ECLI:NL:RBAMS:2014:953

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
13/751040-14 / RK 14-448
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van opgeëiste persoon aan Finland

Op 28 februari 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Finland. De zaak werd behandeld in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), dat op 23 december 2013 door de Finse autoriteiten was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 21 januari 2014 en de openbare zitting vond plaats op 14 februari 2014. De opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had, was op dat moment gedetineerd in Nederland.

Tijdens de zitting werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd, en hij verklaarde de Finse nationaliteit te bezitten. De rechtbank onderzocht de grondslag en inhoud van het EAB, waarin melding werd gemaakt van vijf strafbare feiten die volgens het Finse recht strafbaar zijn. De rechtbank stelde vast dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet stonden, wat betekende dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig was.

De rechtbank overwoog ook de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 13 van de Overleveringswet. De officier van justitie had gevorderd om af te zien van deze weigeringsgrond, en de rechtbank concludeerde dat de argumenten van de officier van justitie redelijk waren. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank besloot dan ook om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Finse autoriteiten toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.040-14 (EAB 2)
RK nummer: 14/448
Datum uitspraak: 28 februari 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 januari 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 23 december 2013 door de
Helsinki District Prosecutor(Finland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres];
hierna te noemen: de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 februari 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R.A. Bosman. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Finse taal. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de toelaatbaarheid van de overlevering.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd, omdat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Finse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
detention order: Helsinki District Court of 23 December, 2013, ref. PK13/10865 Decision No. 4683.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan vijf naar het recht van Finland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Deze feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Finland telkens een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en heeft daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
-
de drugs waren bestemd voor de Finse markt, dus daar is de rechtsorde het meest geschokt;
-
de vervolging is reeds in Finland aangevangen;
-
het bewijs bevindt zich daar;
-
de medeverdachten bevinden zich vermoedelijk ook daar;
-
de opgeëiste persoon wordt blijkens het eerste EAB daar ook berecht voor andere ernstige feiten, het is dus opportuun om alle zaken daar af te doen;
-
de opgeëiste persoon heeft de Finse nationaliteit.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Finse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Helsinki District Prosecutorten behoeve van het in Finland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C