ECLI:NL:RBAMS:2014:9621

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
AMS 12-5974 en 13-724
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevoegde behandeling van WW-zaken in vervolgprocedures met schorsing van het onderzoek ter zitting voor herbeoordeling en minnelijke regeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 juli 2014, zijn twee zaken gevoegd behandeld die betrekking hebben op de Werkloosheidswet (WW) en de terugvordering van uitkeringen. Eiseres, een werkneemster uit Amstelveen, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die haar WW-uitkering hebben beëindigd en teruggevorderd. De rechtbank heeft in beide zaken de procesgang uiteengezet, beginnend met de primaire besluiten van het UWV, waarin de uitkering van eiseres werd beëindigd en terugvorderingen werden ingesteld. Eiseres heeft in eerdere procedures al geprotesteerd tegen deze besluiten, waarbij de rechtbank in eerdere uitspraken het UWV heeft opgedragen om nieuwe besluiten te nemen.

Tijdens de zitting op 1 oktober 2013 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke regeling te komen. Uiteindelijk heeft het UWV op 8 januari 2014 een nieuw besluit genomen, maar dit voldeed niet aan de verwachtingen van eiseres, die opnieuw beroep instelde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar stelling dat zij eerder recht had op een WW-uitkering dan door het UWV was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een WW-uitkering, zoals vastgelegd in de WW, en dat de terugvordering van het UWV terecht is.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiseres tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en het beroep tegen het tweede bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak biedt inzicht in de complexe materie van WW-zaken en de juridische vereisten voor het verkrijgen van een uitkering, evenals de procedures die gevolgd moeten worden bij terugvorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 12/5974 en 13/724

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[naam], te Amstelveen, eiseres

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde A.J. Kniesmeijer).

Procesverloop

In de zaak met zaaknummer AMS 12/5974
Bij besluit van 20 oktober 2011 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor 11,79 uur per week vanaf 23 september 2011 is beëindigd.
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard.
Het door eiseres ingestelde beroep, geregistreerd onder procedurenummer AWB 12/2008, is bij uitspraak van deze rechtbank van 11 juli 2012 gegrond verklaard. Het besluit van 21 maart 2012 is vernietigd en de rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Bij besluit van 19 oktober 2012 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 ontvankelijk geacht, maar ongegrond verklaard.
In de zaak met zaaknummer AMS 13/724
Bij besluit van 21 november 2011 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de WW-uitkering van eiseres met ingang van 31 januari 2011 herzien en een bedrag van € 1.571,42 over de periode 31 januari 2011 tot en met 17 juli 2011 teruggevorderd.
Bij besluit van 11 mei 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Het door eiseres ingestelde beroep, geregistreerd onder procedurenummer AWB 12/3147, is bij uitspraak van deze rechtbank van 14 november 2012 gegrond verklaard. Het besluit van 11 mei 2012 is vernietigd en de rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
Bij besluit van 18 januari 2013 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 (opnieuw) ongegrond verklaard.
In beide zaken
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten 1 en 2 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 1 oktober 2013. De rechtbank heeft de zaken AMS 12/5974 en 13/724 gevoegd en ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft verweerder het bestreden besluit 2 ingetrokken.
Vervolgens heeft de rechtbank ter zitting het onderzoek geschorst zodat verweerder het beroepschrift in de zaak AMS 12/5974 opnieuw kon beoordelen met inachtneming van hetgeen ter zitting was besproken. Partijen konden daarnaast een schikking beproeven.
Bij besluit van 8 januari 2014 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder in de zaak AMS 12/5974 het bestreden besluit 2 met een nadere motivering gehandhaafd en in de zaak AMS 13/724 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 voor de derde maal ongegrond is verklaard.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer en heeft de behandeling van de zaak op 17 april 2014 hervat in de stand waarin zij zich bevond.
Eiseres is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [gemachtigde 1]. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en doet in beide zaken gezamenlijk uitspraak.

Overwegingen

1. Verweerder is met het bestreden besluit 3 niet aan het beroep van eiseres tegemoet gekomen. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit 3. De rechtbank zal dit besluit dan ook beoordelen.
2.
Nu het bestreden besluit 3 voor wat betreft de terugvordering in de plaats is gekomen van het bestreden besluit 2, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 2. Voor zover eiseres ook nog een oordeel van de rechtbank wenst over dit besluit, is het beroep niet-ontvankelijk. Het bestreden besluit 2 is immers ingetrokken en vervangen door bestreden besluit 3 (van 8 januari 2014).
3. Het door eiseres betaalde griffierecht wordt geacht mede te zijn voldaan ten behoeve van het bestreden besluit 3.
Het recht op WW in 2009
4. Eiseres heeft aangevoerd dat zij eerder werkloos is geworden dan door verweerder is vastgesteld. Daarom heeft zij per een eerdere datum recht op WW-uitkering.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op 10 juli 2009 werkloos is geworden.
6. Dat is op zich echter nog niet voldoende om recht op een WW-uitkering te hebben. Artikel 17 van de WW bepaalt namelijk dat het recht op een WW-uitkering ontstaat voor de werknemer die in 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid in ten minste 26 kalenderweken als werknemer heeft gewerkt.
7. Gesteld noch gebleken is dat eiseres ook aan deze voorwaarde voldoet. Daarom had zij niet eerder recht op WW-uitkering dan haar door verweerder is toegekend, ook al was zij al eerder werkloos.
Het recht op WW in 2011 en de terugvordering (het bestreden besluit 3)
8. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen WW-uitkering heeft ontvangen, ondanks dat zij niet voor De Stichting [naam bedrijf] (de Stichting) heeft gewerkt. Zij heeft wel loon ontvangen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Voor recht op een WW-uitkering moet, zoals hiervoor onder 6 is overwogen, aan bepaalde voorwaarden worden voldaan.
Werkloosheid is een van die voorwaarden. Een werknemer is pas werkloos, als hij tegenover zijn werkgever geen aanspraak heeft op loon over de uren die hij niet werkt. Als er recht is op loon, is er op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a van de WW geen sprake van werkloosheid in de zin van de wet, ook al wordt er niet gewerkt.
10. Omdat eiseres wel loon heeft ontvangen over de periode in 2011 dat zij feitelijk niet voor de Stichting heeft gewerkt, had zij over die periode dus inderdaad geen recht op WW-uitkering.
11. De terugvordering door verweerder ziet op de periode 31 januari 2011 tot en met 17 juli 2011. Voor zover de gronden van eiseres zien op een andere periode, blijven deze dan ook buiten beschouwing in de beoordeling. Daarbij wijst de rechtbank er nog op dat zij al heeft geoordeeld over de terugvordering over de periode van maart 2010 tot 16 augustus 2010, en dat van die uitspraak hoger beroep is ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank mag daarover nu niet nóg een keer oordelen.
In beide zaken
12. Eiseres heeft verder aangevoerd dat de door verweerder uitgekeerde nettobedragen niet kloppen.
13. De rechtbank kan in deze beroepen van eiseres echter alleen toetsen of de door verweerder berekende bruto uitkeringsbedragen juist zijn. Dat is waar de bestreden besluiten betrekking op hebben, en ook alleen betrekking op behoeven te hebben.
14. Verweerder heeft een gedetailleerde specificatie van de bruto-bedragen verschaft, en daarop ook nog een toelichting gegeven. Eiseres heeft de juistheid van die specificaties en toelichtingen niet in twijfel getrokken, maar meent dat haar netto bezien meer toekomt dan door verweerder is aangenomen.
Dat is echter geen grond voor de rechtbank om de door verweerder gegeven bruto-berekeningen voor onjuist te houden. Daarbij wijst de rechtbank erop dat verschillen tussen bruto- en netto-bedragen voor een belangrijk deel ook samenhangen met de persoonlijke situatie van een uitkeringsgerechtigde, en dat niet alleen verweerder, maar ook de belastingdienst invloed kan uitoefenen op het verschil tussen bruto- en netto-bedragen. Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de netto- bedragen is daarom geen reden om te oordelen dat verweerder de bruto-rechten van eiseres onjuist heeft vastgesteld.
15. Eiseres heeft zich geconfronteerd gezien met diverse terugvorderingsprocedures, die elkaar in de tijd ook nog enigszins overlappen. Dat het voor eiseres moeilijk is een goed overzicht te krijgen, is dan ook alleszins begrijpelijk.
Ter zitting van 17 april 2014 is daarover ook gesproken, en is aangesloten bij de afspraken die partijen in een andere procedure bij de Centrale Raad van Beroep daarover hebben gemaakt.
Om eiseres meer duidelijkheid te verschaffen over de berekening van de uitkering, zal verweerder binnen tien weken na de zitting van 17 april 2014 aan eiseres een overzicht verstrekken van de uitkeringsbedragen over de gehele WW-periode van 3 augustus 2009 tot en met 31 oktober 2013.
16. Gelet op al het voorgaande is het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 3 ongegrond, en dat tegen bestreden besluit 2, voor zover gehandhaafd, niet-ontvankelijk.
17. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 (onder nummer AWB 12/5974) ongegrond
;
- verklaart het beroep onder nummer AMS 13/724 niet-ontvankelijk voor zover dit is gericht en gehandhaafd tegen het bestreden besluit 2;
- verklaart het beroep onder nummer AMS 13/724 ongegrond voor het overige.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.P.J. de Graaf, voorzitter, mrs. H.J. Tijselink en L.C. Bachrach, leden,
in aanwezigheid van mr. M.J. Niersman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2014.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
Coll: MvL