Beoordeling
5. [gedaagden gezamenlijk] voert in de eerste plaats aan dat Bitraco in haar vordering niet kan worden ontvangen nu bekende verweren niet in de dagvaarding zijn gemeld. Dit verweer faalt, omdat niets is aangevoerd waaruit volgt dat [gedaagden gezamenlijk] door een eventueel verzuim van Bitraco (mr. Sari-Ay heeft verklaard dat de fax van mr. Van Kessel haar niet tijdig heeft bereikt) is geschaad in haar mogelijkheden verweer te voeren.
6. [gedaagden gezamenlijk] voert verder aan dat de opdracht voor de werkzaamheden aan de voorzijde niet door haar, maar door de LLP is gegeven, waardoor [gedaagden gezamenlijk] niet gehouden is de kosten van de werkzaamheden te betalen.
7. Dit verweer slaagt niet. Op grond van het navolgende is de kantonrechter van oordeel dat Bitraco uit na te noemen verklaringen en gedragingen van [gedaagden gezamenlijk] redelijkerwijs mocht opmaken dat [gedaagden gezamenlijk] ter zake van de onderhavige werkzaamheden haar opdrachtgever was.
8. Vooropgesteld wordt dat uit de hiervoor genoemde feiten blijkt dat voor onderscheiden werkzaamheden in het pand (de aanbouw, de voorzijde, de ruimte van [eenmanszaak]) verschillende partijen als opdrachtgever optraden, dan wel voor betaling van die werkzaamheden zorg droegen. Bij die gang van zaken was [gedaagden gezamenlijk] betrokken en hij diende er dan ook rekening mee te houden dat het voor Bitraco niet van zelf sprak wie voor ieder van de werkzaamheden als haar opdrachtgever zou gelden, laat staan dat het voor Bitraco van zelf sprak dat dat een ander dan haar gesprekspartner zou zijn.
9. Voor de onderhavige werkzaamheden (aan de voorzijde van het pand) is eerst met Bitraco gesproken door [gedaagde sub 2]. Vervolgens is de offerte van Bitraco gericht aan ‘[eenmanszaak]’. Tegen deze offerte heeft [gedaagden gezamenlijk] geen bezwaar gemaakt, maar deze offerte is voor hem juist aanleiding geweest om opdracht te geven de werkzaamheden uit te voeren. Daarmee moet [gedaagden gezamenlijk], gelet op het navolgende, als opdrachtgever worden aangemerkt en is hij dus aansprakelijk voor de betaling van de opgedragen werkzaamheden.
[gedaagden gezamenlijk] heeft aangevoerd dat Bitraco bij de kamer van koophandel onderzoek had moeten doen naar de rechtsvorm van haar contractspartij en dat uit deugdelijk onderzoek zou zijn gebleken dat sprake was van een LLP.
Dit verweer wordt niet aanvaard.
Aangenomen moet worden dat de opdracht eind juni 2013 is gegeven nu de eerste voorschotfactuur al op 1 juli 2013 is verstuurd. De LLP is pas op 23 juli 2013 opgericht en deze datum is in het handelsregister van de kamer van koophandel vastgelegd als ‘startdatum onderneming’ (prod. 2 bij dagv.). Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat deugdelijk onderzoek bij de kamer van koophandel bij het aangaan van de overeenkomst voor Bitraco duidelijk zou hebben gemaakt dat niet [gedaagden gezamenlijk], maar de LLP haar contractspartij was.
Daarbij komt dat [eenmanszaak] (de geadresseerde van de offerte) en [bedrijf] (de naam waarop de voorschotnota’s en eindfactuur op verzoek van [gedaagde sub 2] zijn gesteld) niet de (exacte) naam van de LLP zijn en dat de aanduiding ‘LLP’ niet is gemeld op de offerte, de voorschotnota’s of de eindfactuur.
10. Voor zover [gedaagden gezamenlijk] desondanks na ontvangst van de factuur van 13 oktober 2013 redelijkerwijs zou hebben mogen aannemen dat deze factuur aan de LLP was gericht, geldt dat [gedaagden gezamenlijk] niets heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat ([gedaagden gezamenlijk] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat) Bitraco er toen ook met zoveel woorden mee heeft ingestemd dat [gedaagden gezamenlijk] daarmee ontslagen was van zijn betalingsverplichtingen ter zake van de betrokken werkzaamheden, met andere woorden dat Bitraco daarmee afstand heeft gedaan van haar aanspraak jegens [gedaagden gezamenlijk]
11. De door [gedaagden gezamenlijk] aangevoerde omstandigheid, dat [naam 3] [naam 1] goed kende en meermalen met hem heeft gesproken over andere onderdelen van het pand (de aanbouw) waar - voor rekening van Rozentuin - werkzaamheden zouden worden verricht, is onvoldoende voor een ander oordeel, nu dat overleg afzonderlijk is gevoerd (niet samen met het overleg over de voorzijde) en door [gedaagden gezamenlijk] niets is aangevoerd waaruit volgt dat het in redelijkheid voor Bitraco duidelijk moest zijn dat de werkzaamheden in de factuur van 13 oktober 2013 niet voor rekening van [gedaagden gezamenlijk], maar voor rekening van de LLP zouden komen. De relatie tussen Rozentuin en Bitraco is tegen deze achtergrond niet relevant. De relatie tussen [installatie bedrijf] en [eenmanszaak], waar [gedaagden gezamenlijk] op heeft gewezen, is voor de rechtsverhouding tussen partijen niet van belang bij gebreke van een concrete toelichting waaruit volgt dat de relatie tussen [installatie bedrijf] en [eenmanszaak] in een relevant verband tussen partijen aan de orde is gekomen of stilzwijgend door partijen is betrokken bij hun besluitvorming over de overeenkomst (en wie deze zou aangaan). De toelichting van [gedaagden gezamenlijk] over vermoedelijke subsidiefraude, gepleegd door [naam 1] en [naam 2], waarnaar de curator van de LLP volgens [gedaagden gezamenlijk] onderzoek doet, kan [gedaagden gezamenlijk] niet baten, nu niets naar voren is gebracht waaruit volgt dat deze fraude, die volgens de stellingen van [gedaagden gezamenlijk] binnen de LLP is voorgevallen, Bitraco regardeert.
12. De slotsom is dat de vordering van Bitraco gegrond is.
13. De gevorderde bedragen aan hoofdsom, incassokosten en rente zijn op zichzelf terecht niet weersproken en zullen worden toegewezen. Bitraco heeft deze posten begroot op € 19.638,67 aan hoofdsom, vermeerderd met de rente vanaf 4 juni 2014 tot aan de voldoening, € 971,39 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 938,99 aan rente, berekend tot 4 juni 2014, waarna zij een (door [eenmanszaak] namens de LLP verrichte) betaling van € 4.000,- overeenkomstig artikel 6:44 lid 1 BW in mindering heeft gebracht. De restantschuld bedraagt dan ook € 17.549,05 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente vanaf 4 juni 2014. [gedaagden gezamenlijk] zal zoals gevorderd hoofdelijk worden veroordeeld dit bedrag te betalen.
14. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagden gezamenlijk] als de in het ongelijk gestelde partij, zoals gevorderd hoofdelijk, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bitraco. Indien Bitraco zoals [gedaagden gezamenlijk] stelt ten onrechte heeft nagelaten bekende verweren in de dagvaarding te melden, verbindt de kantonrechter hieraan geen consequenties in de proceskostenveroordeling, nu niet duidelijk is geworden dat [gedaagden gezamenlijk] hierdoor onnodig kosten heeft gemaakt.