ECLI:NL:RBAMS:2015:1550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
13-698277-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in diefstalzaak met betrekking tot oudervereniging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte vrijgesproken van het medeplegen van diefstal. De zaak betreft een diefstal van een geldbedrag van € 14.000,- dat toebehoorde aan een oudervereniging, waarvan verdachte de penningmeester was. De medeverdachte, de echtgenoot van verdachte, heeft bekend het geld te hebben gestolen, maar heeft verklaard dat verdachte van niets wist. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen van de medeverdachte geconcludeerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachte de financiële administratie van zowel het gezin als de oudervereniging beheerde en verdachte geen toegang had tot de rekeningen. Hierdoor kon niet worden aangenomen dat verdachte een significante bijdrage had geleverd aan de diefstal. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij, de oudervereniging, niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 18 maart 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698277-13 (Promis)
Datum uitspraak: 18 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1955,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van wat de raadsvrouw van verdachte mr. S.G.C. Bocxe naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
primair
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 maart 2010 tot en met 26 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (totaal 14.000 euro), in elk geval enig
goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [oudervereniging A] (vestiging [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en welk(e) goed(eren)/geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als penningmeester van voornoemde Oudervereniging, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 maart 2010 tot en met 26 november 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (totaal 14.000 euro), in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [oudervereniging A] (vestiging [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed/geldbedrag(en) onder haar bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, (te weten
bank-/persoons-/inloggegevens en/of één of meer (tan)code(s)), in elk geval een sleutel tot welk gebruik zij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet is/was/waren gerechtigd;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Medeverdachte [medeverdachte], echtgenoot van verdachte, heeft bekend dat hij het geld van [oudervereniging A] heeft weggenomen met gebruikmaking van onder meer bank- en inloggegevens en tancodes. Daarmee is volgens de officier van justitie sprake van diefstal door middel van een valse sleutel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte, als penningmeester van de oudervereniging, wetenschap had van de wegnemingshandeling door haar echtgenoot. Er is immers ook een groot geldbedrag door de medeverdachte op de rekening van verdachte gestort terwijl zij wist van de bestaande grote schulden van het gezin. Door middel van pinbetalingen van haar rekening zijn er ‘vrouwendingen’ betaald, zodat de lezing van de medeverdachte, dat hij ook het beheer had over verdachtes rekening, niet geloofwaardig is. Het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van diefstal acht de officier van justitie dan ook bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak van het tenlastegelegde. Verdachte had reeds psychische problemen en door de grote geldschulden werden de zorgen en de psychische druk alleen maar groter. Dit is de reden geweest dat verdachtes echtgenoot niet alleen de financiële administratie thuis van verdachte, die dat voorheen deed, heeft overgenomen, maar ook de boekhouding van de oudervereniging. Haar echtgenoot had alle pasjes en tan-codes in beheer en zorgde ervoor dat verdachte niet op de rekeningen van haarzelf en de oudervereniging kon kijken. Verdachte had dan ook geen wetenschap van een strafbaar feit en leverde dus geen significante bijdrage aan het plegen van de diefstal.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvouw – het primair tenlastegelegde niet bewezen zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw – het subsidiair ten laste gelegde evenminbewezen zodat verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte], echtgenoot van verdachte, heeft verklaard dat hij vanwege de psychische problemen van zijn echtgenote in 2009 zowel de financiële administratie van het gezin als de boekhouding van de oudervereniging van verdachte heeft overgenomen en uitgevoerd. Toen de schulden van het gezin zich opstapelden heeft hij besloten geld van de oudervereniging over te schrijven naar zijn privérekeningen. Dit heeft hij voor verdachte verborgen gehouden en verdachte had dus geen wetenschap van het wegnemen van het geld, aldus [medeverdachte].
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet valt uit te sluiten dat verdachte inderdaad, zoals door haar echtgenoot is verklaard, geen wetenschap had van de overschrijvingen. Het gegeven dat op 22 november 2010 een bedrag van € 5000,- is overgeschreven naar een rekening op naam van verdachte leidt niet tot een andere conclusie, nu [medeverdachte] heeft verklaard dat hij ook deze rekening beheerde en er zorg voor droeg dat verdachte geen inzage had in de bij- en afschrijvingen.
Nu niet is komen vast te staan dat verdachte wetenschap had van het wegnemen van het geld door haar echtgenoot kan ook niet worden aangenomen dat verdachte hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, is [oudervereniging A] niet-ontvankelijk in haar vordering.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [oudervereniging A] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. T.T. Hylkema en P. Vrugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2015.