In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur, verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 6 april 2012 te Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 19 februari 2014, waar de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en de raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, aanwezig waren. De verdachte werd verweten dat hij als bestuurder van een vrachtwagen, terwijl hij bekend was met de verkeerssituatie, een bromfietser niet voorrang heeft verleend bij het rechtsaf slaan op de kruising van de Amstelveenseweg met de De Cuserstraat. Het slachtoffer, [persoon 1], raakte hierbij zwaar lichamelijk gewond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de desbetreffende kruising niet voldoende heeft gelet op het verkeer en de bromfietser over het hoofd heeft gezien. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel de verdachte een verkeersfout heeft gemaakt, deze fout niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door onvoorzichtig rijgedrag.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden van het ongeval, de ernst van de verkeersfout en de gevolgen voor het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van €750,00 en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de overtreding en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, maar ook de schrik van de verdachte en zijn eerdere onbestraftheid.