ECLI:NL:RBAMS:2015:1422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
KG ZA 15-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot op verzekeringspenningen en de gevolgen van schending van de mededelingsplicht

In deze zaak vordert Carstore B.V. een voorschot van € 300.000 op de uit te keren verzekeringspenningen van Delta Lloyd Schadeverzekering NV. De vordering is gebaseerd op een verzekeringsovereenkomst die Carstore heeft afgesloten met Delta Lloyd, waarbij Carstore ten onrechte geen melding heeft gemaakt van een strafrechtelijk verleden en eerdere opzeggingen door een andere verzekeraar. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Delta Lloyd zich terecht beroept op de schending van de mededelingsplicht, waardoor het recht op uitkering kan vervallen. De rechter heeft vastgesteld dat Carstore niet aannemelijk heeft gemaakt dat Delta Lloyd onterecht weigert uit te keren. De vordering van Carstore is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht bij het aangaan van een verzekering en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/579393 / KG ZA 15-25 CB/MA
Vonnis in kort geding van 5 februari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARSTORE B.V.,
gevestigd te Oirschot,
eiseres bij dagvaarding van 14 januari 2015,
advocaat mr. E.C.M.J. van Kempen te Boxmeer,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.D. van de Meent te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Carstore en Delta Lloyd worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van donderdag 22 januari 2015 heeft Carstore gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Delta Lloyd heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van Carstore: mr. Van Kempen met [naam 1], algemeen directeur van Carstore (hierna [naam 1]),
aan de zijde van Delta Lloyd: mr. Van de Meent met [naam 2] [naam 3], technisch onderzoeker bij Delta Lloyd, [naam 4], medewerker Integriteit bij Delta Lloyd, [naam 5], schadebehandelaar bij Delta Lloyd en [naam 6], onderzoeker bij onderzoeksbureau I-TEK B.V.

2.De feiten

2.1.
Libin B.V. is enig aandeelhouder en bestuurder van Carstore. Carstore exploiteert een autobedrijf in Oirschot en is specialist in de verkoop van exclusieve auto’s in het topsegment. Bestuurder en aandeelhouder van Libin is [naam 1].
Eigenaar van het bedrijfspand is de vader van [naam 1] (hierna [naam 7]). [naam 1] huurt de bedrijfsruimte van [naam 7]
2.2.
Bij vonnis van 22 juni 2010 heeft de rechtbank Den Bosch [naam 1] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede een geldboete van € 45.000,= voor het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd in de periode van de maand september 2003 tot en met de maand januari 2004 en feitelijk leiding geven aan het opzettelijk doen van een onjuiste belastingaangifte, meermalen gepleegd in de periode van 1 september 2003 tot en met 19 februari 2004 .
2.3.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Bosch bij arrest van 27 december 2012 dezelfde feiten bewezen geacht, de gevangenisstraf verlaagd tot 16 maanden (aftrek van twee maanden wegens overschrijding van de redelijke termijn), waarvan 6 maanden voorwaardelijk en de geldboete in stand gelaten. [naam 1] heeft cassatie ingesteld, waarop nog niet is beslist.
2.4.
Carstore had een garageverzekering en wagenparkverzekering bij ASR Schadeverzekering N.V. Bij brief van 24 januari 2014 heeft ASR aan Carstore, voor zover hier van belang, geschreven:
Zoals u inmiddels van uw verzekeringsadviseur heeft vernomen zien wij ons genoodzaakt zowel de garageverzekering als ook de verzekering van het wagenpark met ingang van 15 februari 2014 definitief te beëindigen.
Deze beslissing is genomen op grond van de volgende feiten:
 Het niet betalen van de verschuldigde maandpremie vanaf 01 december 2013
 Het niet betalen van de na verrekening over 2012. Deze vordering is inmiddels uit handen gegeven en blijft onverminderd van kracht.
 Het schadeverloop in het algemeen waarover u al enkele malen bent geïnformeerd.
 Het uitblijven van medewerking aan het onderzoek van de diefstal van de BMW met kenteken [(...)].
(..) Per 15 februari 2014 zijn de risico’s die behoren bij de bedrijfsvoering van uw garagebedrijf en het bijbehorende wagenpark niet meer door a.s.r. afgedekt. (..)
Deze brief is zowel aangetekend als niet aangetekend verzonden. (..)
2.5.
In april 2014 heeft Libin als verzekeringnemer met Delta Lloyd als verzekeraar een verzekeringsovereenkomst, het zogeheten Garagepakket, afgesloten. Onder de verzekering zijn onder andere verzekerd de handelsvoorraad, cascodekking handelsvoorraad, brand, bedrijfsrechtsbijstand en bedrijfsschade. Verzekerd onder de polis zijn Libin en de dochterondernemingen Carstore, Carstore Exclusive BV, Cooltrans BV en Cooltrans Nederland BV. Het verzekerde bedrag bedraagt in totaal € 3.300.000,=.
2.6.
Op het voor de verzekering bestemde aanvraagformulier zijn, op het blad “INFORMATIE VERZEKERINGS- EN STRAFRECHTELIJK VERLEDEN”, onder meer de volgende vragen opgenomen:
Eerdere verzekering*
Is de aanvrager (verzekeringnemer) of een van de andere belanghebbenden ten aanzien van een verzekering als thans aangevraagd ooit geconfronteerd met een weigering, een opzegging of acceptatie onder beperkende voorwaarden? Zo ja, graag kort toelichten.
Strafrechtelijk verleden*
Is sprake van een ‘strafrechtelijk’ verleden in de zin als hieronder toegelicht? Zo ja, graag kort toelichten.
Van belang is te weten of aanvrager (verzekeringnemer) of een van de andere belanghebbenden bij een aangevraagde verzekering in de laatste acht jaar als verdachte of ter uitvoering van een (straf)maatregel met politie of justitie in aanraking is geweest in verband met:
  • een misdrijf – of poging daartoe - als diefstal, verduistering, bedrog, oplichting, valsheid in geschrifte, vernieling, beschadiging, mishandeling, afpersing of afdreiging; oplichting, valsheid in geschrifte;
  • (..)
  • (..)
*
Belangrijke informatie
Voor de aanvrager van een verzekering geldt de wettelijke verplichting om de gestelde vragen naar waarheid en zo volledig mogelijk te beantwoorden. Als niet aan deze zogenaamde ‘mededelingsplicht’ is voldaan kan dat ertoe leiden dat het recht op uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt of dat de verzekering wordt opgezegd.
Als de verzekering mede ten behoeve van een maatschap, een vennootschap onder firma, of een rechtspersoon wordt aangevraagd, dan gelden de vragen over ‘Eerdere verzekering’ en ‘Strafrechtelijk verleden’ ook voor:
(..)
(..)
de aandeelhouder(s) met een belang van 33% of meer en – indien deze zelf een rechtspersoon is/zijn – hun statutair directeur(en)/bestuurders en aandeelhouders met een belang van 33% of meer.
MEDEDELINGSPLICHT
U bent verplicht de gestelde vragen in dit aanvraagformulier zo volledig mogelijk te beantwoorden. Dit geldt ook voor feiten en omstandigheden die betrekking hebben op een derde, wiens belangen worden meeverzekerd. Indien u niet of niet aan uw mededelingsplicht heeft voldaan kan dat ertoe leiden dat het recht op uitkering wordt beperkt of zelfs vervalt, of dat de verzekering wordt opgezegd.
ONDERTEKENING
Door ondertekening verklaart aanvrager dat de gegeven antwoorden juist en volledig zijn. Ondergetekende verklaart voorts de aangevraagde verzekering(en) te willen aangaan met Delta Lloyd Schadeverzekering NV en akkoord te gaan met de toepassing van de daarbij behorende algemene voorwaarden.
De vragen betreffende de ‘Eerdere verzekering’ en ‘Strafrechtelijk verleden’ zijn namens Libin beide met “NEE” beantwoord, door aankruising van de daarvoor bestemde vakjes. [naam 1] heeft het formulier ondertekend.
2.7.
In de nacht van donderdag 20 november op vrijdag 21 november 2014 heeft in het autobedrijf van Carstore een ramkraak en brandstichting plaatsgevonden. Het bedrijfspand is voorzien van een beveiligingssysteem, bestaande uit beveiligingscamera’s en een alarmsysteem. [naam 1] heeft zich na een alarmmelding naar het bedrijfspand begeven. Aldaar waren al politie en brandweer aanwezig.
2.8.
Op 21 november 2014 in de ochtend heeft [naam 1] namens zichzelf en zijn vader aangifte gedaan van de ramkraak en mogelijk brandstichting.
2.9.
Op 26 november 2014 is in de personenauto van [naam 7] brand gesticht. [naam 1] en zijn vader wonen naast elkaar.
2.10.
Kort na de brand heeft een onderzoeker van Delta Lloyd een bezoek gebracht aan het bedrijf van Carstore. Daar constateerde hij dat diverse voertuigen een buitenlands kenteken hadden. Delta Lloyd heeft de politie hiervan op de hoogte gebracht.
2.11.
Op of omstreeks 29 november 2014 heeft de politie Oost-Brabant meerdere voertuigen die bij Carstore te koop werden aangeboden, in beslag genomen. Een gedeelte daarvan is eind december 2014 weer vrijgegeven.
2.12.
In opdracht van Delta Lloyd heeft het onderzoeksbureau I-TEK B.V. te Veghel een onderzoek ingesteld naar de oorzaak en de toedracht van de brand. [naam 6], onderzoeker bij I-TEK, heeft op woensdag 3 december 2014 zowel [naam 1] als [naam 7] ondervraagd. Dit interview vond plaats op het kantoor en in het bijzijn van de raadsman van [naam 1]. In het daarvan op 20 (datum slecht leesbaar, vzr.) december 2014 door [naam 1] ondertekende rapport, is op pagina 3 vermeld, voor zover hier relevant (V = vraag en A = antwoord):
V: Aan verzekerde werd voorgehouden dat op grond van door Delta Lloyd verstrekte informatie bekend was, dat op het aanvraagformulier voor de tot stand koming van de onderhavige verzekeringsovereenkomst bij de vragen over schade- en strafrechtelijk verleden de vraag met betrekking tot een eerder strafrechtelijk verleden met ‘nee’ was beantwoord.
Op grond van berichtgeving op internet aangaande betrokkenheid van verzekerde in relatie tot invoer van auto’s uit het buitenland (Luxemburg) en BPM vrijstellingen werd op een forum een bericht aangetroffen, waarin is weergegeven dat verzekerde tot 18 maanden celstraf was veroordeeld wegens fraude. Door mr. Van Kempen werd opgemerkt, dat de vraag over het strafrechtelijk verleden betrekking had op de laatste 8 jaar voorafgaande aan de datum van ondertekening. Aan verzekerde werd daarop voorgehouden dat het berichte luidde: “en deze week is deze meneer veroordeeld…”en dat het bericht was geplaatst op 25 juni 2010, derhalve binnen de genoemde 8 jaar voor dag- en ondertekening.
A: Dit betreft feiten die ouder zijn dan die periode van 8 jaar en dus niet relevant. Er waren geen andere veroordelingen geweest, derhalve ook niet binnen de genoemde periode van 8 jaar na dag- en ondertekening van het aanvraagformulier.
Verder deelde verzekerde mede, dat de assurantietussenpersoon het aanvraagformulier samen met zijn medewerker [naam 8] had ingevuld en dat hij dit ingevulde formulier alleen had ondertekend zonder dit verder na te lezen. De assurantietussenpersoon had de vragen op het aanvraagformulier niet met hem doorgenomen. Uiteindelijk had hij ook de offerte ondertekend en was er vanuit gegaan dat daardoor alles correct was weergegeven
(..)
2.13.
Delta Lloyd heeft tot dusver geweigerd om onder de verzekering een voorschot op de schade aan Carstore uit te keren. [naam 9], senior acceptant Garage- en Landbouwmechanisatiebedrijven bij Delta Lloyd, heeft op 19 januari 2015 schriftelijk verklaard dat indien op beide vragen, naar het verzekeringsverleden en het strafrechtelijk verleden, met “ja” was geantwoord, dit, (behoudens extreme gevallen van evidente onjuiste behandeling door de verzekeraar en politie/justitie) hoe dan ook had geleid tot non-acceptatie van de potentiële verzekeringnemer.

3.Het geschil

3.1.
Carstore vordert samengevat - veroordeling van Delta Lloyd tot betaling van een voorschot van € 300.000,= op de uit te keren verzekeringspenningen, met veroordeling van Delta Lloyd in de kosten van dit geding.
3.2.
Zij stelt daartoe – kort samengevat – onder meer het volgende.
Delta Lloyd heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij zelfs ook maar een begin van bewijs zal kunnen leveren van haar stelling dat Carstore, althans [naam 1] negatief bij de brand betrokken zou zijn. Het aanvraagformulier voor de verzekering heeft [naam 1] niet in strijd met de waarheid ingevuld. De feiten waarvoor [naam 1] is veroordeeld door de rechtbank en het hof hebben plaatsgevonden in 2004, derhalve vóór de periode van acht jaar voor het moment van aanvragen van de verzekering. Daarbij komt dat het vonnis en het arrest door Delta Lloyd op een onrechtmatige wijze zijn verkregen en zij ook op die grond buiten beschouwing moeten worden gelaten.
De beëindiging van de verzekering bij ASR betrof geen opzegging door ASR maar is met wederzijds goedvinden tussen Carstore en ASR geschied. Partijen konden niet goed met elkaar overweg. Derhalve kon [naam 1] ook deze vraag ontkennend beantwoorden. De door Delta Lloyd in het geding gebrachte brief van 24 januari 2014 is [naam 1] onbekend, hij heeft deze brief nooit ontvangen.
Het aanvraagformulier is overigens niet door [naam 1] zelf, maar door zijn medewerker [naam 8] ingevuld, in samenwerking met de assurantietussenpersoon. [naam 1] heeft slechts zijn handtekening eronder gezet.
Carstore heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, nu het voorschot dringend nodig is om de lopende betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, alsmede om nieuwe voorraden te kunnen inkopen om de onderneming voort te kunnen zetten.
3.3.
Delta Lloyd voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
4.2.
Dat [naam 1] het geld nodig heeft om zijn bedrijf voort te kunnen zetten is voldoende aannemelijk en daaruit vloeit het spoedeisend belang voort.
4.3.
Op grond van artikel 7:928 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) rust op de verzekeringnemer bij het aangaan van de verzekering een mededelingsplicht, zodat de verzekeraar kan beoordelen óf en zo ja, onder welke voorwaarden, zij de verzekering wil afsluiten. Artikel 7:930 BW bepaalt bij het niet voldoen aan de mededelingsplicht, in welke gevallen er desalniettemin wel en wanneer er geen recht op uitkering bestaat.
4.4.
Delta Lloyd heeft zich primair beroepen op het verval van uitkering op grond van misleiding (art. 7:930 lid 5 BW) en subsidiair op het schenden van de mededelingsplicht zodanig dat indien zij kennis had gehad van de ware stand van zaken, zij geen verzekering had afgesloten met Libin (art. 7:930 lid 4 BW).
4.5.
Delta Lloyd heeft voor de beoordeling of zij met Libin/Carstore de verzekering wilde aangaan, gebruik gemaakt van een vragenlijst. Nu op deze vragenlijst (zie 2.6) expliciet is gevraagd naar zowel een eventuele eerdere opzegging door een vorige verzekeraar als naar een strafrechtelijk verleden van de beoogde verzekeringnemer, was het voor [naam 1] kenbaar dat de antwoorden op deze vragen voor Delta Lloyd een belangrijke rol spelen bij de beoordeling. Dat [naam 1] kennis had van deze veroordelingen spreekt voor zich.
4.6.
Het standpunt van [naam 1] dat de verzekering met ASR niet door ASR is opgezegd, maar met wederzijds goedvinden is beëindigd, wordt niet aannemelijk geacht, nu blijkens de brief van ASR van 24 januari 2014 een van de redenen voor de beëindiging is gelegen in een (forse) achterstand in de premiebetaling. Ook de bewoordingen van de brief “zien wij ons genoodzaakt … te beëindigen”, duiden op een opzegging en niet op een wederzijds goedvinden. Dat deze brief [naam 1] nooit bereikt zou hebben (hetgeen onaannemelijk is nu de brief ook aangetekend is verstuurd), maakt de omstandigheid dat ASR niet verder wilde met Carstore niet anders. [naam 1] had derhalve deze vraag met “ja” dienen te beantwoorden. Een opzegging door een voorgaande verzekeraar wegens het, onder andere, niet betalen van de premie, is uiteraard relevant voor de nieuwe verzekeraar bij de beoordeling of zij de verzekering wil aangaan.
4.7.
Op het aanvraagformulier is voorts de vraag naar een strafrechtelijk verleden gesteld, waarbij specifiek nog “valsheid in geschrifte” is genoemd. Het betoog van [naam 1] dat de strafrechtelijke veroordelingen niet behoefden te worden vermeld, nu de vergrijpen waarop zij zagen vóór de achtjaarstermijn hebben plaatsgevonden, kan niet worden gevolgd. De vraag op het aanvraagformulier luidde “Van belang is te weten of aanvrager (verzekeringnemer) of een van de andere belanghebbenden bij een aangevraagde verzekering in de laatste acht jaar als verdachte of ter uitvoering van een (straf)maatregel met politie of justitie in aanraking is geweest Bij [naam 1] is dat het geval, immers het vonnis én het arrest zijn binnen de achtjaarstermijn gewezen. Het is evident dat [naam 1] daarvan melding had moeten maken. Ook hier geldt dat de beantwoording van deze vraag relevant is voor de verzekeraar om zich een oordeel te kunnen vormen of zij de verzekering wil aangaan.
4.8.
Het argument van [naam 1] dat het bewijs van een strafrechtelijk verleden, het vonnis en het arrest, onrechtmatig verkregen zou zijn, en daarom buiten beschouwing zou moeten worden gelaten, valt niet te volgen. Ten eerste geldt dat op [naam 1] de verplichting rustte naar waarheid te verklaren over zijn strafrechtelijk verleden, hetgeen hij heeft nagelaten. Voorts miskent [naam 1] dat vonnissen openbaar zijn en kunnen worden opgezocht op rechtspraak.nl en dat niet-geanonimiseerde versies kunnen (met redenen omkleed) worden opgevraagd bij de desbetreffende griffie van het gerecht. Wat de concrete aanleiding is voor het zoeken naar rechterlijke uitspraken, in dit geval een – overigens juiste- opmerking op een internetforum dat hij ([naam 1], vzr.) die week door de rechtbank was veroordeeld tot 18 maanden voor fraude, doet daarbij niet ter zake.
4.9.
Het standpunt van [naam 1] dat niet hij, maar zijn naaste medewerker [naam 8] het formulier samen met de tussenpersoon, heeft ingevuld en hij, ervan uitgaande dat het goed was, alleen zijn handtekening heeft gezet, kan hem niet baten, te minder nu [naam 1] ter zitting desgevraagd te kennen gaf dat [naam 8] wel op de hoogte was van het strafrechtelijk verleden van [naam 1]. [naam 1] blijft als aanvrager/verzekeringnemer verantwoordelijk voor hetgeen hij ondertekent. Dat hij het formulier door een werknemer zou hebben laten invullen zonder dat zelf na te lezen, blijft voor zijn rekening en risico.
4.10.
Het voorgaande maakt dat de voorzieningenrechter het bepaald niet uitgesloten acht dat de bodemrechter het primaire dan wel subsidiaire verweer van Delta Lloyd zal volgen, in die zin dat misleiding en of schending van de mededelingsplicht leidt tot een algeheel verval van het recht op uitkering.
Derhalve zal het gevorderde voorschot op de uitkering worden afgewezen.
4.11.
Overigens treft ook het verweer van Delta Lloyd, dat gelet op de stand van het onderzoek door de politie naar de toedracht van de brand en de herkomst van de bij Carstore aangetroffen voertuigen, uitkering van verzekeringspenningen prematuur zou zijn, doel. De brandstichting bij Carstore en bij [naam 7] en het aantreffen van voertuigen bij Carstore met buitenlandse kentekens roepen vragen op die de verzekeraar logischerwijs eerst beantwoord wil zien.
4.12.
Het verweer dat niet bevrijdend kan worden uitbetaald aan Carstore, omdat op grond van een aan haar toekomend pandrecht aan Van Lanschot betaald zou moeten worden, kan verder onbesproken blijven.
4.13.
De slotsom van het voorgaande is dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
4.14.
Carstore zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- griffierecht € 3.864,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 4.680,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Carstore in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 4.680,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.H. Abbas, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: