In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 september 2015 uitspraak gedaan over de schorsing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de moeder tijdelijk te schorsen in de uitoefening van het gezag en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) te belasten met de voorlopige voogdij. De aanleiding voor dit verzoek was de zorg over de ontwikkeling van [minderjarige], die sinds 10 augustus 2015 in Ghana verblijft bij haar vader, tegen haar uitdrukkelijke wens in. De moeder heeft haar paspoort ingenomen, waardoor [minderjarige] niet kan terugkeren naar Nederland. De Raad heeft ernstige zorgen geuit over de opvoedingssituatie en het welzijn van [minderjarige], die suïcidale gedachten heeft geuit en zich ongelukkig voelt in Ghana.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder misbruik maakt van haar gezag door [minderjarige] tegen haar wil in Ghana te houden. De rechtbank oordeelt dat er een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] bestaat, waardoor schorsing van het gezag noodzakelijk is. De rechtbank heeft de moeder geschorst in de uitoefening van het gezag en JBRA belast met de voorlopige voogdij, zodat [minderjarige] kan terugkeren naar Nederland en de benodigde zorg en scholing kan krijgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregel onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het welzijn van [minderjarige] voorop staat en dat zij zo snel mogelijk terug moet keren naar Nederland om haar ontwikkeling en veiligheid te waarborgen. De moeder heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat haar argumenten niet opwegen tegen de belangen van [minderjarige].