ECLI:NL:RBAMS:2014:9

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
C/13/539635 / HA ZA 13-428
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herziening van de authenticiteitsopinie van een schilderij toegeschreven aan Vincent van Gogh

In deze zaak vordert de eiser, eigenaar van een schilderij dat hij toeschrijft aan Vincent van Gogh, dat de Stichting Van Goghmuseum haar eerdere opinie heroverweegt. De Stichting had in 2001 geconcludeerd dat het schilderij niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven, wat de eiser als onrechtmatig beschouwt. De procedure omvatte eerdere deskundigenrapporten en correspondentie tussen de partijen. De rechtbank oordeelt dat de Stichting zorgvuldig heeft gehandeld en dat de opinie niet onrechtmatig is. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de toeschrijving van kunstwerken aan kunstenaars geen exacte wetenschap is en dat de Stichting een eigen oordeel toekomt, dat niet door de rechtbank kan worden herzien. De uitspraak bevestigt de autoriteit van de Stichting in het veld van kunsthistorisch onderzoek.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/539635 / HA ZA 13-428
Vonnis van 8 januari 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.C.J. de Schepper te Eindhoven,
tegen
de stichting
STICHTING VAN GOGH MUSEUM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. C.A.M.J. Raymakers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Stichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juli 2013,
- het proces-verbaal van comparitie van 11 november 2013 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een schilderij met bloemenstilleven (hierna: het Schilderij) waarvan hij van mening is dat het van de hand is van Vincent van Gogh (hierna: Van Gogh). Hij heeft het Schilderij in 1997 verworven uit de nalatenschap van zijn vader.
2.2.
In 1978 heeft [naam] het Schilderij, althans kleurenfoto’s daarvan, ter expertise aangeboden aan het, toen nog, Rijksmuseum Vincent van Gogh, dat destijds samen met de Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie (hierna: RKD) expertiseverzoeken behandelde. Op 20 december 1978 berichtte [naam 2] [naam] dat het Schilderij naar haar mening geen werk was van Van Gogh, omdat het stilistisch gezien niet paste in een van zijn periodes. De vader van [eiser] heeft op 28 januari 1981 het
Schilderij nogmaals aangeboden bij de RKD. Op 19 februari 1981 liet [naam 2] hem schriftelijk weten dat haar mening over het Schilderij niet was veranderd.
2.3.
Het Schilderij is vanaf 1980 door meerdere deskundigen onderzocht, die van mening zijn dat het Schilderij aan Van Gogh kan worden toegeschreven.
Het betreft in chronologische volgorde:
1. dr. Phil. H.D. Ingenhoff (verbonden aan de Eberhard-Karls-Universiteit te Tübingen) op 14 maart 1980;
2. prof. dr. Hans Ost (professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Keulen) op 20 maart 1980;
3. prof. dr. H.L.C. Jaffé (professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Amsterdam) op 13 mei 1982;
4. prof. dr. H.L.C. Jaffé en prof. dr. Hans Ost in een gezamenlijk onderzoeksrapport van 1982;
5. R. Klockenkamper op 29 oktober 1982 (verfanalist);
6. Ekkehard Weber (restaurator) op 18 februari 1983;
7. Drs. J.A. Mosk (hoofd van de analytische afdeling van het Centraal Laboratorium voor onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap) op 5 september 1983 en 19 december 1983;
8. Bernard Vassy (namens Groupe Gersaint) op 8 mei 1989;
9. Dr. Georg Klusmann in mei 1996;
10. Michel Lefebvre (restaurateur, conservator en taxateur) op 19 april 2000.
2.4.
Samengevat luiden de conclusies van deze deskundigen dat uit onderzoek aan verf en doek blijkt dat:
- het Schilderij rond de jaren 1880-1889 c.q. de periode van Van Gogh is vervaardigd (Ingenhoff, Ost, Jaffé, Mosk; Klusmann dateert het Schilderij in april 1889);
- de handtekening en de schildering gelijktijdig zijn aangebracht (Weber, Klusmann);
- de gebruikte pigmenten in de periode van Van Gogh verkrijgbaar waren (Mosk);
- compositie, motief, schildertechniek en schrijfstijl van de handtekening op Van Gogh duiden (Ingenhoff, Ost, Vassy);
- sporen van op elkaar leggen van natte werken niet ongebruikelijk zijn bij Van Gogh (Mosk).
2.5.
De Stichting heeft een afdeling onderzoek, die tot doel heeft de verworven kennis algemeen beschikbaar te stellen voor de wetenschap en het publiek, waarbij zij zich richt op de 19e-eeuwse kunst in het algemeen en die van Van Gogh in het bijzonder. Onderdeel daarvan is het verrichten van authenticiteitsonderzoek. In dit kader verleent de Stichting een gratis service aan eenieder die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh. Door ondertekening van een overeenkomst met de Stichting stemt de aanvrager van zo’n onderzoek in met de procedure.
2.6.
De Stichting heeft in 2001 van [naam 3] (hierna: [naam 3]) een verzoek gekregen om een uitspraak te doen over de authenticiteit van het Schilderij. Daartoe heeft [naam 3] een overeenkomst als genoemd onder 2.5 getekend en is het Schilderij aan het expertiseteam van de Stichting ter beoordeling afgegeven. In de overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“The Museum shall be obliged to exercise reasonable care in its appraisal, but the Museum does not guarantee that its Judgement is correct”
en
“The Owner guarantees to the Museum that he is the sole owner of the Work, excluding other persons”.
2.7.
Het expertiseteam onder leiding van [naam 4], als curator verbonden aan de Stichting (hierna: [naam 4]), heeft het Schilderij aan een visueel onderzoek onderworpen. Op basis van dit onderzoek kwam het team tot de conclusie dat het werk niet aan Van Gogh kon worden toegeschreven en dat aanvullend technisch onderzoek niet nodig was. In een brief van 19 november 2001 (hierna: de Opinie) heeft [naam 4] aan [naam 3] onder meer het volgende geschreven:
(…)
We have studied the material carefully and investigated the work in Amsterdam.
It is our opinion that your painting,
Still life with peonies(37,5 x 43,5 cm), can not be attributed to Vincent van Gogh.
The brushstroke is not comparable to Van Gogh’s way of painting, neither do the colours agree with his usual palette. If we assume that the scraped out signature is indeed ‘original’ (ie. not added by another hand), then the painting must even have been a deliberate fake. Several technical features suggest that this may have been the case. First, large parts of the composition were laid in with a white paint to create the impasto texture, applying colour only in thin layers brushed wet-on-wet on top. This differs from Van Gogh’s full-bodied application of different colours. Furthermore, the impression of the canvas pattern in the impasto seems to have been the result of laying the still wet picture onto a red painted canvas, which is based on a wrong interpretation of the same phenomenon on Van Gogh’s oeuvre. Sometimes paintings by Van Gogh show transferred flakes of paint on the surface, due to the fact that another canvas that was still wet was stacked faced to face, sticking together. Often impasto in Van Gogh’s paintings may also show the impression of a canvas pattern, due to the
back sideof another canvas touching the paint surface. In this painting however, these two elements are combined, as the canvas pattern is coloured.
I am sorry to dissapoint you.
(…)
2.8.
In een rapport van 2 juni 2002 schrijft [naam 5], na onderzoek naar het in het Schilderij gebruikte schildersmateriaal, dat de gebruikte materialen al rond 1890 bekend waren. Zij concludeert: “Somit sprechen die Ergebnisse nicht gegen eine Zuordnung des Gemäldes zu Vincent van Gogh bzw. in die Jahre 1888-90”. In een vervolgrapport van 15 oktober 2003 schrijft [naam 5]:
(…)
1. Wie schon in unserem Gutachten vom 02.06.2002 beschrieben stimmen die verwendeten Pigmente sehr gut mit den in bisherigen Veröffentlichungen aufgeführten Pigmenten von Gemälden van Goghs aus dieser Zeit überein. Eine Ausnahme bildet das Cadmiumgelb, das aber zumindest an zwei van Gogh Gemälden aus den Jahren 1886-1887, heute in Chicago, nachgewiesen worden ist (...). Des weiteren wird Cadmiumgelb in einem Brief von van Gogh an seinen Bruder aus dem Jahre 1885 erwähnt: "Dann das Smaragdgrün! Es ist keine Esparnis, wenn man auf diese Farbe verzichtet. Das gleiche gilt für Kadmium."
2. Eine Untermalung mit Weiβ wird ebenfalls in einem Brief an seinen Bruder aus dem Jahr 1889 erwähnt (…) Die im Gutachten des van Gogh Museums aufgestellte Hypothese, dass der weiβe Untergrund zunächst die Impasto-Struktur erzeugen soll,
um dann dünn farbig übermalt zu werden, muss von der technischen Ausführung als sehr kompliziert ja nahezu unmöglich angesehen werden. (…)
3. Die Kombination aus Farbresten eines anderen Gemäldes auf der Oberfläche und dem gleichzeitigen Abdruck einer Leinwandstruktur ist im Fall des vorliegenden Gemäldes durchaus zu erklären: die Farbreste stammen von einem Gemälde, das mit seiner noch nicht vollständig getrockneten Malschichtseite auf dem Gemälde gelegen hat, eine bei van Gogh offensichtlich häufig anzutreffendes Phänomen. Der Abdruck einer leinwandähnlichen Struktur ist mit hoher Wahrscheinlichkeit bei der dilettantisch ausgeführten Doublierung enstanden, bei der auch die Pinselgrate abgeflacht wurden und damit van Gogh untypischer geworden sind.
2.9.
Bij brief van 30 juli 2002 heeft [eiser] aan de Stichting bekend gemaakt dat hij eigenaar is van het Schilderij en dat [naam 3] uitsluitend in zijn opdracht had gehandeld. Daarop heeft de Stichting bij brief van 31 juli 2002 aan [eiser] verzocht een overeenkomst met de Stichting, zoals genoemd onder 2.5, ondertekend retour te sturen. [eiser] heeft daarop bij faxbericht van 2 oktober 2002 aan de Stichting verzocht om de Opinie met onmiddellijke ingang in te trekken. De Stichting heeft daarop laten weten de zaak niet meer in behandeling te zullen nemen.
2.10.
Op 12 februari 2004 heeft [eiser] de overeenkomst met de Stichting, zoals genoemd onder 2.5, alsnog ondertekend teruggestuurd.
2.11.
Tussen 2004 en 2012 heeft [eiser] de Stichting verschillende malen benaderd, met het verzoek de Opinie te herzien. De Stichting zag telkens geen reden om dat te doen en heeft op 13 juni 2012 laten weten dat haar bemoeienis met het Schilderij tot een einde was gekomen.
2.12.
Van 31 mei 2012 tot 20 juli 2012 heeft [eiser] per e-mail gecorrespondeerd met de Stichting over onder meer het gebruik van de kleuren cadmiumgeel en cadmiumoranje en over de grondering door Van Gogh. In haar antwoord op de vraag naar het gebruik van genoemde kleuren verwijst de Stichting naar het in 2011 verschenen boek “Vincent van Gogh. Paintings Volume 2”. Over de grondering zegt de Stichting dat Van Gogh in sommige schilderijen ‘white impasto underpainting’ gebruikte in een bepaald deel van het schilderij, maar dat dat het geen uniforme techniek was die hij door het gehele schilderij toepaste.
2.13.
Op 28 augustus 2012 heeft [naam 6] de Stichting geschreven dat hij aanbeveelt om het Schilderij nog eens goed te bekijken. [naam 6] was van 1993 tot 2005 hoofd presentaties en verantwoordelijk voor het tentoonstellingsbeleid in het Van Gogh Museum.
2.14.
Op 13 augustus 2012 heeft [naam restaurator], restaurator en kunsthistorica, het Schilderij onderzocht en daarvan een verslag opgesteld. Daarin geeft zij een verklaring voor de in het Schilderij aangetroffen sporen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na eiswijzigingen - samengevat - om voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. op grond van artikel 843a Rv de Stichting te veroordelen om binnen 14 dagen na (tussen)vonnis tegen betaling van de daaraan verbonden redelijke kosten schriftelijke kleurenkopieën aan [eiser] te verstrekken van:
primair:
het volledige dossier van de Stichting ter zake van het Schilderij;
subsidiair:
1. het onderzoeksrapport, met bijlagen, dat ten grondslag ligt aan de Opinie;
2. de voor afgifte van het Schilderij tot het onderzoek aan de Stichting verstrekte informatie, die mede reden was om het Schilderij voor onderzoek naar de Stichting te laten komen;
3. alle correspondentie met bijlagen namens en aan de Stichting, in het bijzonder met de diverse deskundigen die informatie aan de Stichting hebben verstrekt over het Schilderij;
4. de interne documenten van de Stichting die betrekking hebben op technische en kunsthistorische eigenschappen met betrekking tot het Schilderij;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
B. te verklaren voor recht:
1. dat – op grond van de huidige inzichten van de Stichting – vaststaat dat alle verfsoorten die in het Schilderij zijn gebruikt, behoorden tot het verfpalet van Van Gogh, dus dat vaststaat dat al deze verfsoorten door hem zijn gebruikt in door hem vervaardigde schilderijen;
2. dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat de verfsoorten die in het Schilderij zijn gebruikt, niet allen behoren tot door Van Gogh daadwerkelijk gebruikte soorten verf;
3. dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat de signatuur ‘Vincent’ achteraf in het Schilderij kan zijn geplaatst;
4. dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat er aanwijzingen zijn dat het Schilderij een ‘deliberate fake’ zou kunnen zijn;
5. dat naar huidige wetenschappelijke inzichten, ook die van de Stichting, Van Gogh in diverse schilderijen als techniek hanteerde dat op grote delen van de compositie een witte onderlaag is aangebracht, waarop vervolgens met lichte penseelstreek nat-op-nat is geschilderd;
6. dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat het Schilderij niet aansluit bij door Van Gogh gebruikte technieken, voor zover grote delen van de compositie op een witte onderlaag zijn aangebracht, waarop vervolgens met lichte penseelstreek nat-op-nat is geschilderd;
7. dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat het ongebruikelijk is dat schilderijen van Van Gogh soms sporen dragen van het op elkaar gelegd zijn van nog niet opgedroogde schilderijen;
8. dat de door de Stichting aangevoerde argumenten de conclusies van de Opinie niet kunnen dragen;
9. dat de Stichting jegens [eiser] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, doordat haar Opinie op onjuiste gronden stelt dat het Schilderij geen schilderij is van Van Gogh, per het moment dat de opinie werd afgegeven;
10. dat de Stichting jegens [eiser] onrechtmatig handelt door haar Opinie in stand te laten;
11. dat de schade op grond van de onder B.9. geformuleerde onrechtmatige daad in ieder geval bestaat uit de wettelijke rente naar Nederlands recht vanaf 19 november 2001 over: het equivalent in euro’s van het equivalent in Duitse mark van 16.000.000 USD uitgaande van de gangbare wisselkoers tussen Duitse mark en Amerikaanse dollars per 19 november 2001;
12. dat naar huidige wetenschappelijke maatstaven en inzichten op grond van de op dit moment bij procespartijen bekende feiten en gegevens moet worden aangenomen dat het Schilderij een authentiek werk is van de bekende Nederlandse impressionistische schilder Vincent van Gogh en te bepalen dat de Stichting gehouden is de vorenstaande verklaring integraal middels een persbericht aan alle landelijke dagbladen in Nederland te melden en daarvan een afschrift toe te zenden aan [eiser], op straffe van verbeurte van een dwangsom;
C. de Stichting te gebieden:
primair:
1. schriftelijk te bevestigen dat haar Opinie is gebaseerd op onjuiste gronden, op straffe van een dwangsom;
2. schriftelijk te bevestigen dat haar Opinie en de daarin opgenomen stellingen worden teruggenomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:
schriftelijk te bevestigen – met verwijzing naar het in deze te wijzen vonnis - dat haar Opinie niet berust op enig technisch en/of (natuur)wetenschappelijk bewijs, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
D. de Stichting te veroordelen tot vergoeding van alle door [eiser] als gevolg van de onrechtmatige daad geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede de Stichting te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 800.000,-;
E. de Stichting te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De Stichting voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzoek ex artikel 843a Rv
4.1.
Ter terechtzitting heeft [eiser] zijn verzoek gemotiveerd en daartoe aangevoerd dat de stukken, die de Stichting hem dient te verstrekken, dienen ter onderbouwing van zijn stellingen.
4.2.
De Stichting heeft daarop laten weten dat zij niet over de door [eiser] genoemde stukken beschikt. Zij beantwoordt verzoeken met betrekking tot authenticiteitsverklaringen altijd met een in een brief vervatte opinie. Zo ook in dit geval, waarin het dossier alleen uit een afwijzingsbrief bestaat. Slechts in uitzonderlijke gevallen legt zij een dossier aan over een schilderij dat ter beoordeling aan haar is voorgelegd.
Meestal gebeurt dat bij schilderijen die aanvankelijk als behorende tot het oeuvre van Van Gogh zijn beschouwd, maar waarin de Stichting thans een ander oordeel is toegedaan.
4.3.
Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid om documenten op te vragen waarvan een partij indicaties heeft dat de wederpartij daarover beschikt en waarvan hij vermoedt dat die steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. Zogenaamde ‘fishing expeditions’ dienen te worden voorkomen. Voor toewijzing van een vordering tot het verstrekken van bepaalde documenten, moet voldoende vaststaan dat deze documenten bestaan. [eiser] vermoedt slechts dat de door hem genoemde stukken bestaan. De Stichting heeft dit ontkend. De rechtbank oordeelt dat niet voldoende vast is komen te staan dat de stukken, waarvan [eiser] kopieën verstrekt wil hebben, bestaan, zodat de vordering onder 3.1 A zal worden afgewezen.
De overige vorderingen
4.4.
[eiser] stelt dat de Opinie op onjuiste gronden is gebaseerd en dat de Stichting de Opinie, in het licht van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen van (natuur)weten-schappelijke c.q. technische aard, niet in stand kan laten zonder nadere wetenschappelijke onderbouwing. De weigering van de Stichting om de Opinie in te trekken en/of te herzien, terwijl ook ieder nader onderzoek wordt geweigerd, is jegens hem onzorgvuldig. De handelwijze van de Stichting is dan ook onrechtmatig, aldus [eiser]. Daarbij wijst [eiser] op de bijzondere positie die de Stichting heeft op het gebied van identificatie en authenticiteitsonderzoek van werken van Van Gogh. Zij neemt in deze markt een monopoliepositie in. Haar mening is allesbepalend voor de vraag of de markt het betreffende werk wel of niet als zijnde vervaardigd door Van Gogh zal accepteren. Onder deze omstandigheden mag van de Stichting een grotere mate van zorgvuldigheid dan van andere instituties worden verwacht bij haar onderzoek en bij de vraag of nieuwe feiten en omstandigheden nopen tot heroverweging of hernieuwd onderzoek. Daarbij moet een belangenafweging plaatsvinden, aldus steeds [eiser].
4.5.
De Stichting betwist dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld en voert daartoe aan dat het Schilderij ter plekke in het museum door een team van deskundigen zorgvuldig aan een onderzoek is onderworpen. De Stichting betwist eveneens dat zij elke vorm van medewerking of commentaar heeft geweigerd. Zij heeft [eiser] bij brief van 18 maart 2004 laten weten dat zij bereid is om herziening of aanvulling van de Opinie te overwegen, als er nieuw materiaal is dat van substantiële betekenis is voor deze casus. Ook weerspreekt de Stichting dat de Opinie geen stand kan houden in het licht van het aanwezige wetenschappelijke materiaal en op grond van na de Opinie verricht onderzoek. De Stichting beschikt over geen enkele wetenschappelijk verantwoorde kunsthistorische aanwijzing die reden geeft tot hernieuwd onderzoek. De Stichting kan niet worden gedwongen haar mening te herzien, noch kan van haar worden verwacht dat zij het Schilderij periodiek opnieuw gaat onderzoeken. Aan haar en haar deskundigen komt een eigen oordeel toe. [eiser] noch de rechter kan hen in die vrijheid van (wetenschappelijke) meningsvorming en meningsuiting beperken, aldus de Stichting. Tijdens de comparitie heeft de Stichting nog naar voren gebracht dat bij een authenticiteitsonderzoek naar een optelsom van elementen wordt gekeken, zoals de herkomst, de voorstelling en de stijl van het werk. Ten aanzien van het rapport van [naam 5] heeft zij aangevoerd dat dit een technisch rapport is en dat een dergelijk rapport niet voldoende is om een werk wel of niet te kunnen toeschrijven aan Van Gogh. Dat de gebruikte verf in de tijd van Van Gogh verkrijgbaar was, zegt niets. Iedereen kon
toen die materialen kopen. Dit rapport wierp geen ander licht op de bevindingen van het expertiseteam van de Stichting, het ondersteunde die bevindingen juist, aldus steeds de Stichting.
4.6.
Voorop staat dat de rechtbank geen oordeel kan geven over de vraag of de Stichting het Schilderij ten onrechte niet aan Van Gogh heeft toegeschreven. Toeschrijving van een schilderij aan een bepaalde schilder is geen exacte wetenschap, maar een beoordeling die moet worden overgelaten aan deskundigen. Daarbij komt het aan, zo heeft de Stichting ter zitting onbetwist gesteld, op een optelsom van elementen, zoals de herkomst, de voorstelling en de stijl van het werk. De rechtbank overweegt dat de uitkomst van die optelsom afhangt van hoe de verschillende elementen worden gewogen en geïnterpreteerd. Dat betekent dat verschillende deskundigen tot verschillende uitkomsten kunnen komen, zoals in het onderhavige geval ook is gebleken. De Stichting komt hierin een eigen opinie toe. De rechtbank is er niet om in dit wetenschappelijk discours partij te kiezen, laat staan om zich zelfstandig een oordeel te vormen over de vraag of het Schilderij wel of niet aan Van Gogh moet worden toegeschreven. Om dezelfde reden kan de rechtbank evenmin beoordelen, zoals [eiser] bij zijn tweede eiswijziging heeft verzocht, of naar huidige wetenschappelijke maatstaven en inzichten moet worden aangenomen dat het Schilderij een authentiek werk is van Van Gogh.
4.7.
Voor zover [eiser] betoogt dat de Opinie onrechtmatig is jegens hem omdat die op onjuiste gronden is gebaseerd, overweegt de rechtbank als volgt.
De Stichting biedt een gratis dienst aan. Het is de beslissing van [eiser] geweest de Stichting om een opinie te vragen, daartoe had hij niet hoeven overgaan. Gelet op het feit dat de Stichting een gezaghebbende en belangrijke autoriteit is op het gebied van 19e-eeuwse kunst en in het bijzonder van het werk van Van Gogh en mede in aanmerking nemend de belangen van degene die meent in het bezit te zijn van een werk van Van Gogh, kan het onder omstandigheden onrechtmatig zijn als de Stichting bij haar onderzoek en de daarop gebaseerde opinie onvoldoende zorgvuldigheid betracht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval echter niet gebleken. De Stichting heeft gemotiveerd gesteld en ter gelegenheid van de comparitie nog nader toegelicht bij monde van [naam 4] die destijds bij het onderzoek was betrokken, dat het onderzoek aan het Schilderij op gedegen en deskundige wijze heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. De Stichting heeft gesteld dat het onderzoeksteam daarbij ook acht heeft geslagen op alle door [eiser] ingebrachte rapporten en analyses, welke het expertiseteam kennelijk niet tot andere conclusies hebben gebracht. Een samenvatting van de bevindingen van het expertiseteam heeft [naam 4] in een brief aan [eiser] meegedeeld. Anders dan [eiser] stelt, kan uit het enkele feit dat de Stichting geen onderzoeksdossier heeft aangelegd, niet worden afgeleid dat het onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. Er bestaat geen rechtsplicht voor de Stichting om ieder onderzoek uitvoerig te archiveren. Hoewel de communicatie naar [naam 3] en later [eiser] over de bevindingen van het expertiseteam vrij summier is, kan niet gezegd worden dat de Opinie reeds daarom onzorgvuldig is. In de Overeenkomst die de Stichting met [naam 3] – en later met [eiser] – heeft gesloten, is geen aanknopingspunt te vinden op grond waarvan de conclusie kan worden getrokken dat de Stichting tekort is geschoten, laat staan dat de Opinie onzorgvuldig is. Dat de Stichting aantoonbaar onjuiste (feitelijke) beweringen heeft gedaan over het Schilderij is niet gebleken. Aan het verwijt van [eiser] dat de Stichting ten onrechte heeft aangenomen dat de verfsoorten die in het Schilderij zijn gebruikt, niet alle behoren tot door Van Gogh daadwerkelijk gebruikte soorten verf, wordt voorbij gegaan nu
dit berust op een verkeerde lezing van de Opinie. Daarin staat immers slechts dat de kleuren van het Schilderij niet overeenkomen met het gebruikelijke palet van Van Gogh, een stelling die door [naam 4] ook ter zitting nog nader is toegelicht. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat in de Overeenkomst bovendien expliciet is opgenomen dat de Stichting niet garandeert dat haar opinie correct is.
4.8.
[eiser] stelt voorts dat de weigering om nieuw onderzoek te doen en om te reageren op de bevindingen van andere experts onrechtmatig is. Ook het onverkort in stand houden van de Opinie door de Stichting is volgens [eiser] onrechtmatig.
4.9.
De Stichting heeft het Schilderij beoordeeld in 2001, nadat onderzoek aan het Schilderij door een expertiseteam van de Stichting had plaatsgevonden. [eiser] heeft de Stichting daarna meerdere malen verzocht om haar Opinie te herzien, op basis van opinies van anderen, met name die van [naam 5] van 2 juni 2002. Uit de toelichting van de Stichting ter comparitie leidt de rechtbank af dat de Stichting het rapport van [naam 5] wel heeft meegewogen bij haar beslissing om niet terug te komen op haar Opinie en om geen nader onderzoek te doen. Het is niet onrechtmatig jegens [eiser] dat de Stichting de motivering voor deze beslissing niet opnieuw op papier heeft gezet. Van de Stichting kan niet worden verwacht dat zij het Schilderij periodiek opnieuw gaat onderzoeken. De Stichting ontvangt naar eigen zeggen 200 aanvragen voor authenticiteitsonderzoek per jaar, waarvan in 5 tot 10 gevallen nader onderzoek aan het werk zelf wordt gedaan. Overigens heeft de Stichting – zo stelt zij onbetwist – [eiser] laten weten dat zij bereid is om herziening of aanvulling van de Opinie te overwegen, als er nieuw materiaal is dat van substantiële betekenis is voor deze casus.
Daar komt bij dat het bestaan van andere opinies nog niet betekent dat de Opinie van de Stichting onjuist is en zij daarop terug dient te komen. Uit de toelichting van de Stichting blijkt dat zij andere elementen doorslaggevend vindt dan bijvoorbeeld [naam 5]. De Stichting heeft in dit verband voorts gesteld dat een technisch rapport niet voldoende is om een werk al dan niet te kunnen toeschrijven aan Van Gogh. Dat de Stichting heeft gehandeld in strijd met de voor haar geldende
ICOM Code of Ethics for museums,met name de bepalingen onder 3.5, 4.6 en 5 van deze Code - zoals [eiser] stelt - is niet gebleken. Een overtreding van deze Code, als daar al sprake van zou zijn, wil overigens niet zeggen dat het handelen van de Stichting alleen al daarom onrechtmatig is.
4.10.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat hij een afzonderlijk belang heeft bij de onder 3.1 B genoemde verklaringen voor recht, ook voor zover daarin niet ligt besloten dat de Stichting onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, geldt het volgende. Zoals reeds in het voorgaande is overwogen, komt aan de Stichting een eigen opinie toe, naast de opinies van andere al dan niet deskundigen. De rechtbank zal reeds daarom niet voor recht verklaren dat de Stichting ten onrechte iets heeft aangenomen, nog los van het gegeven dat de rechtbank niet beschikt over de benodigde deskundigheid om dat te kunnen beoordelen. Voorts geldt dat het doel van een verklaring voor recht is dat daarmee de rechtsverhouding tussen partijen onbetwistbaar komt vast te staan. De hier bedoelde gevorderde verklaringen dragen daaraan niet bij.
4.11.
[eiser] heeft naar aanleiding van de toelichting op de Opinie die zijdens de Stichting ter zitting is gegeven, voorgesteld om een expert te benoemen om alle argumenten te beoordelen. De rechtbank zal daartoe niet overgaan. Ook indien weer een andere expert zijn of haar mening geeft over de vraag of het Schilderij aan Van Gogh moet worden
toegeschreven, zal dit er om de vorengenoemde redenen niet toe leiden dat de vorderingen van [eiser] worden toegewezen.
4.12.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank het handelen van de Stichting niet onrechtmatig acht jegens [eiser]. Aan de beoordeling van de schade die [eiser] stelt te hebben geleden komt de rechtbank daarom niet toe. De vorderingen van [eiser] onder 3.1. B, onder 3.1. C en onder 3.1. D zullen worden afgewezen.
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over deze kosten zal als onweersproken worden toegewezen. De kosten aan de zijde van Stichting worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting tot op heden begroot op € 1.493,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, mr. F.J. Verhoeven- van de Poel en mr. T.T. Hylkema en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.