ECLI:NL:RBAMS:2014:878

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
2270001 \ HA EXPL 13-926
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding tegen advocaat en deurwaarderskantoor wegens tekortkomingen en onrechtmatig handelen

In deze zaak vordert eiseres, bijgestaan door een advocaat, schadevergoeding van haar voormalig advocaat en het deurwaarderskantoor dat in opdracht van haar verhuurder het vonnis ten uitvoer heeft gelegd. De eiseres stelt dat de advocaat tekort is geschoten in zijn zorgplicht en dat het deurwaarderskantoor onrechtmatig heeft gehandeld door het vonnis openbaar te betekenen. De kantonrechter benadrukt dat een advocaat de zorgvuldigheid moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De Raad van Discipline heeft eerder de klachten van eiseres tegen de advocaat ongegrond verklaard. De kantonrechter beoordeelt de gestelde tekortkomingen puntsgewijs en concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres schade heeft geleden door de vermeende tekortkomingen van de advocaat. De vorderingen tegen de advocaat worden afgewezen. Ook de vorderingen tegen het deurwaarderskantoor worden afgewezen, omdat het openbaar betekenen van het vonnis niet onrechtmatig is, gezien het ontbreken van een bekend adres van eiseres. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 2270001 \ HA EXPL 13-926
Uitspraak: 4 maart 2014

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
1.
[eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procederende bij [eiser 1],
t e g e n
1.
[gedaagde 1],
kantoorhoudende te [plaats],
procederende in persoon,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Incassade Amsterdam B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigde mr. M. Getkate,
gedaagden.
Eisers zullen gezamenlijk worden aangeduid als [eisers gezamenlijk] Afzonderlijk zullen zij bij naam worden genoemd, waarbij [eiser 1] als [eiser 1] zal worden aangeduid. Gedaagden zullen [gedaagde 1] respectievelijk Incassade worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 29 juli 2013 inhoudende de vordering van [eisers gezamenlijk], met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1], met producties,
  • de conclusie van antwoord van Incassade, met producties.
Ingevolge ambtshalve gewezen tussenvonnis van 30 oktober 2013 heeft op 5 februari 2014 een bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Het proces-verbaal hiervan en de daarin genoemde processtukken bevinden zich bij de stukken.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1
[gedaagde 1] is advocaat en heeft in die hoedanigheid [eiser 1] bijgestaan in diverse procedures die tussen [eiser 1] en haar toenmalige verhuurder, Ymere, zijn gevoerd.
1.2
Bij vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 21 januari 2010, uitgesproken onder kenmerk KK 09-1272, is [eiser 1] veroordeeld de door haar gehuurde woning te ontruimen.
1.3
[gedaagde 1] heeft bij brief van 5 februari 2010 aan de namens Ymere optredende deurwaarder, zijnde Incassade, het volgende bericht:
“(..) Cliënte verzocht mij een spoedappel in te stellen, alsmede een executie
kort geding indien ontruiming doorgang zal vinden (..)”.
1.4
[eiser 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 21 januari 2010. Bij arrest van 4 oktober 2011 heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [eiser 1] veroordeeld in de proceskosten (op dat moment begroot op € 263,00 aan verschotten en € 1.896,00 aan salaris).
1.5.
Ymere heeft Incassade opdracht gegeven om het arrest van het Gerechtshof ten uitvoer te leggen. Incassade heeft vervolgens het arrest openbaar – door middel van een advertentie in het Parool – betekend. In een exploot van 2 mei 2013 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..) Dit beslag is gelegd teneinde betaling te verkrijgen van de
navolgende door de schuldenaar te betalen bedragen:
proceskosten € 2.159,00
beslagkosten . 266,71
overige executiekosten . 333,18
informatiekosten
€ 86,31totaal € 2.845,20
(..) De kosten hiervan zijn (..) € 138,47”
1.6
Bij beslissing van 13 mei 2013 heeft de Raad van Discipline te Amsterdam 13 van de 14 klachten van [eiser 1] tegen [gedaagde 1] ongegrond verklaard en [eiser 1] niet ontvankelijk verklaard met betrekking tot de resterende klacht.

Vordering en verweer

2.
[eisers gezamenlijk] vordert na wijziging van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. een verklaring voor recht dat het besluit van de Raad te Luxemburg van 19 april 2007 tot vaststelling van het specifieke programma grondrechten en burgerschap voor de periode 2007-2013 die discriminatie bestrijdt, tegen alle gedaagden geldend is (voorzien van motivering),
b. veroordeling van Incassade tot betaling binnen één dag na dit vonnis van
€ 3.000,00 aan [eisers gezamenlijk] bij wijze van schadevergoeding wegens het plegen van een onrechtmatige daad, discriminatie en smaadschrift,
c. veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling aan [eisers gezamenlijk] binnen één dag na dit vonnis van € 22.000,00 bij wijze van schadevergoeding wegens het opzettelijk verliezen van de zaken van [eisers gezamenlijk] en wegens de vorenstaande redenen,
d. [gedaagde 1] te bevelen de totale proceskosten inclusief incassokosten inzake hoger beroep aan Incassade te voldoen, binnen één dag na dit vonnis en Incassade te gelasten de proceskosten van zaaknummer 200.059.462/01 KG op [gedaagde 1] te verhalen,
e. [gedaagde 1] te gelasten de onterechte gelden van de overheid terug te betalen aan de overheid omdat tijdens de bezoeken op afspraak met [eiser 1] hij geen werkzaamheden heeft verricht,
f. veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.
[gedaagde 1] en Incassade voeren (afzonderlijk) verweer.
4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

De gevorderde verklaring voor recht
5.
De verklaring voor recht, zoals door [eisers gezamenlijk] onder a. gevorderd, zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eisers gezamenlijk] enig belang heeft bij toewijzing van deze verklaring voor recht.
De vordering ten aanzien van [gedaagde 1]
6.
[eisers gezamenlijk] heeft – kort gezegd en naar de rechtbank begrijpt – aan haar vordering ten aanzien van [gedaagde 1] zoals hiervoor weergegeven onder 2 onderdelen c. en d. ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen [eiser 1] en [gedaagde 1] gesloten overeenkomst.
7.
De kantonrechter stelt in dat kader het volgende voorop. Indien een partij een advocaat inschakelt om hem bij te staan in juridische procedures, rust op deze advocaat een inspanningsverplichting. Hij dient de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en te handelen overeenkomstig de zorg die een advocaat dient te betrachten ten opzichte van zijn cliënt. De advocaat heeft hierbij een zekere vrijheid om – in overleg met zijn cliënt – onder meer te bezien welke strategie in een bepaalde procedure wordt gekozen, welke stellingen naar voren zullen worden gebracht, welke stukken worden overgelegd en welke (proces)handelingen zullen worden verricht. Hij dient echter bij zijn werkzaamheden de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Van een tekortkoming is pas sprake indien een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden anders gehandeld zou hebben.
8.
De kantonrechter stelt daarnaast vast dat uit de beslissing van de Raad van Discipline blijkt dat de – aldaar aangevoerde en thans grotendeels herhaalde – klachten van [eiser 1] jegens [gedaagde 1] ongegrond zijn verklaard dan wel dat [eiser 1] niet ontvankelijk is verklaard.
9.
De verwijten die [eisers gezamenlijk] [gedaagde 1] maakt zullen in het navolgende puntsgewijs worden behandeld, waarbij voormeld kader in acht wordt genomen.
Instellen spoedappel
10.
[eisers gezamenlijk] heeft allereerst gesteld dat door [gedaagde 1] geen spoedappel is ingesteld, terwijl [eiser 1] hiertoe opdracht had gegeven en [gedaagde 1] had toegezegd dit te zullen doen.
11.
Zoals ook volgt uit hetgeen onder r.o. 7 is overwogen, is een advocaat niet steeds gehouden om opdrachten van zijn cliënt uit te voeren voor zover deze opdrachten zien op de wijze van procederen. Door [gedaagde 1] is toegelicht dat hij geen spoedappel heeft ingesteld omdat dit vanwege de omvang en de complexiteit van de zaak niet mogelijk was. Dat sprake was van een complexe en omvangrijke zaak is door [eisers gezamenlijk] op zichzelf niet betwist, zodat naar het oordeel van de rechtbank door [gedaagde 1] afdoende is toegelicht waarom hij – ondanks verzoek daartoe van [eisers gezamenlijk]. – als redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat geen spoedappel heeft ingesteld.
12.
Dat door [gedaagde 1] enige toezegging op dit punt aan [eisers gezamenlijk] is gedaan, is niet vast komen te staan. [eisers gezamenlijk] heeft haar stellingen op dit punt, ondanks de betwisting door [gedaagde 1], niet nader onderbouwd. In de brief van 5 februari 2010 van [gedaagde 1] aan de deurwaarder van Ymere (zie 1.3) kan een dergelijke toezegging niet worden gelezen.
Uitlatingen van [gedaagde 1]
13.
Door [eisers gezamenlijk] is voorts gesteld dat [gedaagde 1] tegen het meldpunt Zorg en Overlast Zeeburg (hierna: het meldpunt) onjuiste uitlatingen over [eisers gezamenlijk] heeft gedaan, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] niet in hun belang handelde. Dit is door [gedaagde 1] betwist.
14.
In het gespreksverslag van het meldpunt, waar [eisers gezamenlijk] haar stellingen op baseert, is het volgende opgenomen:
“(..) Gebeld met advocaat [gedaagde 1] (..) Vindt het onbegrijpelijk datze uit huis is geplaatst. Denkt dat het gezin soms dingen gedaan heeft die niet wenselijk zijn, maar dat het veel te ver gaat dat mw. op basis daarvan moet vertrekken.
Denkt niet dat ze gestoord is. (..) De kinderen van mw. hebben vermoedelijk inderdaad een camera met verf beklad en wat kleine andere dingen. Maar de buren lijken ook te ver te gaan in hun handelen. Dat zij vorige week is aangevallen met een honkbalknuppel is daar het meest overtuigende bewijs van. Heeft de blauwe plekken op haar lichaam gezien. (..)”.
15.
Uit dit gespreksverslag volgt dat de kern van de uitlatingen van [gedaagde 1] is geweest dat hij zich heeft verzet tegen ontruiming van [eisers gezamenlijk], waarmee hij evident in het belang van [eisers gezamenlijk] handelde. Dat hij daarbij het (volgens [eisers gezamenlijk] onjuiste) vermoeden heeft geuit dat er door het gezin van [eiser 1] soms onwenselijke dingen zijn gedaan moet worden bezien in de context van het gesprek, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] hier tegenover stelt dat dit – mede gelet op het extremere gedrag van de buren van [eisers gezamenlijk] – onvoldoende is om [eisers gezamenlijk] te ontruimen.
16.
Hierbij komt nog dat door [eisers gezamenlijk] niet is betwist dat het gespreksverslag van het meldpunt niet is ingebracht in de tegen Ymere gevoerde procedures. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat de uitlatingen van [gedaagde 1] enig gevolg hebben gehad voor de tegen Ymere gevoerde procedures noch dat [eisers gezamenlijk] als gevolg van deze uitlatingen enige schade heeft geleden.
Beheer dossiers
17.
[eisers gezamenlijk] verwijt [gedaagde 1] voorts dat er een processtuk van een ander dossier van [gedaagde 1] in het dossier van de zaak van [eisers gezamenlijk] zat en dat dossiers in het kantoor van [gedaagde 1] uitgespreid op de grond lagen, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] ‘er een zooitje van maakt’.
18.
[gedaagde 1] heeft de feitelijke stellingen van [eisers gezamenlijk] op dit punt niet betwist, zodat van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. Met [eisers gezamenlijk] is de rechtbank van oordeel dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat verwacht mag worden dat hij zijn verschillende dossiers geordend en strikt gescheiden houdt. Het door [eisers gezamenlijk] gestelde is echter onvoldoende om de conclusie te trekken dat [gedaagde 1] er een zooitje van maakte.
19.
Dat de wijze waarop [gedaagde 1] zijn dossiers heeft beheerd (negatieve) gevolgen heeft gehad voor de uitkomst van de door [gedaagde 1] voor [eiser 1] gevoerde procedure dan wel dat [eiser 1] als gevolg hiervan op enige andere wijze schade heeft geleden is gesteld noch gebleken.
Vragen en toestaan van uitstel
20.
[eisers gezamenlijk] heeft voorts gesteld dat [gedaagde 1] de procedure onnodig heeft gerekt door meerdere malen uitstelverzoeken van Ymere toe te staan en vervolgens ook zelf een aantal keren om uitstel te vragen.
21.
Met haar verwijt miskent [eisers gezamenlijk] dat de mogelijkheid tot het vragen en krijgen van uitstel in beginsel behoort bij het voeren van een procedure. [eisers gezamenlijk] kan [gedaagde 1] dan ook niet tegenwerpen dat door Ymere meerdere malen om uitstel is verzocht en dat dit uitstel ook is verkregen. Door [gedaagde 1] is voorts onbetwist gesteld dat hij Ymere op enig moment peremptoir heeft gesteld.
22.
Dat door [gedaagde 1] zelf om uitstel is gevraagd om een andere reden dan dat dit voor een goede behandeling van de procedure nodig was, oftewel, om tijd te rekken, is niet gebleken.
Niet bekijken van camerabeelden
23.
Vaststaat dat [gedaagde 1], ondanks een uitnodiging daartoe van de advocaat van Ymere, camerabeelden van beveiligingscamera’s niet heeft bekeken. Door [gedaagde 1] is echter gemotiveerd toegelicht dat hij de beelden niet heeft bekeken omdat de vorige advocaat van [eiser 1] dit reeds had gedaan en [gedaagde 1] daarmee over voldoende informatie beschikte om in de procedures tegen Ymere verweer te voeren tegen de camerabeelden. [eisers gezamenlijk] is vervolgens niet nader ingegaan op deze door [gedaagde 1] gegeven toelichting, terwijl door haar evenmin is gesteld dat [gedaagde 1] geen afdoende verweer heeft gevoerd tegen de camerabeelden in de procedure tegen Ymere en dat dit gevolgen heeft gehad voor de uitkomst van de procedure.
In geding brengen onduidelijke foto’s
24.
[eisers gezamenlijk] verwijt [gedaagde 1] voorts dat uit een door haar ontvangen kopie van het procesdossier blijkt dat door [gedaagde 1] foto’s in het geding zijn gebracht die te donker en onduidelijk waren. [gedaagde 1] heeft echter onbetwist gesteld dat hij in de procedure bij het Gerechtshof wel duidelijke kleurenfoto’s in het geding heeft gebracht, zodat het er voor gehouden wordt dat [eisers gezamenlijk] [gedaagde 1] op dit punt reeds om die reden geen verwijt kan maken.
Niet kopiëren / niet toezenden van processtukken
25.
Door [eisers gezamenlijk] is nog gesteld dat [gedaagde 1], ondanks verzoek van [eisers gezamenlijk] daartoe, heeft nagelaten processtukken voor [eisers gezamenlijk] te kopiëren en aan haar toe te zenden.
26.
Vaststaat dat [eisers gezamenlijk] in eerste instantie alleen de even of oneven pagina’s van het arrest van het Gerechtshof van [gedaagde 1] heeft ontvangen. Dat dit meer betreft dan een kopieerfout aan de zijde van [gedaagde 1] kan hieruit echter niet worden afgeleid.
27.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat [eiser 1] voor het overige alle relevante stukken steeds heeft ontvangen en dat deze met haar zijn besproken. Het had vervolgens op de weg van [eisers gezamenlijk] gelegen om nader te concretiseren wanneer zij om kopieën van welke stukken heeft gevraagd en wanneer dat door [gedaagde 1] is geweigerd. Dit heeft zij echter nagelaten.
Voor zover [eisers gezamenlijk] doelt op de weigering van [gedaagde 1] om het politiedossier te kopiëren geldt dat door de Raad van Discipline reeds is overwogen dat het een advocaat niet is toegestaan om een politiedossier te kopiëren. Indien dit oordeel naar [eisers gezamenlijk] meent onjuist is, was het aan haar om dit standpunt nader te onderbouwen.
28.
Zou overigens al veronderstellenderwijs worden aangenomen dat [eisers gezamenlijk] diverse processtukken niet heeft ontvangen en dat dit een tekortkoming zijdens [gedaagde 1] vormt, geldt dat gesteld noch gebleken is dat [eisers gezamenlijk] als gevolg van het niet ontvangen van deze stukken schade heeft geleden.
Niet ingaan op verzoeken van [eiser 1]
29.
[eisers gezamenlijk] stelt voorts dat [gedaagde 1] door [eiser 1] is verzocht om het arrest te laten herroepen en om (nadat de zitting had plaatsgevonden) een correctie aan te brengen in zijn pleitnota, maar dat hij dat niet heeft gedaan.
30.
De kantonrechter verwijst ten aanzien van dit punt in eerste instantie naar hetgeen in r.o. 7 is overwogen. [gedaagde 1] had derhalve in beginsel de vrijheid om te beslissen of er al dan niet om herroeping van het arrest zou worden verzocht. Dat er sprake was van een situatie waarin een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat om herroeping zou hebben verzocht is niet voldoende gebleken. Door [gedaagde 1] is bovendien onbetwist gesteld dat hij meerdere malen aan [eiser 1] heeft uitgelegd dat er geen grond voor herroeping bestond.
31.
Dat [gedaagde 1] in zijn pleitnota feitelijke onjuistheden heeft opgenomen dan wel onjuiste stellingen heeft ingenomen én dat dit er toe heeft geleid dat de door [gedaagde 1] namens [eisers gezamenlijk] gevoerde procedures in het nadeel van [eiser 1] hebben uitgepakt of dat [eisers gezamenlijk] daardoor op enige andere wijze schade heeft geleden is onvoldoende gebleken.
Memorie van grieven
32.
[eisers gezamenlijk] verwijt [gedaagde 1] voorts dat hij heeft verzuimd ‘tegen de punten uit het vonnis in eerste aanleg grieven in te stellen’. Ter zitting heeft [eisers gezamenlijk] op dit punt toegelicht dat slechts tegen 4 van de 15 punten uit het vonnis in eerste aanleg is opgekomen en dat de ingestelde grieven in het geheel niet waren onderbouwd. [gedaagde 1] heeft dit betwist.
33.
Het had allereerst op de weg van [eisers gezamenlijk] gelegen om nader, al dan niet met stukken, te onderbouwen tegen welke punten uit het vonnis in eerste aanleg [gedaagde 1] ten onrechte niet is opgekomen. Dit heeft zij in deze procedure niet gedaan. Nu door [gedaagde 1] bovendien is aangevoerd dat hij voor zover nodig was grieven heeft ingesteld en dit ook wordt bevestigd door de beslissing van de Raad van Discipline, wordt aan het door [eisers gezamenlijk] op dit punt gestelde voorbij gegaan.
34.
Dat de door [gedaagde 1] wel ingestelde grieven niet waren onderbouwd blijkt evenmin. Door [gedaagde 1] is immers onbetwist gesteld dat de memorie van grieven uit 53 pagina’s bestond en dat deze werd ondersteund door 83 producties. In dat licht bezien kan [eisers gezamenlijk] vervolgens niet volstaan met de enkele stelling dat de ingestelde grieven niet onderbouwd waren.
Discriminatie
35.
Volgens [eisers gezamenlijk] heeft [gedaagde 1] in strijd gehandeld met artikel 1 van de Grondwet door de opdracht van [eiser 1] om grieven in stellen te weigeren en doordat [gedaagde 1] de procedures die hij als advocaat van [eiser 1] heeft gevoerd opzettelijk heeft verloren.
36.
Dat [gedaagde 1] de procedures die hij voor [eiser 1] heeft gevoerd opzettelijk heeft verloren is, zoals uit het voorgaande reeds volgt, niet gebleken. Dat [gedaagde 1] niet altijd gehoor heeft gegeven aan opdrachten van [eiser 1] ten aanzien van de manier waarop geprocedeerd moest worden is daartoe niet voldoende (zie ook r.o. 7).
37.
Dat enig handelen van [gedaagde 1] gegrond is geweest op enige vorm van discriminatie jegens [eisers gezamenlijk] blijkt bovendien in het geheel niet.
Beantwoording klachten
38.
Voor zover [gedaagde 1], zoals door [eiser 1] is gesteld, niet heeft gereageerd op door [eisers gezamenlijk] ingestelde klachten jegens hem, geldt dat niet is gebleken dat [eisers gezamenlijk] daardoor enige schade heeft geleden.
Overig
39.
Het voorgaande betekent dat in rechte niet als vaststaand kan worden aangenomen dat [gedaagde 1] tekort is gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat [eisers gezamenlijk] als gevolg daarvan schade heeft geleden. Dat betekent dat de vorderingen van [eisers gezamenlijk] zoals weergegeven in r.o. 2 onder c. en d. zullen worden afgewezen.
40.
De vordering zoals weergegeven in r.o. 2 onder e zal eveneens worden afgewezen, reeds nu door [eisers gezamenlijk] in het geheel niet is gesteld op welke grond [gedaagde 1] in een procedure gevoerd tussen [eisers gezamenlijk] en [gedaagde 1] veroordeeld zou moeten worden om gelden aan de overheid terug te betalen. Anders gezegd, [eisers gezamenlijk] heeft bij dit deel van haar vordering onvoldoende belang.
De vordering jegens Incassade
41.
[eisers gezamenlijk] heeft aan haar vordering tot schadevergoeding jegens Incassade - naar de rechtbank begrijpt - ten grondslag gelegd dat Incassade onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
42.
Daartoe is door [eisers gezamenlijk] allereerst gesteld dat Incassade de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof heeft gerekt om meer geld te verdienen. Incassade heeft ter comparitie erkend dat de tenuitvoerlegging jegens [eiser 1] gedurende een periode van een half jaar stil heeft gelegen, maar heeft gemotiveerd betwist dat door dit tijdsverloop extra kosten in rekening zijn gebracht. Uit de overgelegde sommatie (zie 1.5) blijkt ook niet dat er kosten in rekening zijn gebracht die verband houden met enkel tijdsverloop, zoals rente. Dat betekent dat de stelling van [eisers gezamenlijk] op dit punt wordt verworpen.
43.
[eisers gezamenlijk] verwijt Incassade voorts dat zij het vonnis openbaar heeft laten betekenen terwijl zij beschikte over de adresgegevens van [eiser 1], zodat er onnodig kosten zijn gemaakt. Bij de advertentie heeft Incassade bovendien een foto van [eiser 1] geplaatst, hetgeen aan te merken valt als smaad, aldus [eisers gezamenlijk]
44.
Incassade heeft in reactie hierop gemotiveerd toegelicht dat de adresgegevens waar [eiser 1] op doelt en waar Incassade inderdaad over beschikte, een postbus betroffen en dat op een postbus geen betekening van een vonnis plaats kan vinden.
45.
Vaststaat dat [eiser 1] ten tijde van de betekening van het vonnis niet in de Gemeentelijke Basisadministratie stond ingeschreven. Nu, naar niet is weersproken, betekening op een postbusadres niet mogelijk is, moest Incassade tot openbare betekening over gaan. Dat daarbij een foto van [eiser 1] is geplaatst is door Incassade betwist en in het geheel niet gebleken, zodat er in rechte vanuit wordt gegaan dat dit niet is gebeurd. Dat het vonnis in het openbaar is betekend maakt, gelet op het voorgaande, op zichzelf niet dat sprake is van smaad of ander onrechtmatig handelen.
46.
Dat [naam] dan wel andere medewerkers van Incassade [eisers gezamenlijk] hebben uitgescholden of op andere wijze agressief gedrag hebben vertoond, zoals door [eisers gezamenlijk]. nog is aangevoerd, is evenmin gebleken.
47.
Voor zover [eisers gezamenlijk] de omvang van de door Incassade in rekening gebrachte kosten heeft willen betwisten, geldt dat zij – in het licht van de door Incassade hierop gegeven toelichting – ter zake onvoldoende heeft gesteld.
48.
Ten slotte geldt dat ook met betrekking tot het handelen van Incassade op geen enkele wijze is gebleken dat dit is ingegeven door enige vorm van discriminatie jegens [eisers gezamenlijk]
49.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen ingesteld jegens Incassade zullen worden afgewezen. Bij deze uitkomst van de procedure zal [eisers gezamenlijk], als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [eisers gezamenlijk] in de proceskosten, aan de zijde van Incassade tot op heden begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de 14e dag na de dag waarop dit vonnis is betekend tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [eisers gezamenlijk], onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Incassade volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde;
Aldus gewezen door mr. H.J. Fehmers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter