ECLI:NL:RBAMS:2015:1182

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
C/13/581501 / KG ZA 15-177
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van het Bungehuis door de Universiteit van Amsterdam in kort geding

In deze zaak heeft de Universiteit van Amsterdam (UvA) een kort geding aangespannen tegen een groep bezetters van het Bungehuis, gelegen aan de Spuistraat 210 te Amsterdam. De bezetting vond plaats op 13 februari 2015, en de UvA vorderde ontruiming van het pand, dat essentieel is voor haar onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. De voorzieningenrechter heeft op 19 februari 2015 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van de UvA werd toegewezen. De rechter oordeelde dat de UvA een spoedeisend belang had bij de ontruiming, aangezien de bezetting ernstige hinder veroorzaakte voor de reguliere gang van zaken binnen de universiteit. De bezetters voerden aan dat hun actie een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid was, gericht op democratisering en transparantie binnen de universiteit. De voorzieningenrechter erkende dat de bezetting als een geweldloze protestactie kan worden gezien, maar oordeelde dat deze niet proportioneel was in verhouding tot de inbreuk op de eigendomsrechten van de UvA. De rechter bepaalde dat de bezetters binnen vier uur na betekening van het vonnis het Bungehuis moesten verlaten, met een dwangsom van € 1.000,- per dag voor het geval zij hieraan niet voldeden. De kosten van de ontruiming zouden voor rekening van de bezetters komen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de UvA direct kon overgaan tot ontruiming.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/581501 / KG ZA 15-177
Vonnis in kort geding van 19 februari 2015
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
eiseres bij (gelijkluidende) dagvaardingen op verkorte termijn van
17 februari 2015,
advocaten mr. L. Schapink en mr. M.A. Moolhuizen te Amsterdam,
tegen
1.
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK GENAAMD “HET BUNGEHUIS”, AAN DE SPUISTRAAT 210 TE (1012 VT) AMSTERDAM,
niet verschenen,
2.
[Persoon 1],
wonende te Amsterdam,
3.[Persoon 2],
wonende te Amsterdam,
4.
[Persoon 3]
wonende te Amsterdam,
5.
[Persoon 4],
wonende te Amsterdam,
gedaagden,
advocaten mr. R.K. Uppal te Amsterdam (gedaagde sub 2 en gedaagde sub 4)
en mr. M.A.R. Schuckink Kool te ’s-Gravenhage (gedaagde sub 3 en gedaagde
sub 5).

1.De procedure

Ter terechtzitting van 19 februari 2015 heeft eiseres, hierna de UvA gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en akte wijziging van eis, met dien verstande dat daarin wordt gelezen ‘met al de hunnen en het hunne’ in plaats van ‘al de zijnen en het zijne’, aangezien het hier een kennelijke verschrijving betreft. De verschenen gedaagden, hierna gezamenlijk ook [Persoon 1]c.s., en afzonderlijk [Persoon 1], [Persoon 2], [Persoon 3] en [Persoon 4]hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. De UvA en [Persoon 1]en [Persoon 3] hebben producties in het geding gebracht.
en hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is na afloop van de behandeling ter terechtzitting mondeling de beslissing gegeven, alsook (verkort) de motivering daarvan.
De beslissing is op 19 februari 2015 vastgelegd in een zogenoemd ‘kopstaartvonnis’. Het hierna volgende bevat de uitwerking daarvan en is opgemaakt op 5 maart 2015.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van de UvA: [persoon 5], decaan (hierna: [de decaan]),
[persoon 6], bestuursvoorzitter (hierna: [de voorzitter]),
[persoon 7], rector magnificus (hierna: [de rector magnificus]),[persoon 8], veiligheidsadviseur (hierna: [de veiligheidsadviseur]), met mrs. Schapink en Moolhuizen;
aan de zijde van [Persoon 1]c.s.: [Persoon 1]en [Persoon 3] met mr. Uppal;
[Persoon 2] en [Persoon 4]met mr. Schuckink Kool.

2.De feiten

2.1.
De UvA is eigenaar van het pand gelegen aan de Spuistraat 210 te Amsterdam, genaamd “Het Bungehuis” (hierna ook: het Bungehuis of het pand), dat wordt gebruikt door de Faculteit der Geesteswetenschappen (FGw).
2.2.
Op vrijdag 13 februari 2015 is het Bungehuis ’s ochtends vroeg bezet door een aantal personen. Op diezelfde dag heeft [de veiligheidsadviseur] namens de UvA aangifte gedaan van huisvredebreuk.
2.3.
De UvA is bezig met een reorganisatie van de FGw, onder de naam “Profiel 2016.” Daarover staat op haar website onder meer vermeld:

Profiel 2016: naar bestendige geesteswetenschappen
11 november 2014
Om het toekomstperspectief van de geesteswetenschappen te verbeteren, is een nieuw profiel in de maak.
De notitie ‘Profiel 2016’ schetst de contouren van een vernieuwde opbouw van de bachelor- en masterprogramma’s aan de Faculteit der Geesteswetenschappen. Het is een eerste aanzet waarin verschillende mogelijke scenario’s worden geschetst, waarvan onderdelen bij wijze van voorbeeld zijn uitgewerkt. De komende weken zal in de faculteit over deze eerste versie worden gediscussieerd.”
2.4.
Bij e-mail van eveneens 13 februari 2015, 13.44 uur, heeft ‘de Nieuwe Universiteit’ aan het College van Bestuur van de UvA meegedeeld het Bungehuis te hebben bezet en een eisenpakket gepresenteerd, alsook dat de bezetters open staan voor een gesprek daarover. Het (meegezonden) eisenpakket luidt als volgt:

Democratisering & transparantie
Alle bestuurslagen van de Universiteit van Amsterdam dienen op democratische wijze te worden gekozen.Het universitaire bestuur behartigt op dit moment niet de belangen van de academische gemeenschap. Dat moet veranderen. Het contract van de huidige Rector Magnificus,[X] [de rector magnificus] loopt af in het jaar 2015. Wij eisen dat haar opvolger op democratische wijze wordt aangesteld.
Openbaarheid van financieel management.
Bestuursfuncties moeten herroepbaar worden.
Op deze manier blijft het bestuur een vertegenwoordiging van de academische gemeenschap.
De mogelijkheid tot een bindend referendum per opleiding en faculteit.
Indien de academische gemeenschap het oneens is met een besluit, dan moet ze zich kunnen beroepen op een bindend referendum.
Volledige openbaarheid van het bestuur van de universiteit en ook UvA Holding.Afschaffing van de sollicitatieprocedure voor masters.
Decentralisering
Decentralisering van de universitaire bestuursstructuren.De macht van de Colleges van Bestuur dient te worden ingeperkt ten gunste van meer zeggenschap voor de afzonderlijke afdelingen, leerstoelen en vakgebieden.
Waarborging van de autonomie van opleidingen.
Per opleiding moet op democratische wijze beslissingen worden gemaakt over onder andere de OER, curriculum, semesterindeling en begroting.
Rendementsdenken
Invoering van inputfinanciering en afschaffing van outputfinanciering.
Dit betekent financieren op basis van de kosten om een opleiding te handhaven in plaats van financiering op basis van studiepunten, diploma’s, publicaties en citaties.
Wanneer bezuinigingen onvermijdelijk zijn, bezuinig dan op bijkomstige posten.
Hieronder vallen bouw- en vastgoedprojecten, marketing, beveiliging, managementsalarissen en managementlagen.
Onderzoek moet gefinancierd worden vanuit de eerste geldstroom om de onafhankelijkheid van onderzoek te waarborgen.
Geen micromanagement van student- en docentprestaties.
Dit betekent afschaffing van het BSA en volledige keuzevrijheid van de student wat betreft het studietraject.
Betaling naar gewerkte uren.
Medewerkers van de UvA moeten betaald krijgen voor alle uren die zij werken. Dit geldt ook voor niet ingeroosterde uren zoals het nakijken van tentamens en uitgebreide scriptiebegeleiding.
Het academisch jaar 2015/2016 moet op 1 augustus 2015 beginnen zodat de nieuwe generatie studenten kan profiteren van de oude studiefinanciering.
Reorganisatie FGw
Onmiddellijke stopzetting van pogingen om profiel 2016 uit te voeren.
De rust moet worden hersteld zodat een grondige discussie over het nut en de noodzaak van hervormingen kan plaatsvinden.
Fusie Bèta-faculteitenOnmiddellijke stopzetting van de Bèta-fusie in huidige vorm.
We willen een herorientatie op deze samenwerking met inspraak van docenten en studenten, op democratische en horizontale wijze.
Academische gemeenschap
Waarborging van academische waarden.
Dit betekent vrijheid van de academische gemeenschap om onderzoek en onderwijs naar believe in te richten.
Ook in de praktijk en vrije en verbonden academische gemeenschap.
Openheid van gebouwen.
Verwijdering van de poortjes die alleen toegang bieden aan medewerkers met een pas.
Zalen van de UvA moeten door studenten kunnen worden gereserveerd.
Catering moet niet in dienst staan van het bedrijfsleven, maar in dienst van de academische gemeenschap.
Ontbind cateringscontracten.”
2.5.
In een open brief van 13 februari 2015 heeft [de voorzitter] namens de UvA aan de bezetters meegedeeld een plek te willen bieden van waaruit debatten kunnen worden georganiseerd, lezingen kunnen worden gehouden en op een oplossingsgerichte en academische manier kan worden gepraat over de punten die de bezetters hebben aangedragen, maar dat deze plek niet het Bungehuis is, aangezien daar onderwijs moet kunnen plaatsvinden en medewerkers naar hun werk moeten kunnen. Meegedeeld is voorts dat de UvA verwacht dat de bezetters het pand op korte termijn zullen verlaten.
Diezelfde dag is door de UvA een sommatie gezonden naar ‘zij die verblijven in het Bungehuis’, mede ter attentie van [Persoon 2], [Persoon 1]en [Persoon 3], om het pand met onmiddellijke ingang te verlaten en in ordentelijke staat achter te laten. Tevens zijn de bezetters aansprakelijk gesteld voor de schade die de UvA lijdt en zal lijden en heeft zij gerechtelijke maatregelen aangekondigd.
2.6.
In antwoord op de onder 2.5 genoemde brief hebben de bezetters op 13 februari 2015 later op de dag aan de UvA meegedeeld dat hun het Bungehuis een uitermate geschikte plek lijkt om een nieuwe democratische universiteit te vestigen en dat zij een alternatief zalenrooster hebben opgesteld, zodat studiegerelateerde activiteiten gewoon kunnen plaatsvinden.
2.7.
Bij e-mail van 14 februari 2015 hebben de bezetters een aantal discussiepunten, bedoeld als nadere concretisering van het onder 2.4 bedoelde eisenpakket, aan het College van Bestuur gezonden. Naast eisen met betrekking tot organisatie, democratisering en dergelijke betroffen deze ook het (ter discussie stellen van) de verkoop van het Bungehuis.
2.8.
Bij open brief op haar website heeft de UvA op 14 februari 2015 nogmaals meegedeeld dat zij de bezetters een alternatieve locatie wil bieden, maar alleen als zij het Bungehuis verlaten. In de brief staat verder onder meer dat een deel van de aangedragen punten de bevoegdheden van het College van Bestuur te buiten gaat.
De bezetters zijn nogmaals erop gewezen dat de UvA bereid is een alternatieve locatie aan te bieden, op voorwaarde dat de bezetters het pand te verlaten, en dat onderwijs en onderzoek weer hervat moeten worden.
2.9.
In reactie op de onder 2.8 genoemde brief hebben de bezetters de UvA diezelfde dag laten weten dat het voor hen ondenkbaar is het Bungehuis te verlaten voordat er een ‘constructieve en inhoudelijke dialoog’ heeft plaatsgevonden.
2.10.
In een brief aan de medewerkers van de FGw van 14 februari 2014 hebben [persoon 9] en [de decaan] de medewerkers meegedeeld dat in het Bungehuis geen reguliere colleges en andere werkzaamheden kunnen plaatsvinden, zolang de bezetting voortduurt en dat andere onderwijszalen zijn geregeld.
2.11.
Bij e-mail van 15 februari 2015 01.14 uur, met als onderwerp “Subversieve Collegevoordracht Nieuwe Universiteit” hebben de bezetters [de rector magnificus] uitgenodigd voor het houden van een lezing of presentatie.
2.12.
Bij (wederom) open brief van 15 februari 2015 heeft de UvA aan de bezetters per direct alternatieve ruimte aangeboden op het Binnengasthuisterrein, op voorwaarde dat het Bungehuis die (zon)dag voor 17.00 uur ontruimd zal zijn.
2.13.
Bij e-mail van 15 februari 2015 heeft [de decaan] de bezetters meegedeeld dat de faculteit wettelijk aansprakelijk is voor de bij haar werkenden en studerenden voor bijvoorbeeld brand of andere calamiteiten, problemen rond tentaminering, werkgroepdeelname en dergelijke, en dat dit zich niet verdraagt met controle van het Bungehuis door bezetters. Diezelfde dag hebben de bezetters aan [de decaan] meegedeeld zoveel mogelijk mensen te mobiliseren om naar het Bungehuis te komen, om de kans op uitzetting te verkleinen.
2.14.
De UvA en de bezetters hebben verder gecommuniceerd over een mogelijke oplossing, maar dat heeft niet tot resultaat geleid.
2.15.
Bij e-mail van maandag 16 februari 17.11 uur heeft de UvA de bezetters (nogmaals) gesommeerd om het pand te ontruimen, uiterlijk dinsdag om 12.00 uur. De bezetters hebben aan deze sommatie niet voldaan
2.16.
Onder de gedingstukken (productie 19 UvA) bevindt zich een (geanonimiseerd) schrijven van 16 februari 2015 van een onderzoekster die stelt het zich in het Bungehuis bevindende niet verplaatsbare ‘babylab’ nodig te hebben voor haar onderzoek. In de brief staat dat de mensen in het Bungehuis hadden aangeboden dat de ouders met de baby’s door het raam zouden mogen klimmen, maar dat zij van anderen had gehoord dat zij dan niet verzekerd zouden zijn. De UvA wordt in deze e-mail gevraagd hoe zij dit probleem denkt op te lossen.
In meer (geanonimiseerde) e-mails (producties 28, 30 tot en met 32, 34 en 35 van de UvA) hebben medewerkers en gebruikers van het Bungehuis tegenover de UvA hun ongenoegen en zorgen geuit over de bezetting.
2.17.
Op de website van het universiteitsblad Folia is het volgende vermeld:

18 februari 2015 19:24 De Centrale Studentenraad (CSR) heeft zich uitgesproken tegen de bezetting van het Bungehuis. Volgens de CSR is een bezetting niet het juiste middel om de achterliggende idealen te bereiken.
In een persbericht zegt voorzitter van de raad [persoon 10] zich wel te herkennen in een aantal door de bezetters aangekaarte thema’s. Toch denkt hij dat de problemen alleen kunnen worden aangepakt, door het aangaan van gesprek. ‘Wij geloven dat het beste beleid voor de universiteit tot stand komt in samenspraak met de academische gemeenschap. De CSR ziet daarom een oplossing in het voeren van een dialoog, zowel in de medezeggenschap als in de collegebanken.
2.18.
Op 19 februari 2015 hebben [Persoon 1]c.s. een lijst met 100 namen in het geding gebracht van medewerkers van de UvA en andere universiteiten, onder de volgende (in het Nederlands en Engels gestelde) open brief:

Het College van Bestuur (CvB) van de UvA heeft de inzet in het huidige debat flink verhoogd: naast het aanspannen van een kort geding tegen de studenten die het Bungehuis momenteel bezetten, dreigt het CvB volgens Folia (…) nu met boetes van € 100.000 voor iedereen die zonder toestemming na de uitspraak nog aanwezig is, of het gebouw betreedt. Wij vinden deze verregaande vorm van chantage tegen een geweldloze protestactie onacceptabel. De doelen en methodes van dit protest worden uiteraard niet door iedereen gedeeld, maar het bezetten van een universiteitsgebouw is een belangrijk en legitiem onderdeel van het reguliere repertoire van studentenprotest. Hoewel het misschien begrijpelijk is dat de universiteit juridische stappen onderneemt om de studenten uit het gebouw te verwijderen, is de toevlucht tot criminalisering en financiële dreigementen buitenproportioneel en ongerechtvaardigd. Wij verklaren daarom publiekelijk dat ook wij tijdens de bezetting het gebouw hebben betreden en/of daar ook na de uitspraak voor kortere of langere tijd met de studenten zullen verblijven. Wij verzoeken het College daarom met klem af te zien van dit dreigement tegen studenten en andere leden van de academische gemeenschap die het College meent te vertegenwoordigen en te besturen – of anders om consequent te zijn.”

3.Het geschil

3.1.
De UvA vordert, na eiswijziging, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren, om gedaagden te veroordelen om binnen vier uur na betekening van dit vonnis het Bungehuis blijvend te verlaten met al de hunnen en het hunne, onder afgifte van de sleutels en de ruimten ontruimd ter beschikking te stellen aan UvA, met bepaling dat eventuele kosten van ontruiming voor rekening komen van gedaagden, onder bepaling dat het ontruimingsvonnis gedurende één jaar na de datum waarop het is gewezen tegen een ieder die nadien zonder toestemming in het Bungehuis verblijft of daar binnentreedt ten uitvoer kan worden gelegd, alsmede op straffe van een dwangsom van € 100.000,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat de gedaagden niet aan deze veroordeling voldoen, althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter juist acht. Tot slot vordert de UvA veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
[Persoon 1]c.s. voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[Persoon 1]c.s. hebben allereerst betoogd dat geen verstek kan worden verleend tegen de niet verschenen gedaagden, aangezien de UvA geen advertentie heeft doen plaatsen in het dagblad Het Parool, een van de door de rechtbank gestelde voorwaarden om te dagvaarden op verkorte termijn. Dit verweer wordt verworpen. Weliswaar was deze voorwaarde gesteld, maar de UvA heeft onweersproken aangevoerd dat dit praktisch onuitvoerbaar was. In plaats van in Het Parool zijn ‘zij die verblijven in het Bungehuis’ voor de behandeling van het kort geding opgeroepen in het dagblad Trouw. Daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate aan (de gedachte achter) de gestelde voorwaarde voldaan. Verder is de dagvaarding uitgebracht aan het pand, en aan [Persoon 1]c.s. en is in de media veel aandacht aan het (tijdstip van het) kort geding besteed. De niet met naam genoemde gedaagden die in het gebouw verblijven worden daarmee geacht op de hoogte te kunnen zijn van de dagvaarding en zijn niet in hun processuele (verdedigings-)belangen geschaad doordat de advertentie niet in Het Parool is verschenen.
Terzijde wordt opgemerkt dat degenen wier naam is vermeld op de lijst onder de bij 2.18 aangehaalde open brief, anders dan [Persoon 1]c.s. lijken te willen betogen, niet als verschenen gedaagden in dit geding worden aangemerkt. Zij hebben zich ter zitting immers niet als aanwezigen gemeld en hebben evenmin aan (een van de) raadslieden van [Persoon 1]c.s. verzocht hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Dat blijkt ook niet uit voornoemde open brief.
Het gevraagde verstek tegen de niet verschenen gedaagden wordt dan ook verleend.
4.2.
Ten tweede hebben [Persoon 1]c.s. betoogd dat de UvA onvoldoende spoedeisend belang heeft bij een ontruiming, aangezien de onderwijs en onderzoeksactiviteiten gewoon doorgang kunnen vinden. [Persoon 1]c.s. hebben in dat verband aangevoerd pas in de dagvaarding over de problemen met het babylab te hebben vernomen en bereid te zijn ouders met baby’s ten behoeve van te verrichten onderzoeken in het Bungehuis toegang te verlenen door een van de deuren van het pand te openen, zodat zij niet, zoals andere bezoekers, het Bungehuis via een raam behoeven te betreden.
Ook dit verweer wordt verworpen; de voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang bij de UvA aanwezig. Voldoende aannemelijk is dat onderzoekers (zoals promovendi), studenten en andere gebruikers van het pand ernstige hinder ondervinden doordat zij hun werkplekken niet of alleen met veel moeite kunnen betreden. [Persoon 1]c.s. hebben niet weersproken dat het pand van binnenuit is gebarricadeerd en dat verschillende (nood-)uitgangen niet toegankelijk zijn en evenmin dat de leden van het CvB het pand niet in mogen. Niet in geschil is voorts dat het Bungehuis voorafgaand aan de bezetting voor onderwijs en onderzoeksdoeleinden bij de UvA in gebruik was. Het spoedeisende belang bij het weer beschikbaar komen van het pand is daarmee gegeven.
4.3.
Uitgangspunt is dat de UvA als eigenaar dient te kunnen beschikken over het Bungehuis en een inbreuk op haar eigendomsrecht door een bezetting in beginsel niet hoeft te dulden. Voorts is het uitgangspunt in de onderhavige zaak dat er geen woonrechten van betrokkenen in het geding zijn.
4.4.
[Persoon 1]c.s., die niet (althans onvoldoende) hebben weersproken tot de bezetters van het Bungehuis te behoren, hebben betoogd dat de UvA de inbreuk op haar eigendomsrecht in dit geval dient te dulden, aangezien de bezetting moet worden aangemerkt als een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid en zij gerechtvaardigde doeleinden nastreven, die breed worden ondersteund.
Alhoewel er geen vastomlijnde definitie van het begrip ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ is, wordt dit in het algemeen gebruikt voor situaties waarbij op een geweldloze wijze wordt geprotesteerd tegen een bestaande situatie, waarbij men een politiek-maatschappelijk doel, en niet het eigenbelang, op het oog heeft. Veelal wordt gesteld dat het gaat om een wijze van actievoeren die in het openbaar geschiedt en waarbij de gevolgen van een eventueel strafrechtelijk ingrijpen, alsmede de mogelijke aansprakelijkheid voor schadevergoeding worden aanvaard. Voorshands wordt geoordeeld dat de bezetting van het Bungehuis aan deze definitie voldoet. Dit betekent echter niet zonder meer dat de actie daarmee is gelegitimeerd, aangezien deze tevens dient te voldoen aan eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, dat wil zeggen dat de actievoerders geen andere middelen meer ten dienste staan om hun doel te bereiken en dat de gehanteerde middelen ter bereiking van dat doel niet onevenredig zijn aan het toegebrachte nadeel aan degenen wier rechten in het geding zijn.
4.5.
Of aan de eisen van subsidiariteit is voldaan valt vooralsnog niet vast te stellen. Enerzijds hebben [Persoon 1]c.s. in dit verband verwezen naar tal van acties die hebben plaatsgevonden zonder dat dit tot enig resultaat zou hebben geleid (de Night of Protest op 25 november 2014, een demonstratie op 27 november 2014 waarbij een petitie met 5000 handtekeningen is overhandigd aan het College van Bestuur, een demonstratie op 8 januari 2015, een gesprek op 13 januari 2015 en deelname aan werkgroepen, waarbij volgens [Persoon 1]c.s. alleen de met Profiel 2016 overeenstemmende inbreng werd overgenomen), anderzijds heeft de UvA verslagen van overlegvergaderingen in het geding gebracht met de Centrale Ondernemingsraad en studentenvertegenwoordigers (van 7 november en 12 december 2014) waarin de plannen het onderwerp vormden van debat, alsook een mede door de voorzitter van de Centrale Studentenraad ondertekende brief van 30 januari 2015 over de toekomstplannen. Daarnaast hebben zij verwezen naar het onder 2.17 weergegeven standpunt van de Centrale Studentenraad, waaruit blijkt dat deze de bezetting niet steunt, maar meent dat de dialoog op andere wijze dient te worden aangegaan. Of de bezetters derhalve de reguliere wegen om de gewenste doelen te bereiken in voldoende mate hebben bewandeld, vergt een nader onderzoek naar de feiten waarvoor het kort geding zich niet leent.
4.6.
De bezetting van het Bungehuis is echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet proportioneel. Met verwijzing naar hetgeen onder 4.2 is overwogen, wordt geoordeeld dat de UvA een spoedeisend en zwaarwegend belang heeft bij een ontruiming op korte termijn. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het onderwijs en onderzoek door de bezetting in ernstige mate worden gehinderd, waarbij tevens de belangen van derden (andere gebruikers van het pand) in het geding zijn. Daar komt bij dat de UvA de veiligheid binnen het pand tijdens de bezetting niet kan waarborgen. De UvA is niet gehouden om met de bezetters de dialoog aan over de vraag hoe, met instandhouding van de bezetting, de veiligheid in het pand beter gewaarborgd kan worden, zoals de bezetters hebben geëist. Van de UvA kan niet worden gevergd het toezicht op de veiligheid en toegankelijkheid van de pand en de bescherming van de daarin aanwezige personen en eigendommen over te laten aan [Persoon 1]c.s. en/of andere bezetters. Zij heeft daarin immers een eigen verantwoordelijkheid. Bovendien heeft de UvA aangeboden om met gedaagden de discussie aan te gaan en daarvoor een andere ruimte ter beschikking te stellen. Nu de bezetters hebben aangekondigd het pand niet te zullen verlaten, voordat aan hun eisen (in elk geval deels) is voldaan, valt voorts niet te overzien hoe lang de bezetting nog zou kunnen voortduren. In dit verband is nog van belang dat [Persoon 1]c.s. niet, althans onvoldoende, hebben weersproken dat het voldoen aan een deel van de eisen – zoals die betreffende de benoeming van bestuurders en de aanvang van het studiejaar – niet binnen de beslissingsmacht ligt van de UvA, maar van de wetgever, zodat alleen al om die reden daaraan niet binnen korte termijn tegemoet kan worden gekomen.
Dit alles in aanmerking nemende, merkt de voorzieningenrechter het continueren van de bezetting aan als een onevenredige actie en als een inbreuk op de eigendomsrechten van de UvA die zij niet hoeft te tolereren.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd, als na te melden.
4.8.
Nu de vordering jegens de niet verschenen gedaagden niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze ook jegens hen worden toegewezen.
4.9.
De termijn als bedoeld in artikel 557a Rv zal, overeenkomstig de vordering, worden bepaald op twaalf maanden.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden;
5.2.
veroordeelt gedaagden om binnen vier uren na de betekening van dit vonnis de onroerende zaak “Het Bungehuis”, gelegen aan de Spuistraat 210 te Amsterdam, met al de hunnen en het hunne te verlaten en te ontruimen, onder afgifte van de sleutels, en de ruimten ter vrije beschikking van de UvA te stellen;
5.3.
veroordeelt gedaagden, indien zij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoen en de UvA de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de UvA de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
5.4.
bepaalt dat gedaagden een dwangsom verbeuren van € 1.000,- voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.2 voldoen, met een maximum van
€ 25.000,-;
5.5.
bepaalt dat deze veroordeling tot ontruiming tot twaalf maanden na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich zonder toestemming van de UvA in voornoemde onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
5.6.
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de UvA begroot op:
– [...] € 282,57 aan explootkosten,
– [..] € 613,- aan griffierecht en
– [....] € 816,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de kosten gemaakt voor de in artikel 61 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven advertentie;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, op alle dagen en uren;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015. [1]

Voetnoten

1.type: MB