Op 15 december 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de moeder en de vader, beiden met verstandelijke beperkingen, niet in staat zouden zijn om de zorg voor het kind op een veilige en adequate manier te waarborgen. De rechtbank overwoog dat de zes oudere kinderen van de moeder sinds 2013 onder voogdij van de William Schrikker Stichting staan en dat bij deze kinderen sprake is van ernstige gedragsproblematiek en hechtingsstoornissen. De ouders ontkennen en bagatelliseren de problematiek en zijn in affectief en pedagogisch opzicht te beperkt om aan de behoeften van de kinderen te voldoen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de moeder in staat zal zijn om meer dan basale zorg te bieden voor de baby, en dat er een groot risico is op een problematische hechting. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, met benoeming van de William Schrikker Jeugdbescherming tot voogd over het ongeboren kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.