In deze zaak vorderde de rechtspersoon SM Montaza D.O.O. (hierna: SMM) ontbinding van twee raamovereenkomsten en schadevergoeding van EWG Rohr- und Kesselbau GmbH (hierna: EWG) wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat er sprake was van raamovereenkomsten, waarin de voorwaarden voor het geven van specifieke opdrachten waren vastgelegd. SMM stelde dat EWG haar had opgedragen laswerkzaamheden te verrichten, maar de rechtbank concludeerde dat niet was komen vast te staan dat EWG daadwerkelijk opdracht had gegeven voor enige werkzaamheden. De rechtbank wees erop dat de overeenkomsten expliciet vermeldden dat afzonderlijke opdrachten zouden worden verstrekt en dat de stelling van SMM dat er een mondelinge opdracht was gegeven niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot ontbinding en schadevergoeding geen grondslag had, omdat EWG niet tot enige werkzaamheden opdracht had gegeven. SMM werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van EWG tot op heden waren begroot op € 10.251,=. Het vonnis werd uitgesproken op 23 december 2015.