ECLI:NL:RBAMS:2015:154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
16 januari 2015
Zaaknummer
3229752 CV EXPL 14-19436
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor betaling van werkzaamheden in verband met de oprichting van een mondzorgcentrum

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bitraco B.V. en gedaagden, die gezamenlijk een eenmanszaak en een LLP exploiteren. Bitraco vorderde betaling van € 17.549,05 voor werkzaamheden die zij had uitgevoerd in opdracht van de gedaagden. De gedaagden voerden verweer door te stellen dat de opdracht voor de werkzaamheden aan de LLP was gegeven en dat zij daarom niet aansprakelijk waren voor de betaling. De kantonrechter oordeelde dat Bitraco op basis van de gedragingen van de gedaagden redelijkerwijs mocht aannemen dat zij de opdrachtgever waren voor de werkzaamheden. De rechter concludeerde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de factuur van Bitraco, ondanks hun verweer. De vordering van Bitraco werd gegrond verklaard en de gedaagden werden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer \ rolnummer: 3229752 CV EXPL 14-19436
Uitspraak: 16 januari 2015

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:

Bitraco B.V.,

gevestigd te Barneveld,
eiseres,
nader te noemen Bitraco,
gemachtigde mr. Ö. Sari-Ay (Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders),
t e g e n

[gedaagde sub 1],

[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
nader te noemen [gedaagden gezamenlijk],
gemachtigde mr. A.G.W. van Kessel te Arnhem.
De zaak tussen Bitraco en [bedrijf] LLP, die bij na te noemen dagvaarding van 3 juli 2014 is ingeleid, is geschorst nadat [bedrijf] LLP in staat van faillissement is verklaard.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 3 juli 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties.
Ingevolge tussenvonnis van 10 oktober 2014 heeft op 4 december 2014 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde andere stukken bevinden zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn echtelieden. [gedaagde sub 1] exploiteert een eenmanszaak, genaamd [eenmanszaak] (hierna: [eenmanszaak]), in een gehuurde ruimte in een pand aan de [adres] alhier (hierna: het pand). De eigenaar van dit pand (en de verhuurder van [eenmanszaak]) is De Rozentuin B.V. (hierna: Rozentuin), waarvan zekere [naam 1] en [naam 2] indirect aandeelhouder zijn.
1.2.
[naam 1] en [naam 2] hebben aan [gedaagden gezamenlijk] voorgesteld in het pand een mondzorgcentrum (naast [eenmanszaak] zouden een tandarts en een mondhygiëniste in het pand gaan werken) op te zetten en daartoe [bedrijf] LLP (hierna: de LLP), een vennootschap naar Engels recht, op te richten. De LLP is op 23 juli 2013 opgericht. [naam 1] en [naam 2] zijn de financiële vennoten (voor zover hier relevant vergelijkbaar met de stille vennoot van een commanditaire vennootschap). [gedaagde sub 2] is beherend vennoot van de LLP.
1.3.
[naam 1] en [naam 2], althans aan hen gelieerde vennootschappen, hebben ongeveer € 73.000,- subsidie van de gemeente aangevraagd en ontvangen met het oog op de ontwikkeling van het pand. Deze subsidie is echter niet gestort in de LLP.
1.4.
Rozentuin heeft aan Bitraco opdracht gegeven voor werkzaamheden in een deel van het pand (waar de tandarts en de mondhygiëniste zouden gaan werken, ook bekend als de aanbouw). Deze werkzaamheden zijn door Bitraco uitgevoerd. Rozentuin heeft de desbetreffende factuur van Bitraco betaald.
1.5.
[eenmanszaak] heeft aan [installatie bedrijf] (welk bedrijf op verzoek van [eenmanszaak] door Bitraco is geïntroduceerd) opdracht gegeven voor werkzaamheden in een deel van het pand. Deze werkzaamheden zijn door [installatie bedrijf] uitgevoerd. [eenmanszaak] heeft de desbetreffende factuur van [installatie bedrijf] betaald.
1.6.
[gedaagden gezamenlijk] heeft gesproken met [naam 3] van Bitraco over werkzaamheden in een deel van het pand (ook bekend als de voorzijde). Bitraco heeft op 24 juni 2013 een offerte gestuurd (gericht aan ‘[eenmanszaak] t.a.v. [gedaagde sub 2]’, gevoegd bij prod. 3 bij dagv.). De uitvoering van de in de offerte omschreven werkzaamheden is aan Bitraco opgedragen (hierna: de overeenkomst). De werkzaamheden zijn door Bitraco uitgevoerd en op 3 oktober 2013 opgeleverd. Bitraco heeft op 13 oktober 2013 ter zake van de opdracht een factuur gestuurd. Deze factuur, evenals de voorschotfacturen van 1 juli 2013 en 5 augustus 2013, is op verzoek van [gedaagde sub 2] gericht aan ‘[bedrijf] t.a.v. [gedaagde sub 2]’ (prod. 1 en 3 bij dagv.). De factuur van 13 oktober 2013 is, met uitzondering van een betaling van € 4.000,- (door [eenmanszaak], volgens [gedaagden gezamenlijk] namens de LLP), niet voldaan.
1.7.
Het doel van [gedaagden gezamenlijk] (en Rozentuin) bij alle voornoemde werkzaamheden in het pand was de exploitatie van een mondzorgcentrum ([eenmanszaak], de tandarts en de mondhygiëniste) in het pand door de LLP. Dit doel is ondanks de uitgevoerde werkzaamheden niet, althans niet langdurig, bereikt. [eenmanszaak] is niet ingebracht in de LLP. De LLP is bij vonnis van 1 juli 2014 van deze rechtbank in staat van faillissement verklaard. Naar het toepasselijke Engelse recht zijn de vennoten van de LLP, voor zover hier relevant, niet aansprakelijk voor de schulden van de LLP (vergelijkbaar met een besloten vennootschap naar Nederlands recht). [eenmanszaak] is nog werkzaam in het pand.

Vordering en verweer

2. Bitraco vordert dat [gedaagden gezamenlijk] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van € 17.549,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2014, en [gedaagden gezamenlijk] te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Bitraco stelt daartoe – kort gezegd – dat [gedaagden gezamenlijk] aan haar opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden, zoals omschreven in de factuur van 13 oktober 2013, waardoor zij opeisbaar te vorderen heeft aan hoofdsom: € 19.638.67. Bitraco stelt verder dat aan haar verschuldigd is: € 971,39 aan buitengerechtelijke kosten en € 938,99 aan rente tot 4 juni 2014, en dat zij een betaling van € 4.000,- heeft ontvangen.
4. [gedaagden gezamenlijk] voert verweer tegen de vordering.

Beoordeling

5. [gedaagden gezamenlijk] voert in de eerste plaats aan dat Bitraco in haar vordering niet kan worden ontvangen nu bekende verweren niet in de dagvaarding zijn gemeld. Dit verweer faalt, omdat niets is aangevoerd waaruit volgt dat [gedaagden gezamenlijk] door een eventueel verzuim van Bitraco (mr. Sari-Ay heeft verklaard dat de fax van mr. Van Kessel haar niet tijdig heeft bereikt) is geschaad in haar mogelijkheden verweer te voeren.
6. [gedaagden gezamenlijk] voert verder aan dat de opdracht voor de werkzaamheden aan de voorzijde niet door haar, maar door de LLP is gegeven, waardoor [gedaagden gezamenlijk] niet gehouden is de kosten van de werkzaamheden te betalen.
7. Dit verweer slaagt niet. Op grond van het navolgende is de kantonrechter van oordeel dat Bitraco uit na te noemen verklaringen en gedragingen van [gedaagden gezamenlijk] redelijkerwijs mocht opmaken dat [gedaagden gezamenlijk] ter zake van de onderhavige werkzaamheden haar opdrachtgever was.
8. Vooropgesteld wordt dat uit de hiervoor genoemde feiten blijkt dat voor onderscheiden werkzaamheden in het pand (de aanbouw, de voorzijde, de ruimte van [eenmanszaak]) verschillende partijen als opdrachtgever optraden, dan wel voor betaling van die werkzaamheden zorg droegen. Bij die gang van zaken was [gedaagden gezamenlijk] betrokken en hij diende er dan ook rekening mee te houden dat het voor Bitraco niet van zelf sprak wie voor ieder van de werkzaamheden als haar opdrachtgever zou gelden, laat staan dat het voor Bitraco van zelf sprak dat dat een ander dan haar gesprekspartner zou zijn.
9. Voor de onderhavige werkzaamheden (aan de voorzijde van het pand) is eerst met Bitraco gesproken door [gedaagde sub 2]. Vervolgens is de offerte van Bitraco gericht aan ‘[eenmanszaak]’. Tegen deze offerte heeft [gedaagden gezamenlijk] geen bezwaar gemaakt, maar deze offerte is voor hem juist aanleiding geweest om opdracht te geven de werkzaamheden uit te voeren. Daarmee moet [gedaagden gezamenlijk], gelet op het navolgende, als opdrachtgever worden aangemerkt en is hij dus aansprakelijk voor de betaling van de opgedragen werkzaamheden.
[gedaagden gezamenlijk] heeft aangevoerd dat Bitraco bij de kamer van koophandel onderzoek had moeten doen naar de rechtsvorm van haar contractspartij en dat uit deugdelijk onderzoek zou zijn gebleken dat sprake was van een LLP.
Dit verweer wordt niet aanvaard.
Aangenomen moet worden dat de opdracht eind juni 2013 is gegeven nu de eerste voorschotfactuur al op 1 juli 2013 is verstuurd. De LLP is pas op 23 juli 2013 opgericht en deze datum is in het handelsregister van de kamer van koophandel vastgelegd als ‘startdatum onderneming’ (prod. 2 bij dagv.). Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat deugdelijk onderzoek bij de kamer van koophandel bij het aangaan van de overeenkomst voor Bitraco duidelijk zou hebben gemaakt dat niet [gedaagden gezamenlijk], maar de LLP haar contractspartij was.
Daarbij komt dat [eenmanszaak] (de geadresseerde van de offerte) en [bedrijf] (de naam waarop de voorschotnota’s en eindfactuur op verzoek van [gedaagde sub 2] zijn gesteld) niet de (exacte) naam van de LLP zijn en dat de aanduiding ‘LLP’ niet is gemeld op de offerte, de voorschotnota’s of de eindfactuur.
10. Voor zover [gedaagden gezamenlijk] desondanks na ontvangst van de factuur van 13 oktober 2013 redelijkerwijs zou hebben mogen aannemen dat deze factuur aan de LLP was gericht, geldt dat [gedaagden gezamenlijk] niets heeft gesteld waaruit zou kunnen volgen dat ([gedaagden gezamenlijk] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat) Bitraco er toen ook met zoveel woorden mee heeft ingestemd dat [gedaagden gezamenlijk] daarmee ontslagen was van zijn betalingsverplichtingen ter zake van de betrokken werkzaamheden, met andere woorden dat Bitraco daarmee afstand heeft gedaan van haar aanspraak jegens [gedaagden gezamenlijk]
11. De door [gedaagden gezamenlijk] aangevoerde omstandigheid, dat [naam 3] [naam 1] goed kende en meermalen met hem heeft gesproken over andere onderdelen van het pand (de aanbouw) waar - voor rekening van Rozentuin - werkzaamheden zouden worden verricht, is onvoldoende voor een ander oordeel, nu dat overleg afzonderlijk is gevoerd (niet samen met het overleg over de voorzijde) en door [gedaagden gezamenlijk] niets is aangevoerd waaruit volgt dat het in redelijkheid voor Bitraco duidelijk moest zijn dat de werkzaamheden in de factuur van 13 oktober 2013 niet voor rekening van [gedaagden gezamenlijk], maar voor rekening van de LLP zouden komen. De relatie tussen Rozentuin en Bitraco is tegen deze achtergrond niet relevant. De relatie tussen [installatie bedrijf] en [eenmanszaak], waar [gedaagden gezamenlijk] op heeft gewezen, is voor de rechtsverhouding tussen partijen niet van belang bij gebreke van een concrete toelichting waaruit volgt dat de relatie tussen [installatie bedrijf] en [eenmanszaak] in een relevant verband tussen partijen aan de orde is gekomen of stilzwijgend door partijen is betrokken bij hun besluitvorming over de overeenkomst (en wie deze zou aangaan). De toelichting van [gedaagden gezamenlijk] over vermoedelijke subsidiefraude, gepleegd door [naam 1] en [naam 2], waarnaar de curator van de LLP volgens [gedaagden gezamenlijk] onderzoek doet, kan [gedaagden gezamenlijk] niet baten, nu niets naar voren is gebracht waaruit volgt dat deze fraude, die volgens de stellingen van [gedaagden gezamenlijk] binnen de LLP is voorgevallen, Bitraco regardeert.
12. De slotsom is dat de vordering van Bitraco gegrond is.
13. De gevorderde bedragen aan hoofdsom, incassokosten en rente zijn op zichzelf terecht niet weersproken en zullen worden toegewezen. Bitraco heeft deze posten begroot op € 19.638,67 aan hoofdsom, vermeerderd met de rente vanaf 4 juni 2014 tot aan de voldoening, € 971,39 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 938,99 aan rente, berekend tot 4 juni 2014, waarna zij een (door [eenmanszaak] namens de LLP verrichte) betaling van € 4.000,- overeenkomstig artikel 6:44 lid 1 BW in mindering heeft gebracht. De restantschuld bedraagt dan ook € 17.549,05 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente vanaf 4 juni 2014. [gedaagden gezamenlijk] zal zoals gevorderd hoofdelijk worden veroordeeld dit bedrag te betalen.
14. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [gedaagden gezamenlijk] als de in het ongelijk gestelde partij, zoals gevorderd hoofdelijk, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bitraco. Indien Bitraco zoals [gedaagden gezamenlijk] stelt ten onrechte heeft nagelaten bekende verweren in de dagvaarding te melden, verbindt de kantonrechter hieraan geen consequenties in de proceskostenveroordeling, nu niet duidelijk is geworden dat [gedaagden gezamenlijk] hierdoor onnodig kosten heeft gemaakt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk tot betaling aan Bitraco van € 17.549,05 aan hoofdsom, vermeerderd met de rente vanaf 4 juni 2014 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagden gezamenlijk] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Bitraco tot op heden begroot op € 1.311,52:
griffierecht € 923,-
explootkosten 88,52
salaris gemachtigde
300,-totaal € 1.311,52.
inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. L.S. Frakes, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter