ECLI:NL:RBAMS:2014:994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
13-664011-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 5 maart 2014 veroordeeld voor onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol, wat resulteerde in een frontale aanrijding op 22 oktober 2012 te Amsterdam. De verdachte, die onder invloed van alcohol (2,01 milligram per milliliter bloed) reed, veroorzaakte een verkeersongeval waarbij een ander, genaamd [persoon 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken heupkop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf eiste, in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een taakstraf van 240 uren opgelegd, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is een geldboete van € 1.000,- opgelegd, met vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De rechtbank heeft ook de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren opgelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/664011-13 (Promis)
Datum uitspraak: 5 maart 2014
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1975],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Kloos, en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. B. Yesilgöz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiehavenweg, zich zodanig, te weten roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander (genaamd [persoon 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heup(kop), in elk geval zodanig
letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Australiehavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het mistig was en/of
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, in strijd met bord D2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gaan rijden op de rijstro(o)k(en) voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of is met de rechterwielen van de door hem bestuurde personenauto in de middenberm gaan rijden,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor een op dezelfde rijstro(o)k(en) van de Australiehavenweg rijdende personenauto - welke verdachte tegemoet reed - en waarin voornoemde [persoon 1] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens (frontaal) tegen deze personenauto aangereden en/of aangebotst waardoor aan voornoemde [persoon 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 2,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiehavenweg, zich zodanig zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Australiehavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het mistig was en/of
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, in strijd met bord D2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 gaan rijden op de rijstro(o)k(en) voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en/of is met de rechterwielen van de door hem bestuurde personenauto in de middenberm gaan rijden,
verdachte heeft vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor een op dezelfde rijstro(o)k(en) van de Australiehavenweg rijdende personenauto - welke verdachte tegemoet reed - en waarin voornoemde [persoon 1] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens (frontaal) tegen deze personenauto aangereden en/of aangebotst.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 22 oktober 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,01 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair (onvoorzichtig rijgedrag) en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als standpunt naar voren gebracht dat verdachte de feiten heeft bekend en dat derhalve het onder 1 primair (onvoorzichtig rijgedrag) en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 primair en 2 bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde.
1. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2014.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde.
2. Een proces-verbaal verhoor benadeelde met nummer PL136C 2012273030-10 van 31 oktober 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [persoon 2], inhoudende de verklaring van [persoon 1] (p. 19-20).
3. Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring ten name van [persoon 1] van de behandelend arts van 31 oktober 2012 (p. 21-22).
4. Een geschrift, zijnde een schriftelijke verklaring van [persoon 1], gedateerd 21 augustus 2013, als bijlage gevoegd bij het wensenformulier.
5. Een proces-verbaal aanrijding misdrijf met nummer PL136C 2012273030-1 van 23 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [persoon 2], inhoudende de verklaring van de verbalisant (p. 03-09).
6. Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse met nummer 2012273030-5 van 10 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaren [persoon 3] en [persoon 4], inhoudende de verklaring van de verbalisanten (p. 43-69).
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde.
7. Een proces-verbaal misdrijf met nummer PL136D 2012273030-3 van 21 november 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaren [persoon 5] en [persoon 6], inhoudende de verklaring van de verbalisanten
(p. 23-27).
8. Een verslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 oktober 2012 met nummer 2012.10.24.027, ten name van bloedgever [verdachte], opgemaakt door NFI-deskundige forensische toxicologie [persoon 7] (p. 29).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde,
op 22 oktober 2012 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Australiehavenweg, zich zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [persoon 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken heupkop, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Australiehavenweg, komende uit de richting van de Westpoortweg en gaande in de richting van de Haarlemmerweg,
- terwijl het donker was en
- terwijl het mistig was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte is, komende vanaf de Westpoortweg, gaan rijden op de rijstrook voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer en is met de rechterwielen van de door hem bestuurde personenauto in de middenberm gaan rijden,
verdachte heeft vervolgens niet afgeremd en verdachte is niet voldoende uitgeweken voor een op dezelfde rijstrook van de Australiehavenweg rijdende personenauto - welke verdachte tegemoet reed - en waarin voornoemde [persoon 1] zich als bestuurder bevond,
verdachte is vervolgens (frontaal) tegen deze personenauto aangebotst waardoor aan voornoemde [persoon 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, bloed 2,01 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
op 22 oktober 2012 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,01 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voor het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie een geldboete van € 1.000,- gevorderd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij na het gebruik van een forse hoeveelheid alcoholhoudende drank een aanrijding heeft veroorzaakt. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet en de officier van justitie hecht geloof aan de verklaring van verdachte dat hij veel spijt heeft van zijn gevaarzettend gedrag en dat hem zoiets niet meer zal overkomen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als strafmaatverweer gewezen op de omstandigheid dat verdachte geen documentatie heeft ter zake van de Wegenverkeerswet. Verdachte heeft schuld bekend en heeft een excuusbrief naar het slachtoffer gestuurd. Verdachte maakt zich zorgen over het slachtoffer en kan hetgeen het slachtoffer en hemzelf is overkomen niet achter zich laten. De raadsvrouw heeft bepleit geen geldboete op te leggen Verdachte heeft zijn rijbewijs na ruim 15 maanden teruggekregen en staat de komende jaren onder toezicht van het CBR. Zijn rijbewijs moet nu elk jaar worden verlengd en dat kost hem honderden euro’s. Verdachte werkt parttime bij de Nederlandse Spoorwegen in de avond- en nachtdienst. Hij is bereid om een werkstraf te verrichten. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur is niet nodig. Verdachte heeft zijn les geleerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag. Verdachte heeft als bestuurder van zijn personenauto deelgenomen aan het verkeer, terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank was en is gaan rijden op de rijstrook bestemd voor het aan hem tegemoet komende verkeer. Het promillage bedroeg 2,01 en dat is (een fractie meer dan) vier maal de toegestane waarde om aan het verkeer deel te mogen nemen. Dat heeft geresulteerd in een verkeersongeval, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Het slachtoffer is als gevolg van dit ongeval zwaar gewond geraakt en op 22 oktober 2012 opgenomen in het ziekenhuis. Hij is twee keer, te weten kort na het ongeval en op 6 mei 2013 geopereerd aan zijn heupkop en niet uitgesloten is dat het slachtoffer na een revalidatie nogmaals moet worden geopereerd.
De gedragingen van verdachte betreffen ernstige strafbare feiten, waarvan de ernst ook tot uitdrukking komt in de straffen die daarop gesteld zijn in de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de beslissing heeft genomen aan het verkeer deel te nemen terwijl hij zwaar onder invloed was van alcoholhoudende drank en zich aldus daarbij niet heeft bekommerd om medeweggebruikers.
De rechtbank heeft verder bij het bepalen van de straffen in aanmerking genomen dat verdachte de bewezen geachte feiten duidelijk en ondubbelzinnig ter zitting heeft bekend. Verdachte heeft spijt betuigd, hetgeen op de rechtbank oprecht is overgekomen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn thuissituatie en werkomstandigheden, alsmede de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict met politie en justitie in aanraking is geweest, aanleiding bestaat om voor wat betreft de geldboete bij de straftoemeting in enige mate af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Mede gelet op het draagkrachtverweer van de raadsvrouw wordt de verdachte in de gelegenheid gesteld de geldboete in termijnen te betalen. Tenslotte overweegt de rechtbank dat de voorwaardelijke gevangenisstraf geldt als de zogeheten stok achter de deur, teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22, 22d, 23, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren. Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
15 dagen. Bepaalt dat de geldboete in 3 tweemaandelijkse termijnen van elk
€ 250,-mag worden voldaan.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
18 maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
18 maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2014.