In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en een makelaarskantoor. De koper, aangeduid als [eiser], had in 2008 een appartement gekocht van [naam], waarbij [makelaar] als verkopend makelaar optrad. In de verkoopbrochure werd een oppervlakte van 'ca. 90m²' vermeld, terwijl de werkelijke gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 later bleek te zijn vastgesteld op 78m². De koper stelde dat de makelaar onrechtmatig had gehandeld door deze onjuiste oppervlakte te vermelden.
De rechtbank overwoog dat in 2008 er geen uniforme methode bestond voor het berekenen van woonoppervlaktes en dat de term 'woonoppervlakte' geen vast omschreven betekenis had. De NEN 2580 norm, die pas in 2010 verplicht werd, definieert termen zoals 'gebruiksoppervlakte' en 'bruto vloeroppervlakte'. De makelaar had de oppervlakte van het appartement gemeten op basis van de splitsingsakte en de splitsingstekening, en de rechtbank oordeelde dat deze methode niet onjuist was. Bovendien was de koper in de brochure gewaarschuwd dat aan de inhoud daarvan geen rechten konden worden ontleend.
De rechtbank concludeerde dat de makelaar niet onrechtmatig had gehandeld, omdat hij zich aan de geldende maatstaven had gehouden en de koper niet had misleid. De vordering van de koper werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van het makelaarskantoor, die op €3.680,- werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van de context en de geldende normen op het moment van de transactie, en bevestigt dat makelaars niet altijd aansprakelijk zijn voor onjuiste informatie als deze binnen de toen geldende normen valt.