ECLI:NL:RBAMS:2015:1571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
20 maart 2015
Zaaknummer
13/656419-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van informele adviseur van vermogende oude dame in diefstal, verduistering en poging tot oplichting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal, verduistering en poging tot oplichting van een 95-jarige vrouw, mevrouw [persoon 1]. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 17 december 2014 en 5 februari 2015, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Grüschke, en de raadsman van de verdachte, mr. P.A. van der Waal, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte onder andere het wegmaken van geldbedragen van de bankrekening van mevrouw [persoon 1] en het verkopen van haar beleggingsportefeuille zonder haar toestemming. De verdachte, die als informele adviseur fungeerde, heeft verklaard dat hij handelde in opdracht van mevrouw [persoon 1] en met haar medeweten. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [persoon 1] in de ten laste gelegde periode nog goed bij verstand was, maar ook vergeetachtig.

Na het horen van getuigen en het bestuderen van het dossier, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet het oogmerk had om zich geldbedragen wederrechtelijk toe te eigenen en dat de handelingen die hij verrichtte, niet zonder instemming van mevrouw [persoon 1] waren gedaan. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten, waarbij het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. E. Bouwhuis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/656419-11 (Promis)
Datum uitspraak: 19 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1964,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 17 december 2014 en 5 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Grüschke en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.A. van der Waal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 november 2010 tot en met 8 december 2010 in de gemeente Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) met behulp van
- een bankpas (ING) ten name van [persoon 1] en/of
- een bankpas (ING) voor gemachtigden ten name van [verdachte]
heeft weggenomen één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 60.000 Euro), te weten ondermeer
- op 8 november 2010 (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 750 Euro en 250 Euro en/of
- op 9 november 2010 (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 500 Euro en 250 Euro en/of
- op 10 november 2010 en op 11 november 2010 (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 250 Euro en/of
- op 30 november 2010 tweemaal een geldbedrag van 1000 Euro en/of
- op 2 december 2010 driemaal een geldbedrag van 250 Euro en tweemaal een geldbedrag van 1000 Euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door (telkens) de (geheime) pincode van voornoemde bankpas(sen) te gebruiken,
terwijl hij door de rekeninghouder van de bankpas(sen) niet tot dit gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in elk geval door middel van een valse sleutel;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 november 2010 tot en met 8 december 2010, in de gemeente Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 60.000 Euro), te weten ondermeer
- op 8 november 2010 (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 750 Euro en 250 Euro en/of
- op 9 november 2010 (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 500 Euro en 250Euro en/of
- op 10 november 2010 en op 11 november (een) geldbedrag(en) van 1000 Euro en 250 Euro en/of
- op 30 november 2010 tweemaal een geldbedrag van 1000 Euro en/of
- op 2 december 2010 driemaal een geldbedrag van 250 Euro en tweemaal een geldbedrag van 1000 Euro,
in elk geval enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan naam [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als gemachtigde, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 oktober 2010 tot en met 3 december 2010 in de gemeente Amsterdam en/of Amstelveen, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [persoon 1] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1.267.532 Euro, in elk geval van enig geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de beleggingsportefeuille (bij de Robecobank) van die [persoon 1] heeft verkocht en/of
- een nieuwe tegenrekening behorende bij de rekening van die beleggingsportefeuille heeft geopend en/of
- een bedrag van 250.000 Euro heeft getracht over te boeken naar die nieuwe tegenrekening en/of
- in (een) telefoongesprek(ken) met (een) medewerker(s) van de Robecobank zich heeft voorgedaan als de kleinzoon van die [persoon 1] en/of
- tegen (een) medewerker(s) van de Robecobank heeft gezegd dat het geld van die [persoon 1] onderdeel is van een schenking en dat dit moet worden overgeschreven op een andere naam en/of
- een rekening bij de Robecobank heeft getracht te openen met als het doel om een schenking van rond de éénmiljoentweehonderdvijftig duizend op te boeken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, tegen (een) medewerker(s) van de Robecobank heeft gezegd dat de opdrachten in opdracht van die [persoon 1] uitgevoerd moesten worden en/of dat die opdrachten door die [persoon 1] zijn getekend.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Het tenlastegelegde heeft betrekking op het vermogen van mevrouw [persoon 1]. Zij had in de ten laste gelegde periode de leeftijd van 95 jaar bereikt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting (waaronder het ter zitting getoonde filmpje) komt naar voren dat verdachte vanuit de stichting waarvan hij directeur was, maatschappelijke ondersteuning aan haar bood, dat deze ondersteuning in de loop der tijd intensiever werd en ook een persoonlijker karakter had gekregen. Verdachte regelde allerlei zaken voor haar, waaronder ook haar dagelijkse bankzaken. Uit diverse verklaringen komt naar voren dat mevrouw [persoon 1] afgezien van onheldere momenten, in de tenlastegelegde periode nog goed bij verstand was, maar wel vergeetachtig. Dit beeld vindt bevestiging in het zich in het dossier bevindende beeld en geluidsmateriaal.
Verdachte ontkent zich aan de ten laste gelegde diefstal/verduistering en poging tot oplichting te hebben schuldig gemaakt. Hij heeft verklaard dat hij inderdaad de feitelijke uitvoering van vermogenstransacties heeft geregeld, maar dat hij daarbij handelde in opdracht van mevrouw [persoon 1] en met haar medeweten.
Mevrouw [persoon 1] heeft omtrent de gebeurtenissen voor het eerst verklaard op 7 december 2010 ten overstaan van een financieel onderzoeker van de Rabobank, en vervolgens in het strafrechtelijk vooronderzoek op 3 mei 2011 en 2 november 2011. Op 6 september 2012 is mevrouw [persoon 1] overleden.
Voor zover voor de vermogenstransacties schriftelijke opdracht moest worden gegeven bevinden zich door mevrouw [persoon 1] getekende opdrachten in het dossier. Er zijn geen aanwijzingen dat van een vervalsing van deze handtekeningen sprake zou zijn. De officier van justitie heeft ter zitting bevestigd evenmin dergelijke aanwijzingen te zien en dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 in het laatste gedachtestreepje niet het verwijt van vervalsing inhoudt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat zes keer een bedrag van 10.000,- euro van de Robeco-rekening van mevrouw [persoon 1] naar haar ING-rekening is overgemaakt. Dit bedrag is vervolgens grotendeels contant opgenomen. Daarnaast is een bedrag opgenomen door middel van pintransacties die voor een deel betrekking hebben op aankopen van verdachte en is een overboeking gedaan ten behoeve van een privé doel van verdachte. In totaal is 54.144,74 (p. 122) van de rekening afgeschreven.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bedragen in opdracht van [persoon 1] heeft overgeboekt en in gedeeltes – al dan niet samen met [persoon 1] – contant heeft opgenomen in verband met een voorgenomen contante schenking van [persoon 1] aan haar nicht. Het geld heeft hij steeds na het pinnen in een envelop in de woning van [persoon 1] achtergelaten. De pintransacties die betrekking hebben op zijn persoonlijke aankopen heeft hij naar eigen zeggen per ongeluk met de verkeerde pinpas betaald en evenals het bedrag van de onjuiste overboeking contant aan [persoon 1] geretourneerd.
Mede op aanwijzing van verdachte, is een bedrag van 55.936,- euro in de woning van [persoon 1] teruggevonden (bedrag genoemd in de handgeschreven verklaring van de getuige [getuige 1], bijlage bij het door de rechter–commissaris daaromtrent opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2012). De rechtbank constateert dat dit bedrag hoger is dan het bedrag dat in totaal van de ING rekening is afgeschreven.
Bij de bovenstaande stand van zaken is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte het oogmerk had om zich een geldbedrag of geldbedragen (afkomstig uit de overboeking van 60.000,- euro naar de ING-rekening) wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte dient daarom van zowel de primair ten laste gelegde diefstel als de subsidiair ten laste gelegde verduistering te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd [persoon 1] te bewegen tot afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1,2 miljoen euro, middels de (oplichtingsmiddelen) zoals die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit evenmin kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de Robecobankportefeuille van [persoon 1] valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid heeft verkocht, nu er onvoldoende bewijs is dat de verkoop van de beleggingsportefeuille zonder instemming van [persoon 1] is gebeurd.
Evenmin kan worden bewezen dat verdachte valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid een nieuwe tegenrekening, behorende bij de rekening van de beleggingsportefeuille, heeft geopend en valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid heeft getracht 250.000,- euro naar de nieuwe tegenrekening over te boeken. De schriftelijke opdracht om de beleggingsportefeuille op te heffen en het saldo van ongeveer 1,2 miljoen over te boeken naar de tegenrekening bij de ING is immers door [persoon 1] ondertekend, evenals de stukken voor het openen van de nieuwe tegenrekening bij de ING.
Uit het rapport van [naam] (los in het dossier) blijkt bovendien dat [persoon 1], nadat zij op 7 november 2010 de eerste keer omtrent de bij de Robecobank ontstane twijfel werd geconfronteerd, heeft verklaard dat zij wist dat verdachte op haar naam een ING-rekening heeft geopend en dat verdachte haar heeft verteld dat hij het geld van de Robecorekening naar de nieuwe rekening bij de ING zou gaan overmaken. Zij heeft tevens verklaard dat zij alles in goed vertrouwen aan verdachte over laat (p. 5, paragraaf 1.3, klantbezoek/gespreksverslag mevrouw [persoon 1]). In de weergave van ditzelfde gesprek in het feitenrelaas van de heer [persoon 2] (opgenomen in de brief aan de heren [persoon 3] en [persoon 4] van 22 december 2010, eveneens los in het dossier opgenomen) staat bovendien dat mevrouw [persoon 1] heeft verklaard te weten dat verdachte op de ING-rekening gemachtigd was (paragraaf 2.1.3). Aan de geruime tijd later tot stand gekomen andersluidende verklaringen van mevrouw [persoon 1] kan naar het oordeel van de rechtbank niet het bewijs voor het tegendeel worden ontleend.
Voor zover de overige in de tenlastelegging opgenomen verfeitelijkingen wel valselijk, listiglijk, bedrieglijk dan wel in strijd met de waarheid zijn, waren ze niet zonder meer geschikt om
[persoon 1]tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Door zich in strijd met de waarheid voor te doen als de kleinzoon van [persoon 1] heeft verdachte immers niet geprobeerd [persoon 1] tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Uit de door de bank opgenomen gesprekken blijkt bovendien dat [persoon 1] niet weerspreekt dat verdachte haar kleinzoon is, sterker nog, zij noemt verdachte zelf haar ‘eerste’ zoon. Ook is niet aannemelijk geworden dat verdachte met zijn uitspraak tegen een medewerker van Robeco, dat het geld van [persoon 1] onderdeel is van een schenking en moet worden overgeschreven op een andere naam, heeft geprobeerd [persoon 1] tot afgifte van een geldbedrag te bewegen. Hetzelfde geldt voor het openen van een rekening bij de Robecobank met als doel daarop een schenking van ongeveer rond de 1,2 miljoen euro te boeken en de mededeling aan een medewerker van de Robecobank dat de opdrachten van [persoon 1] moesten worden uitgevoerd en dat die opdrachten door die [persoon 1] zijn getekend.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat een aantal in de tenlastelegging opgenomen oplichtingsmiddelen niet kunnen worden bewezen en dat een aantal andere – zowel op zichzelf als in samenhang beschouwd – niet geschikt waren om mevrouw [persoon 1] tot afgifte van geldbedragen te bewegen. Hoewel het gedrag van verdachte op onderdelen vragen oproept, is er onvoldoende bewijs voor het oordeel dat hij heeft gepoogd om [persoon 1] op te lichten. Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan geheel vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2015.