ECLI:NL:RBAMS:2015:10200

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
13/669120-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door een dochter op haar vader met een mes, met voorbedachten rade en alternatieve scenario's

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte, geboren in 1994, beschuldigd van poging tot moord op haar vader. De zaak kwam voor de rechtbank na een steekincident op 14 april 2014, waarbij de verdachte haar vader met een mes in de buik stak. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, politieonderzoek en de bekennende verklaringen van de verdachte geoordeeld dat er sprake was van voorbedachte rade. De verdachte had een plan opgesteld om haar ouders te vermoorden, wat zij uitvoerde door zich te vermommen en op een gewelddadige manier haar vader aan te vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar bekennende verklaringen, ook een alternatieve verklaring heeft gegeven waarin zij een onbekende man als dader aanwijst. Dit alternatieve scenario werd door de rechtbank als onaannemelijk beschouwd, gezien de omstandigheden van het incident en het bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de dader was. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de poging tot moord op haar moeder, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat zij niet eerder veroordeeld was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669120-14 (PROMIS)
Datum uitspraak: 28 juli 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [GBA-adres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 30 januari 2015 en 14 juli 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Bult en van wat verdachte en haar raadsman mr. G.E. Menick naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 14 april 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [persoon 1] en/of [persoon 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
  • die [persoon 1] een of meerma(a)l(en) (met kracht) met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn buik, in elk geval zijn lichaam heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden en/of
  • die [persoon 2] een of meerma(a)l(en) (met kracht) met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in haar hand en/of haar arm, in elk geval haar lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard. Uit politieonderzoek is naar voren gekomen dat de heer [persoon 1] en mevrouw [persoon 2] zijn gestoken met een mes. De heer [persoon 1] heeft verklaard dat hij is gestoken door een onbekende persoon. Uit politieonderzoek is echter naar voren gekomen dat het niet waarschijnlijk is dat iemand van buiten de woning het misdrijf heeft gepleegd. De woning was immers van binnenaf afgesloten, een mes met daarop bloedsporen is in de keuken op de eerste verdieping van de woning aangetroffen en de buren hebben niets gehoord op de gang. Bovendien verklaren verdachte en haar zus [persoon 3] in eerste instantie niets te hebben gehoord, terwijl zij later verklaren wel iemand te hebben gehoord. Het broertje van verdachte, [persoon 4] , zegt geen voetstappen te hebben gehoord.
In de woning waren in totaal zes personen aanwezig, waaronder de twee slachtoffers. Het jongere zusje en broertje van verdachte waren respectievelijk zeven en dertien jaar oud, en het is aldus niet aannemelijk dat zij de dader zijn. Verdachte heeft bij de politie twee keer een bekennende verklaring afgelegd. Zij geeft aan tot haar daad te zijn gekomen omdat zij geld had weggemaakt bij haar ouders en dat zij bang was dat dit zou uitkomen. Beide ouders van verdachte hebben verklaard dat zij inderdaad geld misten. Dat verdachte zou hebben bekend omdat zij niet wilde dat haar moeder langer werd verdacht is niet aannemelijk, nu de moeder van verdachte op het moment van de bekentenis van verdachte niet meer vastzat. Verdachte had bovendien meteen bij de politie kunnen verklaren dat ‘ [naam] ’ de persoon was die haar ouders moest hebben neergestoken.
De dader van de steekpartij was aldus in de woning, verdachte had een motief en heeft ook bekennende verklaringen afgelegd. Er was sprake van een vooropgezet plan bij verdachte. Zij heeft een mes gepakt, heeft enkele uren gewacht totdat haar ouders sliepen, zich omgekleed en vermomd en is vervolgens in het wilde weg gaan steken.
In het dossier bevindt zich geen objectief bewijsmiddel dat de verklaring van verdachte dat zij ook haar moeder van het leven wilde beroven ondersteunt. Mevrouw [persoon 2] had enkel afweerletsel aan haar hand en de aanmerkelijke kans dat zij aan dit letsel zou overlijden is niet vast te stellen. Verdachte dient dan ook partieel te worden vrijgesproken van de poging moord op haar moeder [persoon 2] .
De vader van verdachte, de heer [persoon 1] , had darmletsel en is geopereerd. Verdachte heeft door haar vader in zijn buik te steken de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aan zijn verwondingen zou overlijden. De poging moord ten aanzien van [persoon 1] kan derhalve wel worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken nu het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het slachtoffer [persoon 1] heeft van meet af aan verklaard dat een man hem zou hebben gestoken. Niemand anders dan [persoon 1] heeft de dader gezien. [persoon 2] heeft ook verklaard dat haar echtgenoot het over een man had. Het broertje van verdachte, [persoon 4] , heeft zijn vader horen schreeuwen: “Pak hem!”
Uit tapgesprekken blijkt daarnaast dat [persoon 1] meerdere malen heeft gezegd dat hij niet weet hoe die persoon in huis is gekomen. De zus van verdachte, [persoon 3] , heeft verklaard harde voetstappen, het slaan van de deur en het gerinkel van sleutels te hebben gehoord. De buurman, de heer [persoon 5] , was opgevallen dat een onbekend persoon zich tussen 01.00 en 02.00 uur ophield in het portiek.
Verdachte heeft verklaard dat de door haar veroorzaakte financiële problemen niet meer op te lossen waren en dat zij de schande niet kon verdragen. Als oplossing van haar schaamteprobleem zag zij de dood van haar ouders en die van haarzelf. De bevindingen van de bankrekeninggegevens bevestigen echter niet dat sprake was van transacties zoals door verdachte aangegeven. Evenmin zijn de personen te achterhalen die volgens verdachte een rol zouden spelen bij het achterliggende probleem, zoals [naam] . Het is echter niet uitgesloten dat de afgelegde verklaringen van verdachte met betrekking tot de afpersing en bedreigingen op bepaalde punten juist zijn en dat haar angst dat [naam] zijn bedreigingen werkelijk zou uitvoeren realistisch was. Gelet op de verklaringen van verdachte met betrekking tot haar sleutels kan [naam] zich toegang hebben verschaft tot de woning.
Er bestond slechts een sterk vermoeden dat de dader binnen de familie zou moeten worden gezocht. Indien er vanuit wordt gegaan dat het onderzochte mes het mes is waarmee is gestoken, is relevant dat het celmateriaal dat op het mes is aangetroffen van de ouders en de twee oudste dochters van het gezin is. Verdachte is aldus niet de enige mogelijke verdachte. Opmerkelijk hierbij is nog dat geen bloedsporen zijn aangetroffen op het vloerkleed in de woonkamer, waar verdachte het mes naar eigen zeggen eerst zou hebben verstopt. Ook is opmerkelijk dat [persoon 3] precies hetzelfde mes uit de la zou hebben gepakt en kort daarna weer zou hebben teruggelegd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord jegens [persoon 2] , zodat verdachte daarvan partieel dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Nadere overwegingen
Bekennende verklaringen
Op 5 juni 2014 is door de politie met de familie [persoon 1] een gesprek gevoerd over de bevindingen van het onderzoek. De verbalisanten hebben aangegeven dat naar aanleiding van de bevindingen het sterke vermoeden bestond dat de toedracht van het steekincident binnen de familie lag. Verdachte heeft vervolgens een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte is daarna aangehouden en heeft op 5 en 6 juni 2014 twee keer een bekennende verklaring bij de politie afgelegd.
Verdachte heeft in haar verhoren op 5 en 6 juni 2014 verklaard dat zij haar ouders wilde vermoorden omdat zij geld van hen had gestolen en omdat zij bang was dat dit uit zo komen. Verdachte zou drugs hebben rondgebracht voor ‘ [naam] ’, door wie zij nu werd afgeperst. Zij wilde zelfmoord plegen, maar daarbij eerst haar ouders vermoorden om hen de schande te besparen. Nadat verdachte zich had vermomd onder een deken heeft zij een mes met een rood handvat uit de keuken gepakt en is zij in het wilde weg eerst op haar vader in gaan steken. Verdachte is daarna naar boven gerend en heeft het mes terug in de keukenla gelegd.
De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring uit van deze bekennende verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Verdachte heeft op twee verschillende momenten, nadat zij een raadsman heeft geraadpleegd, gedetailleerde bekennende verklaringen afgelegd. Deze verklaringen vinden bevestiging in het onderzoek dat door de politie is verricht. Zo is tijdens de doorzoeking van de woning bovenin de keukenlade (foto 60 op pagina 152) een mes met een rood handvat gevonden, dat volgens een tetra basis test in aanraking is geweest met bloed. Op de foto’s met nummers 72 en 73 op pagina 162 van het dossier is te zien dat het aangetroffen mes bovendien precies lijkt te passen in de bloedafdruk die in het dekbedovertrek van de slachtoffers te zien is. Op de foto’s met nummers 16, 17 en 18 op de pagina’s 120 en 121 van het dossier is daarnaast te zien dat op de vloer van de slaapkamer van de slachtoffers de deken ligt waar verdachte in haar verklaring over spreekt.
Het voorgaande leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de bekennende verklaringen van verdachte, zoals afgelegd op 5 en 6 juni 2014, als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en bruikbaar zijn voor het bewijs.
Alternatief scenario
Bij de rechter-commissaris is verdachte teruggekomen op haar bekennende verklaringen en heeft zij verklaard dat [naam] , de jongen die haar afperste vanwege drugsgeld dat ze hem verschuldigd was, haar vader en moeder gestoken zou hebben. Dit door verdachte geschetste alternatieve scenario acht de rechtbank niet aannemelijk en zij overweegt hieromtrent als volgt.
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte is onderzoek gedaan naar de personen die betrokken zouden zijn bij de drugshandel en afpersing. Uit de politiesystemen kwamen geen personen naar voren die voldeden aan de omschrijving van verdachte. Ook nadat de door verdachte genoemde [naam] op een aandachtsvestiging had gestaan, volgde geen resultaat. Over het mogelijke bestaan van [naam] en andere betrokken personen kon, ook na naspeuring door de politie, aldus niets worden vastgesteld. Verdachte heeft ook geen concrete gegevens over deze personen kunnen verschaffen.
Volgens verdachte zou [naam] de woning zijn binnengekomen met haar sleutels, die hij op een eerder moment van haar zou hebben afgenomen. Verdachte heeft echter wisselende verklaringen afgelegd over het moment waarop [naam] de beschikking zou hebben gekregen over de sleutels van de woning. In eerste instantie heeft verdachte niets verklaard over de omstandigheid dat [naam] de beschikking had over de sleutels. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat [naam] na het vervangen van de sloten in 2013 niet meer de beschikking over haar sleutels heeft kunnen hebben. Verdachte verklaart bij de rechter-commissaris echter dat [naam] haar sleutels tweeëneenhalve maand daarvoor, in januari 2014, van haar zou hebben afgepakt.
Verschillende personen die de bewuste avond in de woning aanwezig waren, hebben verklaard dat de voordeur van de woning dicht zat en dat de sleutelbos zich aan de binnenkant in de deur bevond. [1] De mogelijkheid dat [naam] de woning zou zijn binnengekomen met de sleutels van verdachte is gelet op het voorgaande feitelijk onmogelijk, nu de politie heeft vastgesteld dat het niet mogelijk is om de deur te openen vanaf de buitenkant als er een sleutel aan de binnenzijde van de deur zit. [2]
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de gang van zaken zoals deze door verdachte is geschetst niet aannemelijk en geloofwaardig is te achten. Volgens verdachte zou [naam] de woning zijn binnengekomen met de sleutels en naar boven zijn gegaan om het mes uit de keukenlade te pakken. Vervolgens zou hij eerst op de kamer van verdachte en haar broertje [persoon 4] zijn geweest alwaar hij een tas en een deken zou hebben weggepakt en ter hoogte van haar borst in het matras van verdachte zou hebben gestoken, waarna hij naar de slaapkamer van de ouders van verdachte zou zijn gegaan. De rechtbank acht het onaannemelijk dat noch verdachte noch haar broertje wakker zouden zijn geworden van de handelingen van [naam] . Ook acht de rechtbank het onaannemelijk en onbegrijpelijk dat [naam] , nadat hij de vader en moeder van verdachte zou hebben gestoken, zou zijn teruggekeerd naar de bovenverdieping van de woning om het mes terug te leggen in de keukenlade, om vervolgens weer via de benedenverdieping woning te verlaten.
Gelet op het vorenstaande, en de omstandigheid dat de politie ook overigens geen aanknopingspunten heeft dat er een andere persoon dan de zes aanwezige familieleden in de woning is geweest, acht de rechtbank het door de verdachte geschetste alternatieve scenario onaannemelijk. Dit geschetste alternatieve scenario wordt derhalve terzijde geschoven.
Voorbedachte raad
Met betrekking tot de ten laste gelegde “voorbedachte raad” overweegt de rechtbank het volgende:
Verdachte heeft verklaard dat zij op enig moment het plan heeft opgevat om eerst haar ouders en daarna zichzelf van het leven te beroven. Op 14 april 2014 is verdachte vanuit de slaapkamer van haar zus naar beneden, naar haar eigen slaapkamer gegaan. Voordat zij naar beneden ging heeft zij boven een mes uit de keukenlade gepakt om haar plan die nacht uit te voeren. In haar slaapkamer heeft zij eerst met het mes een gat in haar eigen matras gemaakt, ter hoogte van haar borst. Vervolgens heeft zij haar haar in een knot gedaan, een zwart vest met capuchon aangetrokken en ten slotte deed zij een deken over zich heen om zich te vermommen. Daarna is ze naar de slaapkamer van haar ouders gegaan en is zij begonnen met de uitvoering van haar plan door haar vader meermalen met het meegebrachte mes te steken. Verdachte heeft aldus voorbereidingen getroffen om haar plan uit te voeren.
De rechtbank neemt op grond van deze omstandigheden aan dat verdachte tussen en gedurende de tijd dat door haar de voorbereidingen werden getroffen en de uitvoering van haar daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken, noch van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal met nummer 2014092010-1 van 15 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 6] en [persoon 7] , doorgenummerde pagina’s 24-26.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [persoon 1] , zakelijk weergegeven:
Ik ging op 14 april 2014 om 2.00 uur naar bed. Ik werd opeens wakker door een steek. Ik werd gestoken, ik werd nog een keer gestoken. De jongen liep weg uit de kamer. Mijn T-shirt zat onder het bloed. Ik merkte dat die man het dekbed wegtrok en mij stak. Toen ik gestoken werd, had ik direct heel veel pijn. Ik had ook heel veel moeite met ademhalen.
2.
Een proces-verbaal met nummer 2014092010-28 d.d. 5 juni 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 8] en [persoon 9] , inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina’s 168-174.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was die avond bij mijn zuster in de slaapkamer en vertelde dat ik naar bed wilde gaan. Mijn zuster slaapt boven waar ook de huiskamer en keuken is. Ik heb toen het rode mes gepakt. Dat mes lag in de keukenlade. Dat mes hebben jullie naar het NFI gebracht, dat hebben jullie verteld. We hebben maar 1 mes met een bordeaux rood handvat. Ik wilde mijzelf dood maken. Ik ging naar beneden. Ik ben mijn slaapkamer ingegaan en heb een gat gemaakt in mijn eigen matras. Ik heb een deken over mij heen gedaan omdat ik niet herkend wilde worden. Dat is een deken die normaal op mijn kamer ligt met een bruine tijgerprint. Ik wilde allebei mijn ouders vermoorden. Ik wist op dat moment niet wat ik deed.
Je heb de deken over je heen en ging de slaapkamer binnen wat heb je toen gedaan dan?
Gestoken. Ik stond aan de rechterkant van het bed. Ik stak in het wilde weg. Ik stak als eerste mijn vader. Ik had een zwart vest aan met een capuchon en mijn haar in een knotje. Mijn vader had het als eerste door en trok gelijk aan de deken. Hem heb ik als eerste gestoken toen hij de deken van mij af trok. Hij probeerde mij vast te pakken maar ik kon los komen. Ik had het mes nog bij mij onder mijn pyjama en ben de trap op gerend naar boven en kwam [persoon 3] tegen. Ik ging naar boven om het mes terug te leggen.
3.
Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de arts J.H. Smit, doorgenummerde pagina’s 32-33.
Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Steekverwonding in de buik. Dikke darm ook gestoken. Dit is op de operatiekamer hersteld. Er is vermoeden van inwendig bloedverlies. De kans op langdurige genezing (langer dan 6 weken) is aannemelijk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 april 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [persoon 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [persoon 1] meermalen met kracht met een mes, in zijn buik heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde en aan haar aldus geen straf op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op haar vader door hem met een mes in zijn onderbuik te steken. De plaats waar verdachte haar vader in de buik heeft gestoken had tot een heel andere afloop kunnen leiden. De conclusie van de geneeskundige J.H. Smit houdt onder andere in dat er sprake is geweest van een steekverwonding in de buik waarbij de dikke darm ook is geraakt. Dat de gevolgen voor haar vader uiteindelijk beperkt zijn gebleven, is een omstandigheid die volkomen buiten verdachte ligt.
Verdachte heeft met haar handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar vader en ernstig letsel veroorzaakt. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurig de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan ondervinden. Feiten als het thans bewezenverklaarde veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter. In casu heeft het gebeurde echter geheel binnen de familiesfeer en de woning van het gezin van verdachte plaatsgevonden, waardoor de invloed op de samenleving beperkt is gebleven.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de Pro Justitia rapportages betreffende verdachte van 10 december 2014 en 23 december 2014, respectievelijk opgemaakt door psychiater [psychiater] en klinisch psycholoog [klinisch psycholoog] . Uit de rapportages blijkt dat bij verdachte geen psychiatrische- en/of ontwikkelingsstoornis kan worden vastgesteld. Ook uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van 9 juli 2015 blijkt dat bij verdachte geen sprake is van een psychiatrische stoornis of een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling. Geadviseerd wordt om verdachte als toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het ten laste gelegde. Uit de rapportages blijkt bovendien dat geen redenen zijn om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank zal deze adviezen volgen en mede ten grondslag leggen aan de uiteindelijke strafoplegging.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 juni 2015 betreffende verdachte, waaruit volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook weegt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte mee. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat zowel het slachtoffer als de overige familieleden verdachte haar handelen lijken te hebben vergeven. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt immers dat zij veel contact met haar familieleden onderhoudt. De rechtbank zal om deze redenen de door de officier van justitie gevorderde straf deels voorwaardelijk opleggen.
Door ook een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, wil de rechtbank de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en verdachte hiervan doordringen. Zij lijkt dit zelf nog niet in te zien. Dat de gevangenisstraf gedeeltelijk voorwaardelijk wordt opgelegd, dient er tevens toe te leiden dat verdachte in de toekomst ervan wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hiertoe acht de rechtbank noodzakelijk dat verdachte enige begeleiding krijgt in de vorm van verplicht reclasseringstoezicht. Hierbij moet een eventuele behandeling ook tot de mogelijkheden behoren. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn de haar geboden hulp te willen aanvaarden.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 4 jaren waarvan 2 jaren voorwaardelijk passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Mes
Wit shirt
Dekbedovertrek
Sloop
Laken
Onderbroek
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen onder 2, 3, 4, 5 en 6 op de beslaglijst zal een last worden gegeven tot teruggave aan verdachte.
Het onder 1 genoemde goed wordt verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vier jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
twee jaren, van deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling, voor zover en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
- Mes
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Shirt wit
  • Dekbedovertrek
  • Sloop
  • Laken
  • Onderbroek
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juli 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verhoor [persoon 1] , p. 24, Verhoor [persoon 4] , p. 77, Verhoor [persoon 3] , p. 72.
2.Verhoor [persoon 3] , p. 75.