ECLI:NL:RBAMS:2015:10241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/730058-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en gevangenisstraf opgelegd aan verdachte na bewezenverklaring van witwassen van grote geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het witwassen van grote geldbedragen in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 augustus 2014, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode aanzienlijke contante bedragen, afkomstig van misdrijf, heeft ontvangen, bewaard en overgedragen. De officier van justitie, mr. J.M. Kees, heeft de rechtbank overtuigd van de schuld van de verdachte op basis van de bewijsmiddelen, waaronder bekennende verklaringen van de verdachte zelf.

De rechtbank heeft de tenlastelegging als bewezen verklaard, waarbij het ging om bedragen van in totaal ongeveer EUR 2.409.910,- en EUR 500.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was van misdrijf, wat de ernst van de zaak vergrootte. De verdediging voerde aan dat de verdachte nooit eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat hij zijn leven weer op de rails had gekregen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het witwassen van grote bedragen een aanzienlijke straf rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden onvoorwaardelijk en 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Spliet, en is openbaar gemaakt op de zitting van 29 oktober 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730058-14 (Promis)
Datum uitspraak: 29 oktober 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres verdachte]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M. Kees en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 13 november 2014 – ten laste gelegd dat
hij in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 augustus 2014, te Utrecht en/of te Amsterdam, en/of te Rotterdam en/of te Maarssen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich (meermalen althans eenmaal) schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 2.409.910,-, in elk geval enig geldbedrag, uit de kluis en/of
- een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 500.000,-, in elk geval enig geldbedrag, uit de auto
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en) gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Artikel 420ter/420bis/420quater juncto 47 Wetboek van Strafrecht

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde moet worden bewezen. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uit het dossier en de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode op grote schaal schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft alleen een strafmaatverweer en geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagegebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode de ten laste gelegde geldbedragen en andere geldbedragen voorhanden heeft gehad, dat hij bij anderen geldbedragen heeft opgehaald en in de kluis in zijn woning heeft opgeslagen, dat hij geldbedragen uit de kluis heeft overgedragen aan anderen en dat hij hier een administratie van heeft bijgehouden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte dit in opdracht van een ander of anderen deed.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de voornoemde geldbedragen afkomstig zijn van enig misdrijf. De rechtbank grondt deze conclusie op de volgende omstandigheden. Allereerst is sprake van grote contante geldbedragen, die niet van een bekende, legale bron afkomstig zijn en die verdachte in een geheime ruimte in zijn auto vervoerde. Bovendien is ten minste een deel van het geld door verdachte opgehaald op de [adres] , alwaar op nummer [huisnummer] niet alleen grote contante geldbedragen zijn aangetroffen, maar ook vuurwapens, munitie en verdovende middelen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij wist dat het ‘fout’ geld was.
Nu de geldbedragen die verdachte voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd van misdrijf afkomstig zijn en verdachte in de ten laste gelegde periode een groot aantal soortgelijke ‘transacties’ heeft verricht, kan worden bewezen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen en de in
rubriek 4.3.vervatte bewijsoverwegingen bewezen dat verdachte
in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 18 augustus 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) van meerdere voorwerpen, te weten onder meer:
- een geldbedrag van in totaal EUR 2.407.710, - uit de kluis en
- een geldbedrag van in totaal EUR 500.000, - uit de auto
de werkelijke vindplaats verhuld en
verworven, voorhanden gehad en overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, en een geldboete van € 1.380, - (duizenddriehonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 26 (zesentwintig) dagen. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De aan verdachte op te leggen straf moet een afschrikkende werking hebben en genoegdoening geven aan de samenleving, maar moet ook bij zijn persoon passen. Zijn leven moet niet nog verder de goot in worden getrapt door het opleggen van een straf. Het is daarbij goed te zien dat verdachte bezig is zijn leven weer op de rails te krijgen. De op te leggen straf moet daarom worden gematigd. Er was echter wel sprake van een groot aantal transacties in een korte periode voor een enorm totaalbedrag, waarbij verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld, dus er kan niet volstaan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest (aangevuld met een lange voorwaardelijke straf en maximale taakstraf).
Als de gevorderde geldboete wordt opgelegd, zal het Openbaar Ministerie de aangekondigde ontnemingsvordering niet doorzetten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf, een maximale taakstraf en een geldboete moet worden opgelegd. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft nooit eerder met politie of justitie te maken gehad en probeert met zijn werk de maatschappij vooruit te helpen, bijvoorbeeld door met de jeugd te werken. Hij is echter meegezogen in deze zaak. Hij heeft bekend dat hij een fout heeft gemaakt en aangegeven hoe dat heeft kunnen gebeuren. Hij zal dat nooit meer doen. Verdachte heeft na de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn leven weer opgepakt en weer werk gevonden. Het is daarom zowel in het belang van de maatschappij als in het belang van verdachte dat er een straf wordt opgelegd, die het mogelijk maakt dat verdachte kan (blijven) participeren in de maatschappij. Als er een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het voorarrest wordt opgelegd, dan is verdachte weer terug bij af. Daar heeft niemand baat bij. Gelet hierop en gelet op de houding van verdachte en de korte periode waarin hij zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, zou het dus redelijk zijn om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen. In de ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode, die relatief kort is, heeft de verdachte veelvuldig grote contante bedragen buiten het formele geldcircuit om ontvangen, in zijn woning bewaard en uitbetaald. Verdachte was hierbij een zeer belangrijke en onmisbare schakel en heeft met zijn handelen het voorafgaande criminele handelen van anderen gefaciliteerd.
Verdachte had ten tijde van zijn aanhouding bijna € 3.000.000, - voorhanden. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt bovendien dat hij in de weken voor zijn aanhouding een zeer groot aantal transacties heeft verricht en daardoor een nog aanzienlijker bedrag heeft witgewassen. Uit de oriëntatiepunten van het LOVS blijkt dat bij fraude voor een bedrag van € 1.000.000, - doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend wordt geacht en dat bij hogere fraudebedragen in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden tot de maximumstraf opgelegd moet worden.
Nu verdachte een veelvoud van € 1.000.000, - heeft witgewassen, acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van drie jaren geboden. Gelet op de ernst van de feiten kan niet volstaan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zoals door de verdediging is betoogd, noch met een gevangenisstraf van slechts achttien maanden (waarvan zes maanden voorwaardelijk), zoals door de officier van justitie is betoogd.
De rechtbank zal in matigende zin echter rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte niet de initiator van de fraude was. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Gelet op de hoogte van de op te leggen straf, is de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is om daarnaast ook nog een taakstraf of een geldboete aan verdachte op te leggen.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

2 Geld Euro Waarde: 85,00

4818469;

3 Geld Euro Waarde: 20,00

4818472;

4 Geld buitenlands Waarde: 1,67

4818475 2x1 dollar;

6 Geld Euro Waarde: 2.407.710,00

4815042;

7 Geld Euro Waarde: 1.380,00

4815050;

8 Geld Euro Waarde: 445,00

4815057;

9 Geld Euro Waarde: 400.000,00

4815061;

10 Geld Euro Waarde: 100.000,00

4815064;

11 Geld Euro Waarde: 375,00

4815079;

12 1.00 STK Folie

4814699;

13 1.00 STK Schrijfgerei

4814795;

14 1.00 STK Schrijfgerei

4814820;

15 1.00 STK Schrijfmap Kl: blauw

ringband
4814698;

16 1.00 STK Briefpost Kl: wit

enveloppe
4814890;

17 1.00 STK Briefpost Kl: wit

enveloppe
4814893;

18 3.00 STK Papier Kl: wit

A5
4814895;

19 1.00 STK Folie

plastic
4814699;

20 1.00 STK Schrijfgerei

4814795;

21 1.00 STK Schrijfgerei

4814820;

22 1.00 STK Sleutel

electr.
4807962;

23 1.00 STK Agenda

4814919;

25 Geld buitenlands Waarde: 6,37

goednr niet bekend; 5 GBP.

De onder 6, 8, 9, 10, 11, 17, 18, 23 en 25 genummerde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot of met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 17 (de envelop met het opschrift “Codes”), 18 (de in de kluis aangetroffen papieren die als “kasboek” zijn aangemerkt) en 25 (een briefje van 5 GBP die in de envelop met het opschrift “Codes” is aangetroffen) genummerde goederen verbeurd moeten worden verklaard, nu het ten laste gelegde is gepleegd met behulp van die goederen.
De overige voorwerpen behoren aan verdachte toe. Deze goederen kunnen niet direct in verband worden gebracht met het door verdachte gepleegde strafbare feiten en zullen derhalve aan hem worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
18 (achttien) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
 Verklaart verbeurd:

6 Geld Euro Waarde: 2.407.710,00

4815042;

8 Geld Euro Waarde: 445,00

4815057;

9 Geld Euro Waarde: 400.000,00

4815061;

10 Geld Euro Waarde: 100.000,00

4815064;

11 Geld Euro Waarde: 375,00

4815079;

17 1.00 STK Briefpost Kl: wit

enveloppe
4814893;

18 3.00 STK Papier Kl: wit

A5
4814895;

23 1.00 STK Agenda

4814919.

25 Geld buitenlands Waarde: 6,37

goednr niet bekend; 5 GBP.

 Gelast de teruggave aan verdachte van:

2 Geld Euro Waarde: 85,00

4818469;

3 Geld Euro Waarde: 20,00

4818472;

4 Geld buitenlands Waarde: 1,67

4818475 2x1 dollar;

7 Geld Euro Waarde: 1.380,00

4815050;

12 1.00 STK Folie

4814699;

13 1.00 STK Schrijfgerei

4814795;

14 1.00 STK Schrijfgerei

4814820;

15 1.00 STK Schrijfmap Kl: blauw

ringband
4814698;

16 1.00 STK Briefpost Kl: wit

enveloppe
4814890;

19 1.00 STK Folie

plastic
4814699;

20 1.00 STK Schrijfgerei

4814795;

21 1.00 STK Schrijfgerei

4814820;

22 1.00 STK Sleutel

electr.
4807962.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. N.A.J. Purcell en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2015.