4.1Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
In het originele EAB heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit het achtste lijstfeit, te weten “petos (…)” aangekruist. In de Engelse vertaling van het EAB ontbreekt echter een kruis op deze plek.
Het emailbericht van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 20 december 2013 houdt onder meer het volgende in:
I am happy to clarify that in the original Finnish version of the EAW signed by me I have ticked
as a listed EAW-offence punishable in Finland by a custodial sentence or detention order of a maximum of at least 3 years as defined by the laws of Finland.
In the English translation “fraud” should have been marked as well.
In het licht van dit emailbericht moet onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit “aiding and abetting aggravated fraud” achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Dit feit valt op deze lijst onder nummer 8, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belagen van de Europese Gemeenschappen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Finland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering voor dit feit moet worden geweigerd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De casus betreft de levering van apparatuur aan de Finse overheid. De Finse overheid zou het contract niet hebben afgesloten, als zij op de hoogte zou zijn geweest van alle relevante feiten en omstandigheden. Er is dus niet voldaan aan de precontractuele mededelingsplicht. De casus betreft dan ook een zuiver civielrechtelijke kwestie, die als dwaling valt te kenmerken. Elke link met een strafbaar feit ontbreekt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verweer moet worden verworpen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er is meer dan alleen een civielrechtelijke kwestie. De Finse politie heeft opsporingsapparatuur afgenomen van een “besmet” bedrijf. Daardoor kan de betrouwbaarheid van deze apparatuur en de daarmee geboekte opsporingsresultaten ter discussie komen te staan. De Finse politie is misleid door de financiering van het bedrijf te verhullen. Als de Finse politie op de hoogte zou zijn geweest van de wijze waarop het bedrijf was gefinancierd, dan zou zij de apparatuur niet hebben afgenomen. De aankruising van het lijstfeit “fraude” is dan ook passend.
Het oordeel van de rechtbank
Het verweer houdt in wezen een betwisting in van de juistheid van het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat hetgeen waarvan zij de opgeëiste persoon verdenkt naar Fins recht een strafbaar feit oplevert. Het beginsel van wederzijdse erkenning en de hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten waarop dat beginsel berust, brengen echter mee dat de rechtbank aanneemt dat de overlevering gevraagd wordt voor een gedraging die naar het recht van de uitvaardigende lidstaat strafbaar is (zie bijv. Rb. Amsterdam 6 juli 2007,
LJNBB2690).
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te stellen dat het feit naar Nederlands recht niet strafbaar is, geldt het volgende. Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder de lijst van bijlage I bij de Overleveringswet valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de omschrijving van het feit en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
De omschrijving van het feit houdt onder meer in dat de opgeëiste persoon en zijn mededaders de Finse overheid door bedrog - te weten door het verhullen van de financiering van het bedrijf [naam bedrijf] en van de banden met de opgeëiste persoon, die in het verleden voor een zwaar drugsdelict is veroordeeld -, hebben gebracht tot de aankoop van apparatuur en dat de Finse overheid deze apparatuur niet van het bedrijf zou hebben gekocht, indien zij op de hoogte was geweest van de financiering daarvan. Een en ander levert naar Fins recht het strafbare feit “aggravated fraud” op.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een evidente tegenstrijdigheid tussen de omschrijving van het feit en de aangeruiste categorie geen sprake is.
De rechtbank verwerpt het verweer.