In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen een verdachte die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor schuldwitwassen. De officier van justitie had een vordering ingediend om het bedrag van € 848.553,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen en de verdachte te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte € 36.500,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en legt de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen. De overige vorderingen tot ontneming zijn afgewezen, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs zag voor de betrokkenheid van de verdachte bij andere transacties. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag. De beslissing is genomen na beraadslaging op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 5 en 11 februari 2015.