8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel. Medeverdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer], benaderd op Hyves en net zolang aangedrongen totdat zij ermee instemde om met hem af te spreken en naar Amsterdam te gaan. In Amsterdam ontmoette zij verdachte. Verdachte was lief voor haar, regelde onderdak voor haar en gaf haar kleding, geld, een telefoon en een laptop. [slachtoffer] werd verliefd op verdachte. Verdachte maakte echter een seksadvertentie voor haar en vertelde dat ze in de prostitutie moest gaan werken. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij dit voor verdachte zou doen, ondanks dat zij dit niet wilde. Gelukkig is het, doordat [slachtoffer] ziek was, nog niet zo ver gekomen. [slachtoffer] was een kwetsbaar meisje van slechts14 jaar. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer zwaar aan. Zij had daarnaast geen identiteitskaart en geld bij zich waardoor zij zich erg afhankelijk van de verdachten voelde. Ze was angstig waardoor zij niet in staat was om weg te gaan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden. Daarnaast zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Zij hoopt verdachte hierdoor een extra motivering te geven om niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van
[slachtoffer]niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft € 142,96 aan materiële en € 4.000,00 aan immateriële schadevergoeding verzocht.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de kostenpost ‘Rechtbank Den Bosch’ niet op deze strafzaak kan zien en dat het rechtstreekse verband tussen deze zaak en het bezoek aan Bureau Jeugdzorg ontbreekt. De kosten ‘OvJ Amsterdam’ zullen waarschijnlijk zien op kosten die de ouders van [slachtoffer] hebben gemaakt en zijn daarom niet toewijsbaar als schade van [slachtoffer]. Omdat er ook een strafzaak in Den Bosch loopt en het drie keer naar slachtofferhulp gaan ook daarmee te maken kan hebben zal de rechtbank de reiskosten één keer toewijzen. Dit geldt tevens voor het parkeergeld in Den Bosch. In totaal waardeert de rechtbank de materiële schade op € 13,28.
[slachtoffer] heeft in haar vordering vermeld dat zij na het misdrijf veel last had van herbeleving. Ze sliep slecht en had last van nachtmerries. Ze is bang om de verdachten weer tegen te komen. Ook heeft ze door het misdrijf zes weken niet naar school kunnen gaan. Tot slot heeft ze een andere kijk op jongens/mannen gekregen. Gelet op het voorgaande en op hetgeen in soortgelijke zaken aan immateriële schade wordt toegewezen acht de rechtbank € 2.000,00 passend.
De rechtbank waardeert de totale schade op € 2.013,28 (tweeduizenddertien euro en achtentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 augustus 2012, tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van
[slachtoffer]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [moeder van slachtoffer]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van
[moeder van slachtoffer], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft € 750,00 aan immateriële schadevergoeding verzocht. In haar vordering heeft zij deze schade als volgt toegelicht. In de periode dat haar 14-jarige dochter vermist was, stond zij doodsangsten uit over wat er met haar dochter gebeurd zou kunnen zijn. Zij hield zelfs rekening met een overlijdensbericht. Daarnaast werd zij onophoudelijk benaderd door lokale en landelijke media, wat zij als zeer belastend heeft ervaren. Ook toen haar dochter weer terecht was, durfde zij niet de straat op omdat zij bang was voor alle vragen van de mensen. Ze heeft drie maanden niet kunnen werken.
Gelet op voorgaande waardeert de rechtbank de schade op € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 24 augustus 2012, tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[moeder van slachtoffer]voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.