ECLI:NL:RBAMS:2014:8713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
KK EXPL 14-1783
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot beoordeling en betaling van tussentijdse declaraties door rechtsbijstandsverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2014 geoordeeld over een vordering van [eiser] tegen DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. [eiser] heeft een rechtsbijstandsverzekering bij DAS en vordert in kort geding dat DAS tussentijdse declaraties van zijn advocaat beoordeelt en betaalt. De achtergrond van de zaak betreft een geschil tussen [eiser] en zijn voormalige verzekeringsadviseur over de dekking van schade aan zijn viswinkel. DAS weigerde tussentijdse declaraties te betalen, wat [eiser] in zijn belangen schaadt, omdat hij niet in staat is om deze kosten voor te financieren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en dat DAS niet redelijk handelt door tussentijdse declaraties niet te beoordelen. De rechter oordeelt dat de polisvoorwaarden niet vereisen dat kosten uitsluitend achteraf worden beoordeeld en dat tussentijdse declaraties gebruikelijk zijn in de advocatuur. De rechter heeft DAS veroordeeld om de tussentijdse declaraties te beoordelen en te betalen, tenzij zij gemotiveerd betwist dat de kosten redelijk en noodzakelijk zijn. Daarnaast is DAS veroordeeld tot betaling van advocaatkosten en buitengerechtelijke kosten aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3594767 KK EXPL 14-1783
vonnis van: 15 december 2014
func.: 438

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S.M. van der Zwan
t e g e n

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: DAS
gemachtigde: mr. W.A.M. Rupert

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 20 november 2014, met bewijsstukken, heeft [eiser] in kort geding een voorziening gevorderd.
DAS heeft bij faxbericht van 3 december 2014 bewijsstukken in het geding gebracht en [eiser] bij faxbericht van 5 december 2014.
Ter terechtzitting van 8 december 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
[eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Voor DAS zijn
mr. J.A.M. Nanninga, [naam 1] en[naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, beide aan de hand van een pleitnota.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] heeft een rechtsbijstandsverzekering bij DAS.
1.2.
Op deze verzekering zijn de algemene voorwaarden (05/06) en de bijzondere polisvoorwaarden (01/08) van DAS van toepassing.
1.3.
Artikel 1.2 aanhef en onder b. van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang:
“Rechtsbijstand houdt in:
(…)
b. het vergoeden of voorschieten van de kosten van rechtsbijstand, die voortvloeien uit de bovengenoemde activiteiten, zoals nader omschreven in artikel 6.”
1.4.
Artikel 5.7. van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang:
“De opdrachten worden steeds namens de verzekerde gegeven. De verzekerde machtigt DAS hiertoe onherroepelijk. (…)”
1.5.
Artikel 6.1. van de algemene voorwaarden luidt, voor zover van belang:
“DAS vergoedt de volgende kosten van rechtsbijstand:
(…)
b. de volgende externe kosten:
- de kosten van de externe deskundigen die door DAS worden ingeschakeld, voorzover deze kosten noodzakelijk gemaakt zijn voor de uitvoering van de opdracht;
(…)”
1.6.
[eiser] heeft een geschil met zijn voormalige verzekeringsadviseur in verband met het ondanks opdracht van [eiser] niet continueren van de dekking voor schade aan voorraad en inventaris van een door [eiser] overgenomen viswinkel te [plaats].
1.7.
Bij brief van 22 mei 2014 heeft DAS aan de (huidige) gemachtigde van [eiser] onder meer medegedeeld:
“In overleg met verzekerde is besloten de verdere behandeling van deze zaak aan u uit te besteden. Ik verzoek u hierbij dan ook de belangen van verzekerde te behartigen door de procedure te voeren.”
Voorts stelt DAS daarvoor een vaste prijs voor van € 2.500,- exclusief BTW en deelt zij mede dat op grond van de verzekeringsvoorwaarden een verzekerd kostenmaximum van € 35.000,- van toepassing is.
1.8.
Bij brief van 5 juni 2014 heeft de gemachtigde van [eiser] medegedeeld dat hij bereid is de zaak op basis van uurtarief te doen. Na een verzoek van DAS om een onderbouwing van de te maken uren heeft de gemachtigde van [eiser] bij brief van 16 juni 2014 een tijdschrijfformulier aan DAS toegezonden waarop de tot dat moment door die gemachtigde bestede tijd is genoteerd.
1.9.
Bij e-mailbericht d.d. 20 juni 2014 heeft DAS de aangeboden vaste prijs verhoogd naar € 3.500,- inclusief kantoorkosten, exclusief Btw, reiskosten en verschotten.
1.10.
Nadat tussen DAS en de gemachtigde van [eiser] geen overeenstemming kon worden bereikt over een vaste prijs hebben zij wel overeenstemming bereikt over een uurtarief van € 200,00 per uur exclusief Btw. Bij e-mailbericht d.d. 27 juni 2014 deelde DAS aan de gemachtigde van [eiser] onder meer mee:

In dit geval bevestig ik u dat u uw nota’s op basis van uurtarief kunt indienen bij DAS. DAS zal uw nota’s na afloop van de procedure beoordelen op redelijkheid en noodzakelijkheid van de gemaakte kosten. DAS zal geen tussentijdse nota’s voldoen.”
1.11.
Na een klacht van de gemachtigde van [eiser] bij de directie van DAS tegen de weigering van DAS om – kort samengevat – tussentijdse declaraties af te handelen, heeft DAS bij brief van 28 juli 2014 herhaald dat zij declaraties pas na de procedure wil beoordelen. Voorts heeft DAS [eiser] verwezen naar het Kifid voor het geval hij niet tevreden was over de afhandeling van de klacht.
1.12.
De gemachtigde van [eiser] heeft een klacht ingediend maar het Kifid heeft deze niet in behandeling genomen omdat [eiser] in deze geen consument is.

Vordering

2. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zoals geformuleerd in de dagvaarding:
“1. Das te veroordelen aan [eiser] tussentijdse declaraties van de advocaat van [eiser] betaalbaar te stellen, zulks op straffe van door U E.A. in goede justitie te bepalen dwangsom;
2. Das te veroordelen aan [eiser] terzake van de voor 7 november 2014 door diens advocaat gemaakte kosten € 1.848,- (8,8 uur x € 200,- + 5% exclusief voor [eiser] verrekenbare BTW) aan [eiser] te betalen, althans dadelijk nadat [eiser] daarvoor een factuur van zijn advocaat heeft ontvangen en deze aan Das heeft doorgestuurd, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over dat bedrag vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening;
3. althans een zodanige voorziening te treffen als U E.A. juist zal achten;

4. met veroordeling van Das, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, in de

kosten van dit geding.
3. [eiser] stelt hiertoe, kort samengevat en zakelijk weergegeven, dat DAS haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst niet nakomt door te weigeren tussentijdse declaraties te accepteren en betaalbaar te stellen. Daardoor handelt zij als vertegenwoordiger van [eiser] in strijd met diens belang. [eiser] heeft er belang bij om zo spoedig mogelijk te weten of DAS de redelijkheid en noodzakelijkheid van gemaakte kosten betwist. Dat geldt in elk geval in de onderhavige zaak. Daarin is onduidelijk hoe lang de (schade)vordering tegen de verzekeringstussenpersoon gaat duren, omdat dit mede zal afhangen van de vraag of getuigenbewijs of een deskundigenbericht noodzakelijk zijn. Voorts mag DAS niet van [eiser] verwachten dat hij de tussentijdse declaraties van zijn advocaat voorfinanciert. De onder 2. bedoelde vordering ziet op de tijd die inmiddels is besteed aan de zaak tegen de tussenpersoon (5,4 uur, waarvan 5,2 uur reeds zijn verantwoord op het onder 1.8 bedoelde tijdschrijfformulier) en aan het geschil met DAS (3.4 uur aan correspondentie, de Kifid-procedure en de voorbereiding van deze procedure), aldus – steeds – [eiser]. [eiser] verwijst daarbij tevens naar artikel 6:96 BW. [eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft omdat de procedure tegen de tussenpersoon nog steeds niet is gestart omdat hij de kosten daarvan niet kan voorfinancieren.

Verweer

4. DAS voert gemotiveerd verweer tegen de vordering en voert daarbij aan dat [eiser] geen spoedeisend belang bij zijn vordering heeft en dat deze in kort geding niet toewijsbaar is. Volgens DAS komt het standpunt van (de gemachtigde van) [eiser] er op neer dat alleen hij kan bepalen wat redelijk en noodzakelijk is. De voorwaarden dat uitsluitend achteraf, na afloop van de procedure, de declaraties aan kosten rechtsbijstand worden beoordeeld en dat uitsluitend de kosten die redelijk en noodzakelijk zijn worden vergoed, vormen geen onaanvaardbare beperking van het recht van [eiser] om zelf een advocaat te kiezen. Waar het de betalingen van honoraria betreft moet DAS worden aangemerkt als de cliënt van de gemachtigde van [eiser], althans als zodanig worden behandeld. Een ‘fixed fee’ is steeds meer gebruikelijk, is efficiënt en schept duidelijkheid. Als (de gemachtigde van) [eiser] daar niet mee akkoord gaat kan van DAS niet worden verwacht om in een zaak als de onderhavige, waarin het geldelijk belang betrekkelijk gering is, tussentijdse declaraties in behandeling te nemen. Dit in verband met de hoge daaraan verbonden administratieve kosten. Volgens DAS is het onder 1. gevorderde als zijnde te onbepaald niet toewijsbaar, althans niet onder verbeurte van een dwangsom. De onder 2. ingestelde vordering is volgens DAS onvoldoende onderbouwd, waarbij op de kosten van de onderhavige procedure in elk geval de regels voor proceskosten van toepassing zijn en de kosten van de Kifid-procedure niet toewijsbaar zijn omdat (de gemachtigde van) [eiser] had moeten weten dat deze als niet-consument niet ontvankelijk was.

Beoordeling

5. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt.
6. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij onderhavige vordering.
7. In dit kort geding dient vervolgens te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de gemachtigde van [eiser] aan hem rechtshulp dient te verlenen in een procedure tegen de verzekeringstussenpersoon. Evenmin is (thans nog) in geschil dat deze gemachtigde dit zal doen tegen uurtarief, of de hoogte van dat uurtarief.
9. Kern van het geschil is dat DAS zelf wil kunnen bepalen welke werkzaamheden redelijk en noodzakelijk zijn, althans voor vergoeding van honorarium in aanmerking komen, en dat zij weigert om tussentijdse declaraties in behandeling te nemen.
10. De polisvoorwaarden stellen niet als voorwaarde dat de door DAS te vergoeden kosten van een externe rechtshulpverlener uitsluitend achteraf worden beoordeeld en betaald. In tegendeel: uit de onder 1.3 geciteerde bepaling volgt dat DAS dergelijke kosten ook zal ‘voorschieten’. Het komt er derhalve op aan of de bovenbedoelde eisen van DAS passen in een redelijke en billijke uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.
11. Voorlopig oordelend wordt als uitgangspunt genomen dat de gemachtigde van [eiser] als advocaat zelf de verantwoording draagt voor de inhoud van zijn rechtshulp in de betreffende procedure. Dat laat echter onverlet dat een discussie kan ontstaan over de vraag of de daaraan verbonden kosten redelijk en noodzakelijk zijn gemaakt. Hoewel artikel 6.1 van de algemene voorwaarden (verwezen wordt naar r.o. 1.5) slechts spreekt over ‘noodzakelijk zijn gemaakt’ wordt vooralsnog aangenomen dat DAS ook de bevoegdheid heeft om kosten ter discussie te stellen die niet redelijk zijn gemaakt.
11. Dit laatste wordt ook niet door (de gemachtigde van) [eiser] betwist. [eiser] stelt juist dat hij vanwege die mogelijke discussie belang heeft bij de mogelijkheid van tussentijdse declaratie, zodat hij in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte kan worden gesteld van eventuele bezwaren van DAS tegen bepaalde kosten.
11. DAS hoeft geen kosten van rechtshulp te vergoeden die niet redelijk en/of niet noodzakelijk waren. Van DAS mag worden verlangd eventuele bezwaren te motiveren. Dit omdat [eiser] in de gelegenheid moet worden gesteld om de noodzakelijkheid en redelijkheid van die kosten nader te onderbouwen. Dat zal minder eenvoudig zijn naarmate de tijd is verstreken. Dat betekent dat het risico, dat bepaalde rechtshulp niet wordt vergoed, voor [eiser] hoger wordt naarmate de tijd verstrijkt. Daardoor loopt [eiser] een aanzienlijk risico, voor welk risico hij zich nu juist heeft verzekerd. Voorts zal de advocaat redelijkerwijs betaling mogen verlangen van zijn (niet door zijn cliënt betwiste) declaraties. Een beoordeling en betaling door DAS na afloop van de procedure zou betekenen dat [eiser] deze kosten zou moeten voorfinancieren en hij heeft onbetwist gesteld daartoe niet in staat te zijn. In het onderhavige geval bestaat (thans) geen zicht op de duur van de procedure tegen de tussenpersoon, anders dan dat de procedure van lange duur kan zijn als gevolg van eventueel noodzakelijke getuigenverhoren en deskundigenberichten. Tenslotte is van belang dat tussentijdse declaraties bij de advocatuur niet ongebruikelijk zijn, juist vanwege de hiervoor genoemde argumenten.
11. Uit het voorgaande volgt dat [eiser] een redelijk belang heeft dat ook tussentijdse declaraties van zijn advocaat door DAS worden beoordeeld en (voor zover akkoord) betaald en dat hij, gelet op de strekking van de verzekeringsovereenkomst, ook van DAS mag verlangen dat zij daaraan meewerkt.
11. DAS heeft aangevoerd dat dit laatste voor haar bezwaarlijk is in verband met de daaraan verbonden administratieve kosten en omdat de redelijkheid van de kosten pas kan worden vastgesteld als de uitkomst van de procedure bekend is. In deze laatste stelling kan DAS niet worden gevolgd. De redelijkheid van de kosten van rechtshulp tijdens een procedure is in beginsel niet afhankelijk van een resultaat dat op het moment waarop die kosten worden gemaakt nog niet kan worden voorzien. Gesteld noch gebleken is dat dit laatste in het onderhavige geval anders ligt. Voorts zullen de kosten van DAS afhankelijk zijn van de frequentie van de declaraties. De gemachtigde van [eiser] heeft medegedeeld dat hij (ook in andere zaken die hij voor DAS-verzekerden doet) in het algemeen een tussentijdse declaratie pleegt te verzenden na het uitbrengen van de dagvaarding (voor honoraria, griffierecht en deurwaarderskosten) om vervolgens een vervolgdeclaratie te verzenden zodra een noemenswaardig aantal uren zijn geschreven, meestal aan het einde van het jaar, en dat hij zeker niet elke maand een declaratie zend. Gelet op deze betrekkelijk lage frequentie zullen de kosten voor DAS beperkt zijn. Deze kosten kunnen vooralsnog geen argument zijn om [eiser] te belasten met de hiervoor bedoelde risico’s en financieringslast.
11. DAS heeft terecht opgemerkt dat toewijzing van hetgeen in onderdeel 1. van het petitum wordt gevorderd zou betekenen dat zij verplicht zou zijn onbeperkt (tot het maximum verzekerde bedrag) te vergoeden. In die zin is de vordering niet toewijsbaar. [eiser] heeft echter belang bij een veroordeling tot beoordeling en – voor zover akkoord – betaalbaarstelling van de declaraties.
11. Uit het voorgaande volgt dat, voorlopig oordelend, wordt geconcludeerd dat DAS door te weigeren om tussentijdse declaraties in behandeling te nemen niet voldoet aan de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst met [eiser]. Wel dient aan DAS een redelijke termijn te worden gegeven om de declaraties te beoordelen. Voorts zal zij de declaraties (vooralsnog) niet (zonder meer) behoeven te voldoen indien zij gemotiveerd uiteenzet op welke gronden zij betwist dat de gemaakte kosten redelijk en noodzakelijk zijn. De vordering zal in deze zin worden toegewezen.
11. De gevorderde dwangsom is toewijsbaar omdat DAS zal worden veroordeeld tot een doen (het beoordelen van tussentijdse declaraties) en, bij niet betwisting daarvan, tot betaling aan een ander dan [eiser] (namelijk aan diens gemachtigde).
11. De vordering sub 2 van het petitum is toewijsbaar voor zover dit betrekking heeft op de 5,4 uur die zijn besteed aan de zaak tegen de tussenpersoon. Dit betreft een bedrag van 5,4 maal € 200,00 vermeerderd met 5% kantoorkosten is € 1.134,00 exclusief Btw. De daarover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.
11. Voor zover buitenrechtelijke werkzaamheden zijn verricht, zoals voor de behandeling van de klacht bij de Kifid waar DAS [eiser] naar had verwezen, heeft [eiser] aanspraak op de daaraan verbonden buitengerechtelijke kosten, die in totaal zullen worden gesteld op € 525,00.
11. Uit voorgaande volgt dat de vordering toewijsbaar is als hierna bepaald.
11. DAS dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt DAS om tussentijdse declaraties van de gemachtigde van [eiser] te beoordelen en de daarbij gedeclareerde kosten binnen vier weken na ontvangst daarvan te betalen aan de gemachtigde van [eiser], tenzij DAS de redelijkheid en noodzakelijkheid van de daarbij gedeclareerde kosten voordien schriftelijk en gemotiveerd heeft betwist;
veroordeelt DAS tot betaling aan [eiser] van een dwangsom van € 50,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00 aan dwangsommen, voor elke dag dat DAS nalaat aan de onder I. bedoelde veroordeling te voldoen;
veroordeelt DAS tot betaling aan [eiser] van € 1.134,00 exclusief Btw terzake van advocaatkosten;
veroordeelt DAS tot betaling aan [eiser] van € 525,00 terzake van buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt DAS in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde, één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief Btw;
veroordeelt DAS tot betaling van € 131,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en DAS niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief Btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.