In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 juli 2014, zijn twee zaken gevoegd behandeld die betrekking hebben op de Werkloosheidswet (WW) en de terugvordering van uitkeringen. Eiseres, een werkneemster uit Amstelveen, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die haar WW-uitkering hebben beëindigd en teruggevorderd. De rechtbank heeft in beide zaken de procesgang uiteengezet, beginnend met de primaire besluiten van het UWV, waarin de uitkering van eiseres werd beëindigd en terugvorderingen werden ingesteld. Eiseres heeft in eerdere procedures al geprotesteerd tegen deze besluiten, waarbij de rechtbank in eerdere uitspraken het UWV heeft opgedragen om nieuwe besluiten te nemen.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2013 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling te komen. Uiteindelijk heeft het UWV op 8 januari 2014 een nieuw besluit genomen, maar dit voldeed niet aan de verwachtingen van eiseres, die opnieuw beroep instelde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar stelling dat zij eerder recht had op een WW-uitkering dan door het UWV was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een WW-uitkering, zoals vastgelegd in de WW, en dat de terugvordering van het UWV terecht is.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en het beroep tegen het tweede bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak biedt inzicht in de complexe materie van WW-zaken en de juridische vereisten voor het verkrijgen van een uitkering, evenals de procedures die gevolgd moeten worden bij terugvorderingen.