Met betrekking tot de bevoegdheid geldt het volgende. In de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 821, nr. 3) van de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing), staat, voor zover relevant, vermeld:
"STUDENTEN HOOFDSTUK 4.
Rechtsbescherming 4.1
(...)
4.1.2. Externe procedure
College van beroep voor het hoger onderwijs
Naast de interne klachten- en geschillenprocedure is de externe rechtsgang een belangrijk onderdeel van de rechtsbescherming van de student. De externe rechter doet in tweede instantie uitspraak. Alle partijen zijn gebaat bij een transparante procedure bij één externe instantie die direct toegankelijk is, waaraan alle geschillen kunnen worden voorgelegd, dat wil zeggen op deze wet gebaseerde geschillen inclusief de geschillen waarover het college van beroep voor de examens een uitspraak heeft gedaan.
Na een positief advies van de Raad voor de Rechtspraak (2005) is ervoor gekozen dat in principe alle geschillen die zich afspelen tussen de student en de instelling worden voorgelegd aan het (bestaande) college van beroep voor het hoger onderwijs. De keuze voor dit college komt voort uit het feit dat studenten dit als laagdrempelig ervaren en het college in redelijk korte tijd een beslissing neemt. Er zijn dus goede ervaringen opgedaan met het college van beroep voor het hoger onderwijs.
(...)
Het college van beroep voor het hoger onderwijs is, zoals eerder gezegd, bevoegd een uitspraak te doen over alle geschillen op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of daarop gebaseerde regelingen die de relatie student-instelling betreffen. Dit is voor de positie van de student de meestbepalende wet. Voor andere geschillen is een andere rechter mogelijk bevoegd.
(...)
Burgerlijke rechter
De burgerlijke rechter blijft bevoegd in geschillen die civielrechtelijk van aard zijn (wanprestatie of onrechtmatige daad). Op grond van artikel 112 van de Grondwet geldt dat het een student of (het college van bestuur van) de instelling altijd vrij staat ervoor te kiezen een geschil aan de burgerlijke rechter voor te leggen. Ook als het een geschil is op grond van de WHW of daarop gebaseerde regelgeving. Vanzelfsprekend moet dat geschil dan wel privaatrechtelijk van aard zijn. Alleen dan is de burgerlijke rechter immers bevoegd.
(...)
Artikel 7.66. Bevoegdheid en procedure college van beroep voor het hoger onderwijs
Het eerste lid regelt de positie van het college van beroep voor het hoger onderwijs als onafhankelijke administratieve rechter die een oordeel geeft over het beroep van een student. Het college oordeelt in laatste instantie.
Als het gaat om onderwerpen die binnen het kader van deze wet tot een geschil leiden in de relatie student-instelling, is het college van beroep voor het hoger onderwijs bevoegd. Dit geldt voor zowel de openbare als de bijzondere instellingen. Op grond van artikel 112 van de Grondwet staat het een aanstaande student of student van een instelling vrij, als daaraan de voorkeur wordt gegeven, ervoor te kiezen de weg naar de burgerlijke rechter te bewandelen in plaats van de weg van het college van beroep voor het hoger onderwijs.(...)
Tegen deze achtergrond en gelet op hetgeen [eiseres] aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, een onrechtmatige daad, dan wel wanprestatie, acht de kantonrechter zich bevoegd van de onderhavige vordering kennis te nemen. Daar komt nog bij dat [eiseres] ook schadevergoeding vordert, hetgeen tot bevoegdheid van de kantonrechter leidt. Dat ook in de bestuursrechtelijke procedure een voorlopige voorziening mogelijk is en schadevergoeding kan worden verzocht, zoals namens Hogeschool van Amsterdam ter zitting is betoogd, staat aan het voorgaande niet in de weg. Het onbevoegdheidsverweer van Hogeschool van Amsterdam wordt derhalve verworpen.