ECLI:NL:RBAMS:2014:8738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
13-751965-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een overleveringszaak met betrekking tot een Europees aanhoudingsbevel

Deze zaak betreft een verzoek om overlevering van een persoon aan Polen, ingediend door de officier van justitie bij de Rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft op 23 december 2014 een tussenbeschikking gedaan in het kader van de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). De vordering is ingediend op 7 november 2014 en betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 19 september 2013 door de autoriteiten in Gdańsk, Polen, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in België en thans gedetineerd in Nederland, heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Belgische nationaliteit bezit.

Tijdens de openbare zitting op 9 december 2014 is de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, en de opgeëiste persoon, die werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.E.W.J. Maessen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd vanwege haar volle agenda. In het EAB wordt melding gemaakt van een eerdere rechterlijke beslissing van de rechtbank in Gdańsk van 24 november 2006, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vier jaar en zes maanden is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog een restant van de straf van één jaar, elf maanden en achtentwintig dagen resteert.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen, omdat er nieuwe informatie is over een eerdere overleveringsprocedure in België, die heeft geleid tot een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen op 22 mei 2014. Dit arrest heeft bepaald dat de tenuitvoerlegging van het EAB in België zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de officier van justitie gevraagd om specifieke vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen, waaronder de status van de tenuitvoerlegging van de straf en de redenen voor eventuele voortijdige vrijlating van de opgeëiste persoon uit de Poolse gevangenis.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om het onderzoek voor onbepaalde tijd te heropenen en het onderzoek ter zitting te schorsen, zodat de officier van justitie de gelegenheid heeft om de vragen aan de Poolse justitiële autoriteiten voor te leggen. De rechtbank heeft ook bevolen dat het onderzoek op een later tijdstip zal worden hervat, met een oproeping van de opgeëiste persoon en tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751965-14
RK nummer: 14/7388
Datum uitspraak: 23 december 2014
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 november 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 september 2013 door
the Regional Courtin Gdańsk (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentie adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 december 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
valid court judgementvan
the Regional Courtin Gdańsk van 24 november 2006 (referentie: IV K 290/05).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd rechterlijke beslissing.
Deze rechterlijke beslissing betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Heropening van het onderzoek

De rechtbank heeft na de beraadslaging aanleiding gezien het onderzoek ter zitting te heropenen. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de door de raadsman aan de rechtbank ter zitting overgelegde stukken blijkt dat naar aanleiding van het onderhavige EAB reeds een overleveringsprocedure in België is gevoerd. Deze procedure heeft geleid tot een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 22 mei 2014. Voormeld Hof heeft bij dit arrest beslist dat “de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel van 19 september 2013 uitgaande van de Poolse justitie wordt bevolen in de zin dat de nog resterende uit te voeren straf zal geschieden in België overeenkomstig de Belgische wetgeving”.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie de volgende vragen voor te leggen aan de Poolse justitiële autoriteiten:
  • is sprake geweest van overdracht van de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vrijheidsstraf, opgelegd aan de opgeëiste persoon bij vonnis van
  • voorzover sprake is van overdracht van tenuitvoerlegging van voornoemde straf; op welke grondslag is thans nog sprake van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis op het grondgebied van Polen;
  • voorzover geen sprake is geweest van overdracht van de straf; wat is de reden geweest dat de opgeëiste persoon voortijdig de Poolse gevangenis heeft verlaten;
  • bestaat gelet op de beslissing van het Hof van Beroep te Antwerpen van 22 mei 2014 aanleiding het EAB in te trekken.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

HEROPENTen schorst het onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijdom de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij voormelde vragen ter beantwoording voor te leggen aan de Poolse justitiële autoriteiten.
BEVEELTdat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen zitting.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. C.A.E. Wijnker en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 december 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.