ECLI:NL:RBAMS:2014:9705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2015
Zaaknummer
HA ZA 14-303
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake handelsnaam in strijd met Handelsnaamwet

In deze zaak vordert eiser, een eenmanszaak die sinds 1997 actief is in de handelsbemiddeling en sportevenementen, dat de rechtbank verklaart dat gedaagde, een besloten vennootschap die zich richt op de begeleiding van professionele sporters, inbreuk maakt op zijn handelsnaam door een soortgelijke naam te voeren. Eiser stelt dat de handelsnaam van gedaagde verwarring kan veroorzaken bij het publiek, gezien de aard van hun activiteiten en de overlap in de markten waarin zij opereren. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, inclusief een tussenvonnis en comparitie, en heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.

De rechtbank oordeelt dat de handelsnamen van eiser en gedaagde niet identiek zijn, maar slechts in geringe mate van elkaar afwijken. De rechtbank concludeert dat de aard van de ondernemingen niet identiek is en dat hun activiteiten niet overeenkomen. Eiser houdt zich bezig met bemiddeling en organisatie van sportevenementen, terwijl gedaagde zich richt op de individuele begeleiding van sporters. De rechtbank stelt vast dat er geen verwarring te duchten is, gezien de specifieke focus van beide ondernemingen en het feit dat het relevante publiek een zekere expertise heeft.

Daarom wijst de rechtbank de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 9.524,50. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.H. Marcus op 24 december 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/561353 / HA ZA 14-303
Vonnis van 24 december 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. C. Beijer te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.E. Stols te Amsterdam.
Partijen zullen hierna onderscheidenlijk [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
Waar in dit vonnis de handelsnamen worden gebruikt zullen deze steeds cursief worden geschreven, om met betrekking tot [gedaagde] onderscheid met de partijnaam te maken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 juni 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 september 2014
  • brief van mr. Stols naar aanleiding van het proces-verbaal
  • brief van mr. Beijer naar aanleiding van de brief van mr. Stols.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 1997 als eenmanszaak ingeschreven bij de kamer van koophandel. De activiteiten van zijn onderneming worden in het handelsregister omschreven als:
[code] - Handelsbemiddeling in textiel, kleding schoeisel en leerwaren,
[code] - Sportscholen
[code] - Organisatie van sportevenementen Import van alsmede groothandel in dameskleding Waterskischool. Houdt zich bezig met zoekopdrachten voor hoofdsponsors, partners, besparingen en events voor betaalde sportorganisaties.
2.2.
Als handelsnaam is in het handelsregister voor [eiser] vermeld :”
[handelsnaam]”. Deze handelsnaam heeft [eiser] doen inschrijven op [datum] , onder vermelding dat de handelsnaam is toegevoegd sedert [datum] .
Blijkens de door [eiser] overgelegde producties wordt door hem en door partijen waarmee hij zaken doet in correspondentie, overeenkomsten en facturen de handelsnaam
[handelsnaam]gebruikt.
[eiser] maakt - voor zover hier van belang - gebruik van e-mailadressen [adressen] en [adressen] .
2.3.
[gedaagde] is sedert [datum] als besloten vennootschap ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel. De activiteiten van haar onderenming worden in het handelsregister omschreven als:
[code] - Overige specialistische zakelijke dienstverlening
[code] - Financiële holdings Het in de meest brede zin adviseren van professionele sporters in binnen en buitenland, onder meer bij maar niet beperkt tot het voeren van onderhandelingen en het aangaan van overeenkomsten met derden, alsmede houdster-/financieringsactiviteiten.
2.4.
Als handelsnamen van [gedaagde] zijn in het handelsregister vermeld
[handelsnaam]en
[handelsnaam].
[gedaagde] heeft een persbericht uitgegeven dat, onder meer en voor zover hier van belang vermeldt:
[…]
[gedaagde]is de nieuwe belangenbehartiger voor topsporters op elk zakelijk gebied:
 afsluiten en vernieuwen van sponsor- en clubcontracten;
 realiseren van (internationale) transfers;
 adviseren in fiscaliteiten;
 begeleiding in media- en pr-kwesties;
 coaching op sportief, technisch en tactisch vlak;
 bewaking van intellectueel eigendom (portretrecht, naamgebruik);
 ontwikkeling van commerciële (neven)activiteiten;
 coaching in ‘live after sport’
[…]
2.5.
Bestuurders van [gedaagde] zijn [naam 1] en diens zoon [naam 2] . Vader en zoon [samen naam 1 en naam 2] zijn beiden vermeld op de lijst van gelicentieerde spelersmakelaars van de KNVB.
2.6.
[gedaagde] heeft een website geregistreerd onder de naam
[website], van welke website zij ook gebruik maakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Voor recht verklaart dat [gedaagde] door het voeren van de handelsnaam ‘
[gedaagde]’ tegenover [eiser] in strijd handelt met artikel 5 Handelsnaamwet en/of artikel 6:162 BW
[gedaagde] beveelt ieder gebruik van de handelsnaam ‘
[handelsnaam] ’en de domeinnaam ‘
[website] ’, als mede iedere handelsnaam en/of domeinnaam die identiek is aan of slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam
[handelsnaam]binnen 10 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden.
beveelt dat [gedaagde] bij het, niet volledig of niet geheel tijdig nakomen van het onder 2 genoemde bevel een direct opeisbare dwangsom verschuldigd is van € 30.000,00 (zegge: dertigduizend euro) alsmede van € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) voor ieder dag - een gedeelte van de dag daaronder begrepen - dat [gedaagde] niet tijdig of niet volledig nakomt, met een maximum van € 120.000,00 (zegge: honderdtwintigduizend euro)
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de pocedure ex 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] grondt zijn vordering op de stelling dat [gedaagde] door het gebruik van de handelsnaam
[gedaagde]in strijd handeld met artikel 5 van de Handelsnaamwet (Hw), omdat [gedaagde] met de handelsnaam
[gedaagde]nauwelijks, althans slechts in zeer geringe mate, afwijkt van de handelsnaam [handelsnaam] en dat gezien de markt waarbinnen beide actief zijn en de aard van hun ondernemingen, bij het publiek verwarring tussen de twee ondernemingen is te duchten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en vordert harerzijds veroordeling van [eiser] in de proceskosten op de voet van 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] voert zijn onderneming (in ieder geval mede) onder de handelsnaam [handelsnaam] . Dat blijkt uit de inschrijving in het handelsregister, het gebruik van het e‑mailadres, de overgelegde facturen, contracten en correspondentie. Dat in de inschrijving daaraan is toegevoegd
[handelsnaam]doet daar niet aan af. Uit de overgelegde productie komt, naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate naar voren dat [eiser] in het handelsverkeer ook veelvuldig de handelsnaam
[handelsnaam]zonder die toevoeging bezigt.
4.2.
[gedaagde] gebruikt de handelsnaam
[gedaagde]. Dat blijkt uit haar inschrijving in het handelsregister, de omstandigheid dat haar statutaire naam zo luidt, het gebruik van de website met die naam en het gebruik van die naam in de perscommunicatie.
4.3.
Artikel 5 Hw luidt:
Het is verboden een handelsnaam te voeren, die, vóórdat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats, waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de handelsnaam
[handelsnaam]reeds in het handelsverkeer gebruikte, voordat [gedaagde] de handelsnaam
[gedaagde]is gaan voeren. Dat blijkt ook reeds uit de omstandigheid dat [eiser] de handelsnaam al had ingeschreven voordat [gedaagde] was opgericht.
4.5.
De handelsnamen
[handelsnaam]en
[gedaagde]zijn niet identiek. Wel wijken zij slechts in geringe mate van elkaar af. Dat wil zeggen de volledige handelsnaam van
[handelsnaam]maakt deel uit van de handelsnaam
[gedaagde], met dien verstande dat daaraan het [woord] is toegevoegd.
Voor zover artikel 5 Hw verlangt dat gekeken wordt naar de vestigingsplaats wordt daarmee niet alleen geduid op de statutaire vestigingsplaats van de onderneming, maar ook of wellicht juist naar het gebied waar de onderneming actief is. Het gaat er immers om of in dat gebied voor het publiek verwarring te duchten is.
Naar [gedaagde] ter zitting heeft erkend en ook uit haar persbericht naar voren komt is zij actief in geheel Nederland (en zelfs in den vreemde). De vraag waar de onderneming van [eiser] actief is wordt dan minder relevant, omdat immers daardoor, ook indien [eiser] slechts in een beperkt gebied actief zou zijn, sprake is van relevante overlap. De vraag of, zoals [gedaagde] stelt maar [eiser] betwist, [eiser] slechts lokaal werkzaam is kan dus onbesproken blijven.
4.6.
De handelsnamen
[handelsnaam]en
[gedaagde]hebben een sterk beschrijvend karakter. Anders dan in het merkrecht staat dat aan de geldigheid van een handelsnaam niet in de weg. Wel zal naar mate een handelsnaam beschrijvender is zij minder geschikt zijn de onderneming als uniek aan te duiden. De termen
[woord]c.q.
[woord]zullen immers in de namen van een groot aantal ondernemingen dat zich bezighoudt met de een of andere sport gerelateerde activiteit voorkomen. Zo blijkt uit de overgelegde lijst van gelicentieerde spelersmakelaars dat daarin een veelvoud van ondernemingen is opgenomen waarin de woorden:
, [woord] , [woord] , [woord]of
[woord]voorkomen.
Dat betekent dat het relevante publiek aan de omstandigheid dat het [woord] of
[woord]in de handelsnaam voorkomt bij de vraag of er een relatie is tussen de ondernemingen niet of slechts in zeer geringe mate zal laten meespelen.
Dat betekent ook dat slechts in gevallen waarin de activiteiten van de onderscheidenlijke ondernemingen dezelfde of vrijwel dezelfde zijn verwarring is te duchten, in het bijzonder indien de ondernemingen zich op een gespecialiseerd publiek richten.
4.7.
De aard van de ondernemingen is niet identiek. [eiser] houdt zich voor zover van belang bezig met verschillende soorten van bemiddeling tussen sportclubs en (potentiele) sponsoren, promotie en voorts met het organiseren van sportopleidingen en -reizen. [gedaagde] houdt zich bezig met de individuele begeleiding van sporters, in het bijzonder van voetballers. Van beide ondernemingen is de activiteit gericht op een beperkt, redelijk gespecialiseerd publiek van sporters, sportclubs, in sportpromotie geïnteresseerde ondernemingen en daarbij berokken adviseurs.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de activiteiten van de ondernemingen van [eiser] en [gedaagde] ook niet overeenkomstig. Weliswaar richten beide ondernemingen zich op sport gerelateerde activiteiten, maar deze activiteiten zijn daarbinnen verschillend. [gedaagde] richt zich uitsluitend op de individuele begeleiding van spelers terwijl [eiser] werkzaamheden zich daar in het geheel niet op richten. [eiser] is ook anders dan Vader en zoon [samen naam 1 en naam 2] niet gelicentieerd als spelersmakelaar.
4.8.
In vorengenoemde omstandigheden, waarbij tevens een rol speelt dat het relevante publiek geacht mag worden een zekere expertise te hebben, acht de rechtbank ondanks de overeenstemmende elementen in de handelsnamen verwarring niet te duchten. Daaraan doet niet af dat aanvankelijk door [eiser] enige correspondentie is ontvangen van relaties die meenden dat hij zich met [gedaagde] had gelieerd. Dat misverstand zal immers na korte tijd zijn opgelost, waarna de beide onderneming ieder op hun eigen terrein voldoende onderscheidend kunnen worden geacht om zonder verdere verwarring van de respectievelijke handelsnamen gebruik te kunnen maken.
4.9.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake is van inbreuk op artikel 5 Hw en door [eiser] geen andere gronden voor onrechtmatigheid zijn gesteld, zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Nu het hier gaat om een procedure tot handhaving van een intellectueel eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1019 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de rechtbank op de voet van artikel 1019h Rv de redelijke en evenredige proceskosten te begroten. Het door [gedaagde] overgelegde kostenoverzicht ad € 8.916,50 is door [eiser] niet betwist, zodat de rechtbank dat als uitgangspunt zal nemen.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] dienen dan te worden begroot op:
Salaris
8.916,50
Griffierecht
608,00
Totaal
9.524,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 9.524,50,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Marcus en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2014. [1]

Voetnoten

1.*