie tevens zijn ontstaan of versneld. (…)
Uit het onderzoek van Sinclair komt tevens naar voren dat zij op de impeller [waaier, rb] en het pomphuis (…) ijzerdeeltjes heeft aangetroffen. ”
2.15.
Op 18 januari 2011 heeft OTV een ‘completion notice’ ondertekend met betrekking tot de werkzaamheden die [eiseres] in het kader van het project heeft uitgevoerd. In dit stuk is als ‘date of completion’ opgenomen 31 mei 2009.
2.16.
Bij brief van 25 januari 2011 heeft Delta Lloyd c.s. aan [eiseres] geschreven:
“Wij hebben Rapport I ontvangen van de expert en kunnen aan de hand van de daarin opgenomen informatie meedelen dat er geen dekking is (…) omdat de schade bestaat uit corrosie.
Corrosie is op de polis uitgesloten, zie hiervoor art. 18.8 (…)
Verder zou er voor het project door OTV een CAR verzekering zijn afgesloten en die verzekering gaat voor, aangezien de polis van [(..)] / [eiseres] een harde secundairstelling kent (art. 11).
(…)
Ook lijkt het op grond van de ontvangen informatie dat de maximale bouwtermijn is overschreden, waardoor ook mogelijk sprake kan zijn van het verval van de onderhoudstermijn. (…)”
2.17.
Op 25 februari 2011 heeft [eiseres] de schade tevens gemeld bij [naam 2], de gevolmachtigde van de verzekeraars onder de Australische verzekeringsovereenkomst. Bij brief van 4 april 2012 is namens deze verzekeraars aan [eiseres] geschreven:
“(…) we retained the services of a consulting metallurgist to inspect the pumps which were damaged by corrosion. (…) The contract works policy excludes:

1.4 normal wear, tear or gradual deterioration (including but not limited to mould fungi oxidation or rusting) (…)”
On the information we have to date, it would appear that the exclusion will apply to the loss in full. Before providing a definitive denial, however, insurers welcome any comments you or your client have in relation to this issue (…)”
2.18.
Op 5 december 2012 is door [naam bedrijf 3] een tweede rapport (hierna: rapport II) opgesteld, naar aanleiding van door haar ontvangen nieuwe informatie. Hierin is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…) Naar aanleiding van de onderhavige problematiek [ten aanzien van schade 2, rb] hebben wij een expert van Cerno Ltd. (…) verzocht een inspectie ter plaatse uit te voeren. (…) Ten aanzien van de corrosieoorzaak noemt Cerno in haar rapport eveneens de mogelijkheid van microbiological-induced corrosion. (…) Opmerkelijk is daarbij dat het water dat wordt gebruikt (…) wordt ingenomen ongeveer 2,5 km oostelijk (…) van de waterzuiveringsinstallatie Cronulla (…) Het ligt voor de hand te veronderstellen dat dit water (…) biologisch actief is. (…) Ook noemt Cerno in haar rapport het gebruik van de chlorering om de bio-organische groei tegen te gaan als mogelijke oorzaak. (…)”
2.19.
ATMR heeft, voor zover van belang, op 18 december 2012 naar [eiseres] geschreven:
“(…)
During commissioning of the first backwash pumps (…) what appeared to be the galvanic corrosion process of the copper nickel wear rings was discovered (…). As all the systems were already filled up with water, it was most likely that all pump wear rings of copper nickel were suffering the same kind of galvanic corrosion. (…)”
2.20.
[naam bedrijf 3] heeft op 10 juli 2013, naar aanleiding van door [eiseres] aan haar verstrekte nieuwe informatie, een derde rapport opgesteld (hierna: rapport III). In dat rapport is – voor zover hier van belang – opgenomen:
“[over schade I, rb] (…) blijkt [dat] in juni 2009 drie pompen van het type HMF in bedrijf zijn gesteld en dat tijdens het proefdraaien in deze periode sprake bleek te zijn van corrosie aan de slijtringen van de pompen. Er is echter geen correspondentie meer over de eerste schademelding en evenmin is vastgelegd op welk moment welke pompen voor het eerst aan het zeewater blootgesteld zijn geweest. Aan de hand van eigen bevindingen concludeert [eiseres] echter dat sprake moet zijn geweest van een galvanische corrosie (…). Wanneer de pompen niet aan zeewater worden blootgesteld krijgt deze vorm van corrosie niet de kans om zich te ontwikkelen. Omdat onbekend is wanneer welke pomp voor het eerst aan het zeewater werd blootgesteld en evenmin uit het dossier blijkt wanneer men zich precies realiseerde dat de aangetroffen corrosie het gevolg was van een galvanisch proces, hebben wij niet kunnen beoordelen in hoeverre corrosie van slijtringen voorkomen had kunnen worden door de pompen pas na vervanging van de slijtringen door kunststof exemplaren aan het zeewater bloot te stellen (…)
Mochten wij tijdig (na constatering van de eerste corrosie) bij de zaak betrokken zijn geraakt dan zouden wij derhalve hebben geadviseerd om de ander pompen niet (meer) aan zeewater bloot te stellen. Daarmee zou corrosie van de andere slijtringen zijn voorkomen. De pompen die wel al aan het zeewater waren blootgesteld maar waar het galvanisch proces nog niet tot beschadiging van de slijtringen had geleid zouden met leidingwater kunnen worden gespoeld en gedroogd. Ook bij die pompen zou na een dergelijke behandeling (…) geen galvanische corrosie meer hebben kunnen optreden.
(…)
[over schade 2, rb] Uit de verslaglegging die wij van [eiseres] hebben ontvangen wordt in de beginfase echter gesproken over staining, verkleuringen van het materiaaloppervlak. Pas na/tijdens de shock cholorinations wordt in de correspondentie gesproken over pitting (…)
Een egale verkleuring van het oppervlak van het materiaal door corrosieproducten c.q. de staining, is goed te verwijderen of te repareren middels beitsen en passiveren. Met deze behandeling van het materiaaloppervlak heeft het eerste herstel plaatsgevonden. (…)
Na/tijdens het beitsen en passiveren van de pomphuizen is kennelijk ook putcorrosie ontdekt. Deze vorm van corrosie deed zich voor, na/tijdens een periode van
shock chlorinationswaarvan vaststaat dat het putcorrosie bevordert. Het is ons niet bekend wat precies het doel is geweest van de shock chlorinations maar het zou kunnen dat men daarmee heeft getracht aangroei te verwijderen. In ieder geval betreft het toedienen van de shock chlorinations een bedrijfsmatige handeling die buiten de invloedssfeer lag van [eiseres] (…). Putcorrosie is veel moeilijker te herstellen en te stoppen dat de aanvankelijk geconstateerde egale corrosievorm. (…) Het bij voortduring blootstellen aan de shock cholorinations heeft bij de pompen van het type HMF kennelijk tot een verdere uitbreiding/verdieping van de putcorrosie geleid waardoor uiteindelijk de mate van corrosie dermate ernstige vormen heeft aangenomen, dat tot algehele vervanging van een aantal van de pomphuizen en impellers moest worden overgegaan (…). Mochten wij tijdig, dus na eerste constatering van de corrosie, bij de zaak betrokken zijn geraakt zouden wij hebben geadviseerd om de pompen niet (meer) aan zeewater bloot te stellen en in afwachting van de resultaten van gedegen onderzoek naar de oorzaak van de corrosie, voorlopig buiten bedrijf te stellen.
(…)
[over schade 3, rb] Omdat de lagers niet bewaard zijn gebleven hebben wij niet kunnen verifiëren wat de schade aan de lagers is geweest en welke oorzaak hieraan ten grondslag heeft gelegen. (…). Dat de trillingswaarden onacceptabel hoog zijn geweest blijkt onder andere uit een door ons ontvangen trillingsanalyse (…). Het stoppen van de motoren waardoor de trillingen zich niet meer voordoen zou schade aan de lagers simpelweg hebben kunnen voorkomen. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – voor recht te verklaren dat de schade aan de pompen bij de door [eiseres] uitgevoerde projecten voor OTV onder de bij Delta Lloyd c.s. onder polisnummer [(..)] gesloten polis is gedekt en dat deze door Delta Lloyd c.s. dient te worden uitgekeerd, ieder van Delta Lloyd c.s. voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend, zulks met veroordeling van Delta Lloyd c.s. in de kosten.
3.2.
[eiseres] legt – kort gezegd – aan haar vordering ten grondslag dat zowel schade 1, schade 2 als schade 3 door Delta Lloyd c.s. vergoed dient te worden, aangezien er sprake is van een beschadiging van een verzekerde zaak in de zin van de verzekeringspolis.
3.3.
Delta Lloyd c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzekerde termijn

4.1.
Tussen partijen is allereerst in geschil of de verschillende schades in de verzekerde termijn zijn ontstaan en geconstateerd en, zo ja, of dat dan in de montage- of in de onderhoudstermijn is geweest.
Delta Lloyd c.s. heeft in dat kader gesteld dat uit het Purchase Contract volgt dat [eiseres] niet verantwoordelijk was voor de montage van de pompen in Australië, zodat sprake is van een ‘Onderhoudstermijn zonder (eind) montage’ als vermeld op de polis met de daarbij vermelde termijnen. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] zulks niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft betwist, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan. Dit betekent dat tussen partijen heeft te gelden dat de verzekerde onderhoudstermijn in gaat na levering van de verzekerde zaken en eindigt 18 maanden na levering af fabriek, of 12 maanden na ingebruikname, welk moment eerst komt.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de montagetermijn in oktober 2008 is aangevangen en dat de laatste levering op 21 december 2008 naar Australië is verscheept. Levering af fabriek heeft derhalve uiterlijk 21 december 2008 plaatsgevonden zodat de onderhoudstermijn van 18 maanden op dat moment is ingegaan en per 21 juni 2010 is geëindigd. Op basis van de stellingen van partijen is niet exact vast te stellen wanneer elk van de pompen in gebruik is genomen, maar gelet op het feit dat in juni 2009 nog werd getest gaat de rechtbank er van uit dat de na ingebruikneming nog geldende 12 maanden onderhoudstermijn per 21 juni 2010 nog niet was verstreken.
Het voorgaande betekent dat bij de verdere beoordeling er van zal worden uitgegaan dat de montagetermijn per 21 december 2008 is geëindigd en dat de nadien aangevangen onderhoudstermijn op 21 juni 2010 is geëindigd.
Schade 1
4.2.
Schade 1 heeft betrekking op de corrosie die is ontstaan aan de slijtringen van (sommige van) de geplaatste pompen. Niet in geschil is dat AMTR in juni 2009, tijdens het proefdraaien met drie pompen, corrosie aan de slijtringen heeft ontdekt, dat [eiseres] vervolgens heeft besloten de slijtringen van alle pompen te vervangen en dat dit na eind 2009 ook is gebeurd. Verder staat vast dat [eiseres] de schade op 7 oktober 2010 bij Delta Lloyd c.s. heeft gemeld en dat de inmiddels vervangen slijtringen niet ten behoeve van inspectie of expertise zijn bewaard. Dat eerder melden en/of bewaren niet mogelijk zou zijn geweest is gesteld noch gebleken. Daarmee staat vast dat [eiseres] verwijtbaar heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen onder artikel 2.1.1 en 2.1.8 van de polisvoorwaarden. Ingevolge artikel 2.3. van de polisvoorwaarden leidt het verwijtbaar niet nakomen van deze verplichtingen tot verlies van het recht op schadevergoeding, indien Delta Lloyd c.s. daardoor in een redelijk belang is geschaad.
4.3.
Delta Lloyd c.s. heeft zich op artikel 2.3 van de polisvoorwaarden beroepen en daartoe gesteld dat zij in een redelijk belang is geschaad. Zij voert daartoe aan dat zij als gevolg van de zeer late melding en het niet bewaren van de vervangen slijtringen niet in de gelegenheid is geweest het bestaan, aard, omvang en oorzaak van de gestelde corrosie aan de slijtringen te onderzoeken en dat zij daarom niet in de gelegenheid is geweest vast te stellen of en, zo ja, in hoeverre daadwerkelijk sprake was van een gedekte schade aan de slijtringen van alle pompen. Daarnaast voert zij aan dat zij als gevolg van de late melding niet in de gelegenheid is geweest om schade beperkende maatregelen te (doen) nemen. Delta Lloyd c.s. heeft in dat kader onder verwijzing naar rapport III van [naam bedrijf 3] betoogd dat niet is vastgesteld dat zich in juni 2009 bij alle pompen corrosie aan de slijtringen had voorgedaan en dat bij tijdige melding schade beperkende maatregelen zeer wel mogelijk waren geweest. [eiseres] heeft aangevoerd dat het enkele feit dat Delta Lloyd c.s. geen onderzoek heeft kunnen doen onvoldoende is om aan te nemen dat zij in een redelijk belang is geschaad. Zij voert verder aan dat uit de door haar overgelegde verklaring van ATMR volgt dat alle slijtringen door corrosie waren aangetast en dus vervangen moesten worden, zodat voldoende vast is komen te staan dat sprake is geweest van een gedekte schade en Delta Lloyd c.s. dus niet in haar belangen is geschaad.
4.4.
De rechtbank volgt [eiseres] daarin niet. Allereerst volgt uit de verklaring van ATMR slechts dat zij het “likely” achtte dat alle slijtringen door dezelfde corrosie zouden zijn aangetast. Dat en, zo ja, in hoeverre zulks daadwerkelijk het geval was kan uit de verklaring van ATMR niet volgen. Verder geldt dat gelet op het feit dat de corrosie is ontdekt tijdens het proefdraaien met slechts drie pompen, geenszins kan worden uitgesloten dat de slijtringen van de andere pompen waarmee nog niet werd proefgedraaid niet of in mindere mate waren aangetast. Dit tezamen genomen met het feit dat in het geheel niet is onderzocht of vastgesteld dat en, zo ja, in hoeverre en door welke oorzaak de slijtringen van de andere pompen in juni 2009 of nadien daadwerkelijk waren beschadigd, is de rechtbank van oordeel dat Delta Lloyd c.s. in dit geval door de veel te late melding en het niet bewaren van de inmiddels vervangen onderdelen in een redelijk belang is geschaad. Zij heeft immers niet meer de gelegenheid gehad om te controleren of bij elk van de pompen sprake was van een gedekte schade terwijl niet meer kan worden vastgesteld dat dit het geval is geweest. Daarnaast is haar als gevolg van de late melding de mogelijkheid ontnomen schade beperkende maatregelen te doen nemen terwijl geenszins kan worden uitgesloten dat zulks bij tijdige melding tot resultaat zou hebben geleid. Onder deze omstandigheden kan Delta Lloyd c.s. op goede gronden met een beroep op het bepaalde in artikel 2.3 van de polisvoorwaarden dekking weigeren. De vordering ter zake van schade 1 stuit reeds daar op af.
Schade 2
4.5.
Schade 2 heeft betrekking op de corrosie die is aangetroffen op de pomphuizen en de waaiers van (sommige van) de geplaatste pompen.
4.6.
[eiseres] heeft – kort gezegd – gesteld dat deze schade onder de verzekeringsovereenkomst gedekt is. Delta Lloyd c.s. heeft dit betwist en daartoe – onder meer aangevoerd dat schade 2 blijkens artikel 15.3 van de polisvoorwaarden niet onder de dekking van de verzekering valt.
4.7.
Vast staat dat [eiseres] op 25 november 2009 op de hoogte is gesteld van het bestaan van schade 2 (zie 2.10). Bij gebreke van verdere aanknopingspunten zal de rechtbank deze datum aanhouden als de datum waarop schade 2 is geconstateerd. De rechtbank stelt vast dat de schade aldus is geconstateerd binnen de verzekerde onderhoudstermijn.
4.8.
Artikel 15.3 van de polisvoorwaarden regelt de omvang van de dekking zoals die bestaat in het geval er sprake is van ‘schade aan het werk, geconstateerd in de verzekerde onderhoudstermijn’. Op grond van voornoemd artikel wordt dergelijke schade gedekt, mits verzekerde voor een dergelijke schade aansprakelijk is en de schade is ontstaan a) als gevolg van een oorzaak liggende vóór aanvang van deze termijn of b) als gevolg van het verrichten van onderhoudswerkzaamheden uit hoofde van de verplichtingen van de bepalingen van het bestek of aannemingsovereenkomst.
4.9.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [eiseres] om te stellen en te bewijzen dat het risico waartegen de verzekering in beginsel dekking biedt, zich heeft verwezenlijkt. Dat betekent dat [eiseres] ten aanzien van schade 2 voldoende concreet dient te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat zij voor schade 2 aansprakelijk is en dat deze schade is ontstaan a) als gevolg van een oorzaak liggende vóór aanvang van de onderhoudstermijn, dat wil zeggen voor 21 december 2008 of b) als gevolg van het verrichten van onderhoudswerkzaamheden uit hoofde van de verplichtingen van de bepalingen van het bestek of aannemingsovereenkomst.
4.10.
De rechtbank stelt vast dat op basis van de door [eiseres] ingenomen stellingen en de ter onderbouwing daarvan overgelegde stukken, tegenover de betwisting door Delta Lloyd c.s. niet (meer) kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest van het ontstaan van de corrosie aan de pomphuizen en waaiers. In het door [eiseres] overgelegde gespreksverslag met Corro Vision (zie 2.12) worden elf mogelijke oorzaken genoemd (waarbij overigens ook geen onderscheid wordt gemaakt tussen schade 1 en schade 2). Ook uit het rapport van Sinclair (zie 2.13) blijkt geen eenduidige oorzaak van de ontstane corrosie. [eiseres] heeft in deze procedure zelf ook aangevoerd dat er ‘
diverse mogelijke’oorzaken zijn voor de ontstane corrosie. Ten slotte noemt ook [naam bedrijf 3] in drie rapporten verschillende mogelijke oorzaken van de ontstane corrosie aan de pomphuizen en waaiers (zie 2.14, 2.18 en 2.20).
4.11.
Met betrekking tot sommige van de aldus aangedragen mogelijke oorzaken (bijvoorbeeld het gebruik van onjuist of besmet materiaal) valt niet zonder meer uit te sluiten dat [eiseres] hiervoor aansprakelijk is en dat deze schade is ontstaan als gevolg van een oorzaak liggende voor aanvang van de onderhoudstermijn (zie punt b), terwijl dat voor andere genoemde oorzaken – bijvoorbeeld de mate van toevoeging van chloor – juist niet het geval lijkt te zijn. Nu evenwel op basis van de door [eiseres] daartoe gestelde feiten en omstandigheden eenvoudigweg niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke oorzaak is geweest van de geconstateerde corrosie, kan evenmin worden vastgesteld of [eiseres] voor het ontstaan van schade 2 aansprakelijk is en of aan de hiervoor genoemde in artikel 15.3 van de polisvoorwaarden opgenomen onder a) of b) genoemde vereisten is voldaan. Aldus is niet komen vast te staan dat sprake is geweest van een onder de verzekering gedekte schade. De vordering is om die reden met betrekking tot schade 2 niet toewijsbaar.
Schade 3
4.12.
Schade 3 betreft schade die is ontstaan aan de lagers. [eiseres] heeft ten aanzien van deze schade – kort gezegd – het volgende gesteld. In april 2010 is ontdekt dat de geplaatste pompen werden blootgesteld hogere trillingen dan volgens het bestek was toegestaan. Na verschillende pogingen daartoe zijn deze problemen uiteindelijk in november 2010 verholpen. Als gevolg van de trillingen is er schade ontstaan aan de lagers van de pompen. Daardoor moesten de lagers vervangen worden. Deze schade is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst, aldus [eiseres].
4.13.
Delta Lloyd c.s. heeft verweer gevoerd en daartoe – kort gezegd – onder meer aangevoerd dat de lagers van de pompen pas ruim na afloop van de verzekerde onderhoudstermijn zijn vervangen. Dat de schade aan de lagers zich al tijdens de verzekerde onderhoudstermijn heeft voorgedaan en is geconstateerd is niet gebleken, zodat de schade niet gedekt is onder de verzekeringsovereenkomst.
4.14.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen liep de verzekerde onderhoudstermijn van 21 december 2008 tot 21 juni 2010. Ingevolge artikel 15.3 van de polisvoorwaarden is verzekerd ‘schade aan het werk, geconstateerd in de verzekerde onderhoudstermijn’. Dit betekent dat de rechtbank moet vaststellen of schade 3 is geconstateerd tijdens de verzekerde onderhoudstermijn. Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat de schade aan de lagers is ontstaan als gevolg van de in april 2010 geconstateerde te hoge trillingen en dat de lagers in november 2010 zijn vervangen. Wanneer de schade aan de lagers precies is ontstaan en op welk moment deze schade is geconstateerd heeft [eiseres] echter niet gesteld en zulks is ook uit de door haar overgelegde stukken niet af te leiden. Dit betekent dat tegenover de betwisting door Delta Lloyd c.s. niet kan worden vastgesteld dat de schade aan de lagers binnen de verzekerde onderhoudstermijn is geconstateerd, zodat ook voor schade 3 heeft te gelden dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van een onder de verzekering gedekte schade. De vordering is om die reden ook met betrekking tot schade 3 niet toewijsbaar.
Secundaire dekking
4.15.
Delta Lloyd c.s. heeft zich nog beroepen op artikel 11 van de polisvoorwaarden, dat – samengevat – bepaalt dat van dekking is uitgesloten schade die is gedekt onder een andere verzekering dan wel daaronder gedekt zou zijn indien de onderhavige verzekeringsovereenkomst niet zou bestaan (zie 2.4). Daartoe heeft Delta Lloyd c.s. aangevoerd dat door (of namens) OTV de Australische verzekeringsovereenkomst is afgesloten ten behoeve van de werkzaamheden die in het kader van het project zijn uitgevoerd. Deze verzekeringsovereenkomst heeft ook betrekking op de werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht. Gelet op artikel 11 van de polisvoorwaarden dient [eiseres] derhalve eerst de verzekeraars van de Australische verzekeringsovereenkomst aan te spreken. Pas indien onder de Australische verzekeringsovereenkomst geen dekking wordt verleend, kan Delta Lloyd c.s. worden aangesproken, aldus – steeds - Delta Lloyd c.s.
4.16.
[eiseres] heeft betwist dat Delta Lloyd c.s. een beroep op artikel 11 van de polisvoorwaarden toekomt.
4.17.
Tussen partijen is niet in geschil, althans door [eiseres] is onvoldoende betwist, dat de Australische verzekeringsovereenkomst in beginsel dekking verleent ten aanzien van schade aan ‘het werk’ waar ook de door [eiseres] jegens Delta Lloyd c.s. ingestelde claim betrekking op heeft. Er doet zich derhalve een situatie van samenloop van verzekeringen voor.
4.18.
Artikel 11 van de polisvoorwaarden bevat voor dergelijke situaties een zogenaamde ‘na-u-clausule’, op grond waarvan er – kort gezegd – onder de verzekeringsovereenkomst pas dekking bestaat indien er geen andere verzekering is die de schade dekt. Daarbij geldt dat blijkens de tekst van artikel 11 van de polisvoorwaarden, dit artikel van toepassing is indien i) krachtens bestek, contract en/of aannemingsovereenkomst een ander dan verzekeringnemer verplicht is zorg te dragen voor verzekering van het werk of ii) een ander op zich heeft genomen voor de verzekering van een werk te zullen zorgdragen. Dat betekent dat het – anders dan [eiseres] meent – niet van belang is of het OTV is geweest die ter uitvoering van de door haar met [eiseres] gesloten overeenkomst de Australische verzekeringsovereenkomst heeft gesloten of dat dit een andere (bij het project betrokken) entiteit is geweest. Ook in dat laatste geval valt de onderhavige situatie, gelet op hetgeen hiervoor onder ii) weergegeven vereiste, immers binnen het toepassingsbereik van artikel 11 van de polisvoorwaarden
4.19.
Door [eiseres] is voorts aangevoerd dat het beroep van Delta Lloyd c.s. op artikel 11 van de polisvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit nu krachtens een richtlijn van het Verbond van Verzekeraars de aangesproken verzekeraar de schade moet regelen, zonder de verzekerde te verwijzen naar een andere verzekeraar. Indien de aangesproken verzekeraar anders handelt, is dit (tuchtrechtelijk) in strijd met de goede naam van het verzekeringsbedrijf. Daarmee is (civielrechtelijk) sprake van naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar gedrag, aldus – steeds – [eiseres]. Delta Lloyd c.s. heeft dit betwist.
4.20.
De rechtbank stelt met Delta Lloyd c.s. vast dat met artikel 11 van de polisvoorwaarden is beoogd de dekking onder de verzekering te beperken tot dat deel van de vergoedbare schade die niet door de af te sluiten andere verzekering wordt gedekt. Verder geldt dat partijen in samenhang met deze ‘na u clausule’ in artikel 11 zijn overeengekomen dat [eiseres] bij non betaling onder de andere (in dit geval de Australische) verzekering jegens Delta Lloyd c.s. aanspraak kan maken op een renteloos voorschot. Daarmee hebben partijen een regeling opgenomen voor het geval [eiseres] tussen de wal en het schip terecht zou komen indien de Australische verzekeraar op haar beurt naar Delta Lloyd c.s. zou verwijzen. Aldus is in de verzekeringsovereenkomst een voorziening getroffen voor het geval de door het Verbond van Verzekeraars bedoelde onwenselijke situatie zich zou voordoen. Onder die omstandigheden kan [eiseres] niet worden gevolgd in haar betoog dat een beroep op artikel 11 van de verzekeringsvoorwaarden in dit geval wegens strijd met de Verbondsrichtlijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het staat [eiseres] immers vrij om Delta Lloyd c.s., hangende de eventuele discussie met de Australische verzekeraar, zo nodig en mogelijk om een voorschot op de uit te keren schade te verzoeken. Dat zij dat in deze procedure (nog) niet heeft gedaan maakt dat niet anders. De slotsom is dat in dit concrete geval het beroep van Delta Lloyd c.s. op artikel 11 van de polisvoorwaarden niet onaanvaardbaar is.
4.21.
De rechtbank stelt vast dat er op grond van de Australische verzekerings-overeenkomst nog geen definitieve afwijzing van dekking heeft plaatsgevonden. In de brief van 4 april 2012 van de betreffende verzekeraars (zie 2.17) is immers uitdrukkelijk opgenomen dat die brief nog geen definitieve afwijzing behelst. Gesteld noch gebleken is dat nadien wel een definitieve afwijzing heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat Delta Lloyd c.s. (vooralsnog) op grond van artikel 11 van de polisvoorwaarden geen dekking hoeft te verlenen, zodat de vorderingen van [eiseres] ook om die reden niet toewijsbaar zijn.
Conclusie
4.22.
De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. De overige door Delta Lloyd c.s. gevoerde verweren behoeven geen nadere bespreking.
4.23.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat €
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.931,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd c.s. tot op heden begroot op € 1.931,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink, rechter, bijgestaan door mr. M.E.A. Möhring, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.*