Het rapport van Kappelle dateert van 13 juli 2011 en vermeldt, voor zover hier relevant, onder meer het volgende.
Onder het kopje anamnese:
“
Momenteelgaat het een stuk beter. Betrokkene heeft nog wel een wat bemoeilijkte concentratie en is nog snel moe. Hij is ook wat trager geworden en zijn evenwicht is nog steeds niet helemaal goed. Hij heeft moeite met traplopen en kan niets dragen als hij de trap op loopt. Hij heeft geen last meer van de onwillekeurige bewegingen in de benen. Hij heeft ongeveer 5 dagen per week pijn in zijn nek die niet erg invaliderend is en waarvoor hij een enkele keer een pijnstiller neemt. De aanvullende anamnese vermeldt geen bijzonderheden. Betrokkene gebruikt geen medicatie en slechts een enkele keer een pijnstiller of diazepam. (…). Hij is volledig ADL-zelfstandig en vermeldt geen beperkingen, met uitzondering van fietsen dat moeilijker gaat i.v.m. de problemen met het evenwicht”.
Onder het kopje beschouwing:
“Betrokkene heeft pijnklachten in de nek en het achterhoofd van myogene origine. De pijnklachten zijn ontstaan in aansluiting op het ongeval d.d. 3-9-2009. De klachten over de snel optredende vermoeidheid moet als een aspecifiek gevolg van het doorgemaakte trauma worden beschouwd en de concentratiestoornissen zijn een gevolg van deze snelle vermoeibaarheid. (…) Ik beschouw de bewegingsstoornissen en de loopstoornissen als een uiting van niet organisch bepaald letsel, maar meer als een gevolg van emotionele problemen die de gevolgen van het ongeval hebben veroorzaakt. Deze verschijnselen zijn thans mindere invaliderend dan voorheen en behoeven waarschijnlijk geen professionele behandeling. (…)”.
In antwoord op de vraag “waaruit de restklachten en/of verschijnselen op uw vakgebied bestaan die op medische grond naar uw oordeel als ongevalsgevolgen moeten worden beschouwd?”:
“De vermelde klachten en verschijnselen moeten redelijkerwijs als een gevolg van het doorgemaakte trauma worden beschouwd”.
In antwoord op de vraag “wilt u de mate van functieverlies (impairment) op uw vakgebied, als gevolg van het ongeval uitdrukken in een percentage van de gehele mens, ongeacht enig beroep en uitgaande van de toestand van betrokkene vóór het ongeval?”:
“Volgens de Guides to the evaluation of permanent impairment van de American Medical Association (AMA), zesde druk, schat ik het percentage blijvende functionele invaliditeit op 2% van de gehele mens (tabel 17-2: non specific chronic, or chronic recurrent neck pain, class I”.
Op de vraag: “welke belemmeringen stelt betrokkene te ondervinden als gevolg van het ongeval bij activiteiten van het algemene dagelijks leven, in de vrijetijdsbesteding en bij de beroepsuitoefening?”:
“Betrokkene is volledig ADL-zelfstandig. Hij vermeldt geen specifieke beperkingen, maar vertelt dat hij na vrijwel alle activiteiten die hem enige moeite kosten, zeer snel vermoeid is. I.v.m. met deze klacht heeft hij moeten besluiten om zijn werk als zelfstandig ondernemer minder intensief te gaan doen en heeft hij zich noodgedwongen moeten bij(om)scholen. Voor de exacte beoordeling van het vermogen om loonvormende arbeid te kunnen verrichten dient het oordeel van een arbeidsdeskundige te worden ingewonnen (…)”.
Op de vraag: “welke beperkingen bestaan er naar uw oordeel op uw vakgebied bij betrokkene als gevolg van het doorgemaakte ongeval, waarmee bij de beoordeling rekening moet worden gehouden?”:
“Vanuit neurologisch perspectief is er geen reden om betrokkene enige beperking te adviseren. Dit betekent uiteraard niet dat betrokkene (de rechtbank begrijpt: geen) reële klachten kan hebben”.
Op de vraag: “kunt u beoordelen of de door betrokkene gestelde klachten inderdaad aanwezig zijn, reëel zijn, niet ingebeeld zijn, niet voorgewend zijn en niet overdreven zijn?”:
“Zie mijn overwegingen bij de beschouwing. De loopstoornissen, de klachten over het evenwicht en de bewegingsstoornissen hebben waarschijnlijk geen organische basis, maar dienen uiteraard wel als een (secundair) gevolg van het ongeval te worden beschouwd, enerzijds, omdat zij vóór het ongeval niet aanwezig waren en anderzijds, omdat zij als een uiting van emotionele problemen, die samenhangen met de gevolgen van het ongeval, kunnen worden beschouwd”.
Op de vraag: “is er thans sprake van een relatieve of definitieve eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen?”:
“Ja”.
Op de vraag: “wilt u zo nodig neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren en de resultaten daarvan in uw oordeelsvorming betrekken?”:
“Er is geen indicatie voor neuropsychologisch onderzoek”.
Op de vraag: “Acht u het ter vaststelling van de mate van functieverlies (= impairment) wenselijk dat betrokkene tevens onderzocht wordt door een medisch specialist van een andere discipline en zo ja welke?”:
“Nee”.