In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een zorgovereenkomst. De verzoekster, een meervoudig gehandicapte vrouw, heeft een zorgovereenkomst gesloten met de verweerster, die haar verzorging en huishoudelijke hulp verleende. De verzoekster heeft het verzoek tot ontbinding ingediend op basis van gewichtige redenen, zoals ongeoorloofd verzuim en disfunctioneren van de verweerster. De verweerster heeft zich verzet tegen de ontbinding en verzocht om een ontslagvergoeding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst een bijzondere aard heeft, gezien de vertrouwensband tussen partijen en de afhankelijkheid van de verzoekster van de zorg. De rechter heeft geoordeeld dat de verstoring van de verhoudingen tussen partijen voldoende grond oplevert voor ontbinding van de overeenkomst, ondanks dat de verzoekster mogelijk zelf heeft bijgedragen aan deze verstoring. De kantonrechter heeft echter geen ontslagvergoeding toegekend, omdat de financiële situatie van de verzoekster en de aard van de arbeidsrelatie dit niet toelaten. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 april 2015, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.