ECLI:NL:RBAMS:2014:8364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
C/13/575498 / KG ZA 14-1405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contactverbod en verbod op uitingen op sociale media in het kader van een geschil over de erkenning van vaderschap en adoptie

In deze zaak vordert eiseres, de echtgenote van de biologische moeder van een kind, een contactverbod en een verbod op uitingen op sociale media tegen gedaagden, die zich volgens haar onrechtmatig over haar hebben uitgelaten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitingen op sociale media, gedaan door gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, niet onrechtmatig zijn. Eiseres stelt dat gedaagde sub 1, de biologische vader van het kind, en gedaagde sub 2, zich schuldig hebben gemaakt aan smaad, laster en belaging door berichten te plaatsen die de reputatie van eiseres schaden. De voorzieningenrechter overweegt dat de uitingen zijn gedaan op platforms zoals Facebook en Twitter, waar meningen vaak in minder genuanceerde bewoordingen worden gedeeld. De rechter concludeert dat er geen voldoende grond is voor het inperken van de vrijheid van meningsuiting van gedaagden. Eiseres heeft niet aangetoond dat de uitingen feitelijk onjuist zijn of dat zij hierdoor schade heeft geleden. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/575498 / KG ZA 14-1405 SP/MRSB
Vonnis in kort geding van 1 december 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 17 november 2014,
advocaat mr. C.J. Nierop te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

wonende te Amsterdam,
advocaat mr. R.J. Vles te Bussum,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te Amsterdam,
advocaat mr. L. Varela te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 25 november 2014 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. De voorzieningenrechter heeft, na daartegen door [gedaagde sub 1] gemaakt bezwaar, productie 24 aan de zijde van [eiseres] buiten beschouwing gelaten. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig - voor zover van belang - [eiseres] met mr. Nierop, [gedaagde sub 1] met mr. Vles en [gedaagde sub 2] met mr. Varela.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 1 december 2014 de beslissing gegeven en is meegedeeld dat de uitwerking daarvan zal volgen op 10 december 2014. Het onderstaande bevat die uitwerking.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 10 mei 2012 in Spanje in het huwelijk getreden met [X] (hierna [X]).
2.2.
[eiseres], [X] en [gedaagde sub 1] zijn bekenden. Zij hebben afgesproken dat [gedaagde sub 1] zijn sperma ter beschikking zou stellen ten behoeve van de vervulling van de kinderwens van [eiseres] en [X]. [X] is, na kunstmatige inseminatie, op 10 augustus 2012 bevallen van [Y] [eiseres] (hierna [Y]). [gedaagde sub 1] is de biologische vader van [Y].
2.3.
[eiseres] is op 13 november 2012 in Spanje een adoptieprocedure gestart. [eiseres] heeft in deze procedure niet vermeld dat de identiteit van de biologische vader ([gedaagde sub 1]) bekend is. Het adoptieverzoek is bij wijze van voorlopige spoedvoorziening op 11 februari 2013 toegewezen.
2.4.
[gedaagde sub 1] heeft tot januari 2013 contact met [Y] gehad. Daarna heeft [X] het contact verbroken. [gedaagde sub 1] heeft [Y] sedertdien niet meer gezien.
2.5.
[gedaagde sub 1] is, na de weigering van [X] om mee te werken aan inschrijving van het vaderschap van [gedaagde sub 1] in de registers van de burgerlijke stand, op 23 februari 2013 een procedure voor de Rechtbank van Eerste Aanleg nummer 92 van Madrid (procedure 260/2013) gestart, strekkende tot erkenning van zijn vaderschap. Deze procedure is thans nog aanhangig.
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft in april 2014 een procedure aanhangig gemaakt voor de Rechtbank van Eerste Aanleg nummer 28 van Madrid (procedure 779/2014) strekkende tot annulering van de adoptie van [Y] door [eiseres].
2.7.
Op 20 januari 2014 heeft [gedaagde sub 1] het volgende bericht op zijn facebookpagina geplaatst:
“These days it’s exactly one year that i have had any news from either my daughter [Y] nor her mother [X]. They seem to be hidden on an unknown addres to make sure I can’t relate. So guess what. I encounter [X] in a bar behind my house. Just an hour ago. It’s incredible hour physical your body reacts to something so intense. Shaking all over unto the bone and then overly calm mentally. Anyway I called the police and ended up being the one having to make way. Being a man isn’t a good thing to be in these kind of situations. Which is such an unjust feeling i can tell you. So come on village is there anyone who can give me information about [X] and my daughter?”
2.8.
[gedaagde sub 2] heeft het bericht van [gedaagde sub 1] gekopieerd en geplaatst op zijn eigen facebookpagina, voorzien van een foto van [gedaagde sub 1], [eiseres] en [X], die hij heeft getagt. [gedaagde sub 2], die op sociale media opereert onder de naam “[naam]”, heeft aan het bericht - voor zover voor deze procedure van belang - het volgende toegevoegd:
“IMPORTANT: Looking for informations about [X] Ramirez [X] and [gedaagde sub 1]’s daughter: [Y]. [eiseres] is the wife of [X].(…)
One of my dearest friends [gedaagde sub 1] hasn’t seen his babygirl [Y] for over a year now. Her mother [X] has blocked all contact. Chanced house, phone number, mailaccount, etcetera. Just to keep [gedaagde sub 1] and his family away. Why would anyone ever keep a LOVING father away from his babygirl? Is there anyone who gains from this absurd reality? 17 months old little [Y] must have started walking and talking a little by now, having no recollection of her father. [X] and [Y] supposedly live in Madrid, and at the time of last contact [X]’s wife [eiseres] lived and worked mostly in Amsterdam. If anyone has any knowledge they can share, of influence of any kind on this bizar and painful situation; please help [gedaagde sub 1] out of this agony!
If [X] or [eiseres] encounters this message: PLEASE find a way to get out of this mess!
Remember [gedaagde sub 1] was your friend and he loves [Y] very much!! To be clear: for the past year [gedaagde sub 1] has tried to get in touch with [X] in every clean way he could think of. Involving everyone this way is one of the final resorts.”
2.9.
In februari 2014 is een facebookpagina geopend genaamd
“To get her, to get here, together with [Y]”(een verwijzing naar een van de kunstprojecten van [eiseres] genaamd “To-get-her(E), to get here, to get her Together”). Op de pagina is onder meer het volgende bericht geplaatst:
“Shocking ! [eiseres] is pretending to be the mother of [Y], and use this in her dance work. But [eiseres] IS NOT the mother of [Y] !! [X] is the mother of [Y]!
Onder het bericht is een integrale Spaanse tekst weergegeven van de website www.condeduquemadrid.es/evento/[eiseres]-[eiseres]-training die als bron voor het bericht heeft gediend. Het Spaanse bericht betreft een aankondiging van een nieuw project van [eiseres] genaamd “[Y]”.
2.10.
[gedaagde sub 2] heeft het onder 2.9. bedoelde bericht gekopieerd en geplaatst op zijn eigen facebookpagina, voorzien van het volgende bericht:
“Shocking: a child is missing, the mother is hiding and the wife of the mother is pretending being the real mother and make money with it!!!”
2.11.
[gedaagde sub 2] heeft de onder 2.9 en 2.10 weergegeven berichten gepost op facebookpagina’s van een aantal opdrachtgevers van [eiseres], althans links naar die berichten op de facebookpagina’s van die opdrachtgevers geplaatst.
2.12.
De facebookposts van [gedaagde sub 2] worden automatisch ook op zijn twitteraccount geplaatst.
2.13.
Bij brieven van 10 september 2014 heeft de raadsman van [eiseres] zich jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op het standpunt gesteld dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan smaad, laster en belaging door de hiervoor genoemde berichten op internet te verspreiden en verspreid te houden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn gesommeerd zich van het verspreiden van verdere lasterlijke berichten te onthouden en de reeds geplaatste berichten van het internet te verwijderen en verwijderd te houden, bij gebreke waarvan een kort geding procedure in het vooruitzicht is gesteld.
2.14.
De facebookpagina
“To get her, to get here, together with [Y]”is na de sommatie van 10 september 2014 verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat -
primair:
- dat het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op straffe van (hoofdelijke) verbeurte van een dwangsom wordt verboden voor de duur van drie jaar op welke wijze dan ook met [eiseres], haar familieleden en haar vrienden contact op te nemen, over hen op welke wijze dan ook berichten op het internet te plaatsen of op andere wijze onder familie, vrienden, zakelijke relaties en sociale media contacten van [eiseres] berichten te verspreiden;
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op straffe van (hoofdelijke) verbeurte van een dwangsom worden veroordeeld binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle tekst, tekstbestanden, videobestanden, videofragmenten, geluidsbestanden, geluidsfragmenten of wat voor berichten of bestanden dan ook die zij op het internet over [eiseres] en [Y] hebben geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden, althans de providers van de verschillende websites waarop de teksten over en beelden van [eiseres] en [Y] zijn geplaatst aan te schrijven met het verzoek tot verwijdering daarvan over te gaan, met machtiging van [eiseres] om dit vonnis in de plaats te stellen van de wilsverklaring van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] indien zij niet aan deze veroordeling voldoen;
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld aan [eiseres] een voorschot op immateriële schadevergoeding te voldoen van € 2.500,-;
subsidiair:
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een in goede justitie te bepalen contactverbod wordt opgelegd;
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden verplicht op een in goede justitie vast te stellen wijze de op het internet geplaatste berichten over [eiseres] te verwijderen;
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van een in goede justitie vast te stellen bedrag als voorschot op immateriële schadevergoeding;
zowel primair als subsidiair:
- iedere andere beslissing te nemen die in goede justitie geraden voorkomt;
- dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld in de procekosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben samen de onder 2.9 genoemde facebookpagina geopend. Zij hebben zich door het plaatsen van de bij de feiten genoemde berichten op het internet schuldig gemaakt aan laster, smaad dan wel belaging, hetgeen als onrechtmatig jegens [eiseres] (en [Y]) kan worden aangemerkt. De berichten zijn feitelijk onjuist. Dat [eiseres] geld met [Y] zou verdienen is volledig uit de lucht gegrepen. Evenmin houden [X] en [eiseres] [Y] voor [gedaagde sub 1] verborgen. [gedaagde sub 1] heeft altijd beschikt over hun contactgegevens en deze zijn niet gewijzigd. Wel is het zo dat [gedaagde sub 1] ermee heeft ingestemd dat hij geen actieve vaderrol zou vervullen en dat (geregeld) contact dus in beginsel niet aan de orde is. Dat hij daarop is teruggekomen en in dat verband tegen [X] en [eiseres] procedures heeft aangespannen is niet in het belang van [Y] en in strijd met de gemaakte afspraken.
Uit de omstandigheid dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vrienden van [eiseres] hebben getagt en de berichten, althans links naar die berichten, op de facebookpagina’s van opdrachtgevers van [eiseres] hebben geplaatst, blijkt dat het [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] alleen te doen is de reputatie van [eiseres] te schaden. Dat staat hen niet vrij. Gelet op de reacties van derden op de berichten vreest [eiseres] dat er tussen de volgers van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] personen zitten die de beschuldigingen serieus zullen nemen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de berichten ondanks de sommatie van 10 september 2014 niet (allemaal) van het internet verwijderd. [eiseres] is bang voor represailles. Zij heeft bij toewijzing van het gevorderde derhalve spoedeisend belang.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft - samengevat - tegen de vorderingen het volgende verweer gevoerd. Het staat [gedaagde sub 1] vrij zijn ervaringen op het internet te delen met eenieder die daarvan kennis wenst te nemen. Het enige bericht dat hij over de onderhavige kwestie op internet heeft geplaatst is het bericht van 20 januari 2014 op zijn facebookpagina (zie onder 2.7). Alle overige berichten, alsmede de facebookpagina
“To get her, to get here, together with [Y]”zijn van [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 1] heeft daarmee niets te maken (gehad). Hem kan van de handelingen van [gedaagde sub 2], die op [gedaagde sub 1] overigens ook niet onrechtmatig overkomen, geen verwijt worden gemaakt. Het bericht van 20 januari 2014 kan hoe dan ook niet als onrechtmatig jegens [eiseres] of [Y] aangemerkt worden. Het betreft een weergave van een ontmoeting met [X], die hij een jaar nadat zij plotseling alle contact met hem en tussen hem en [Y] verbrak voor het laatst had gezien. Het bevat geen feitelijke onjuistheden en kan bovendien niet als grievend jegens [eiseres] worden aangemerkt. Dat [eiseres] naar aanleiding van het bericht door derden is benaderd is evenmin aangetoond.
[gedaagde sub 1] betwist dat hij erin heeft toegestemd geen (actieve) vaderrol in het leven van [Y] te vervullen, integendeel. [eiseres] heeft de Spaanse rechter misleid door bij haar adoptieverzoek het bestaan van [gedaagde sub 1] als bekende biologische vader onvermeld te laten. Volgens [gedaagde sub 1] heeft [eiseres] deze procedure enkel ingestoken om zichzelf in de Spaanse adoptieprocedure een betere uitgangspositie te verschaffen. Het is niet toevallig dat in die procedure op 5 december 2014 een hoorzitting plaatsvindt.
[gedaagde sub 2] heeft aangevoerd dat hij enkel heeft geprobeerd een vriend in nood te helpen. De facebookpagina heeft hij buiten [gedaagde sub 1] om opgesteld. [gedaagde sub 2] betwist dat hij [eiseres] met de berichten en de facebookpagina, waarmee hij enkel heeft geprobeerd informatie omtrent de verblijfplaats van [Y] te verkrijgen, in haar goede eer of naam heeft geschaad. Voor zover de berichten beschuldigingen bevatten vinden zij steun in het beschikbare feitenmateriaal. [eiseres] heeft niet weersproken dat tussen [gedaagde sub 1] en [Y] sedert januari 2014 geen contact meer heeft plaatsgevonden. Evenmin is aangetoond dat [gedaagde sub 1] over de (huidige) contactgegevens van [X] en [eiseres] beschikt. Dat zij [Y] voor [gedaagde sub 1] verborgen houden is derhalve juist. [gedaagde sub 2] heeft voorts uit het feit dat [eiseres] haar nieuwste project “[Y]” heeft genoemd afgeleid dat zij met (de naam van) haar dochter inkomsten verwierf. Ook de daarover gedane mededelingen zijn derhalve niet onjuist, althans betreffen een begrijpelijke vergissing. Ook wat zijn berichten betreft geldt dat niet gebleken is dat [eiseres] daardoor is benaderd of wordt bedreigd door derden. Verder heeft [gedaagde sub 2] de berichten en de facebookpagina direct na de sommatie van 10 september 2014 verwijderd.
Nu [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, kan van een contactverbod of van een beperking op zijn recht op vrijheid van meningsuiting geen sprake zijn. Voor zover wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 2] wel onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, dient zijn belang bij vrije meningsuiting te prevaleren boven het belang van [eiseres] om niet in haar goede eer of naam te worden aangetast.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt voor het door [eiseres] gevorderde contactverbod is dat voor het toewijzen van een dergelijke ingrijpende maatregel sprake moet zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die de maatregel kunnen rechtvaardigen. Voor zover de vorderingen van [eiseres] zien op uitingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op internet geldt dat de toewijzing daarvan in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat kan het geval zijn indien [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zich met hun uitingen schuldig hebben gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals [eiseres] stelt dat het geval is. Zij heeft bij haar vorderingen naar hun aard een spoedeisend belang.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde sub 1] bij het plaatsen van de berichten, die onder de naam [naam] op verscheidene social media zijn gepost, en bij het aanmaken van de facebookpagina “
To get her, to get here, together with [Y]”betrokken is geweest. Evenmin heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde sub 1] op deze pagina berichten heeft geplaatst of door anderen op deze pagina geplaatste berichten heeft gekopieerd en verder heeft verspreid. Het enige bericht waartegen [eiseres] bezwaar maakt en dat aan [gedaagde sub 1] kan worden toegeschreven is het bericht van 20 januari 2014, waarvan [gedaagde sub 1] erkent dat hij dit op zijn eigen facebookpagina heeft geplaatst. Het bericht betreft een verslag van de toevallige ontmoeting tussen [gedaagde sub 1] en [X], welke ontmoeting op [gedaagde sub 1] kennelijk (en, gelet op de door hem geschetste achtergrond van de situatie, ook begrijpelijk) grote indruk heeft gemaakt. [eiseres] wordt in het gehele bericht niet genoemd. Dat het bericht op enig onderdeel feitelijk onjuist is kan, gelet op het betoog van [gedaagde sub 1], voorshands niet worden aangenomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan noch de tekst noch de strekking van dit bericht als onrechtmatig jegens [eiseres] worden aangemerkt. Zij heeft bovendien niet aangetoond dat zij nadelige gevolgen van dit bericht heeft ondervonden of dreigt te ondervinden.
Voor zover [eiseres] in deze procedure beoogt op te treden als wettelijk vertegenwoordiger van [Y], die in het bericht wél wordt genoemd, geldt dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het bericht [Y] in haar goede eer of naam heeft aangetast en dat niet gebleken is dat zij van het bericht nadelige gevolgen heeft ondervonden of dreigt te ondervinden. Gesteld noch gebleken is dat het recht van [gedaagde sub 1] op vrijheid van meningsuiting op andere gronden dan de onrechtmatigheid van het bericht zou moeten worden beperkt. De conclusie is dus dat het [gedaagde sub 1] vrij stond het bericht op zijn facebookpagina te plaatsen, zodat de vorderingen jegens [gedaagde sub 1] strekkende tot verwijdering van dat bericht, alsmede tot het voldoen van een vergoeding uit hoofde van immateriële schadevergoeding, zullen worden afgewezen.
4.3.
Nu niet kan worden aangenomen dat [gedaagde sub 1] zich op onrechtmatige wijze over [eiseres] op het internet heeft geuit, laat staan dat hij op andere onrechtmatige wijze contact met haar of haar familie en vrienden heeft gezocht, en [eiseres] niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde sub 1] voornemens is dat in de toekomst wel te doen, bestaat voor de gevorderde verboden, die een inperking op de (grond)rechten van [gedaagde sub 1] met zich zouden brengen, geen grond. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle vorderingen jegens [gedaagde sub 1] zullen worden afgewezen.
4.4. Wat betreft [gedaagde sub 2] kan op grond van het voorgaande voorshands worden aangenomen dat hij (zonder [gedaagde sub 1] daarin te kennen) de facebookpagina
“To get her, to get here, together with [Y]”heeft aangemaakt, daarop onder meer het onder 2.9. geciteerde bericht heeft geplaatst en dat bericht ook verder op het internet heeft verspreid. Bij het plaatsen van het bericht van [gedaagde sub 1] d.d. 20 januari 2014 op zijn eigen facebookpagina heeft [gedaagde sub 2] bovendien het onder 2.8. geciteerde bericht geplaatst. [gedaagde sub 2] heeft deze berichten, althans links naar die berichten, althans links naar de facebookpagina
“To get her, to get here, together with [Y]”,onder meer op de facebookpagina’s van een aantal opdrachtgevers van [eiseres] gepost.
4.5.
Ten aanzien van het onder 2.8 bedoelde bericht geldt dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat dit bericht feitelijk onjuist is en dat het [gedaagde sub 2] in beginsel vrijstaat om zich over deze kwestie openbaar te uiten. [gedaagde sub 2] heeft in het onder 2.9. geciteerde bericht geïnsinueerd, althans zo leest de voorzieningenrechter dit bericht, dat [eiseres] zich ten onrechte als de moeder van [Y] voordoet en met (gebruik van) [Y] geld heeft verdiend. [gedaagde sub 2] heeft in dat verband gesteld dat hij daarmee bedoelde dat [eiseres] niet de biologische moeder van [Y] is en dat hij overigens tot april 2014 er niet van op de hoogte was dat [Y] door [eiseres] was geadopteerd. Verder is van belang dat [gedaagde sub 2] bij deze uiting ook steeds verwijst naar een website (van een opdrachtgever van [eiseres]) waarop staat vermeld dat [eiseres] sinds 16 maanden moeder is en dat zij daarom haar nieuwste project [Y] heeft genoemd. Voor de gemiddelde lezer moet op basis daarvan duidelijk zijn dat de insinuatie van [gedaagde sub 2] dat [eiseres] met [Y] geld verdient is gebaseerd op het gegeven dat [eiseres] haar nieuwste project naar [Y] heeft vernoemd en dat dit enkel een mening betreft. Hoewel aan [eiseres] kan worden toegegeven dat zij (juridisch) de moeder van [Y] is, en dat in die zin de uiting van [gedaagde sub 2] feitelijk onjuist was, zijn de uitingen van [gedaagde sub 2] in de gegeven omstandigheden niet als onrechtmatig jegens [eiseres] (of [Y]) aan te merken. Daarbij weegt mee dat facebook bij uitstek een medium is waarop mensen, niets steeds even genuanceerd, hun meningen en opinies met elkaar delen. Alhoewel dat niet betekent dat elke mening via facebook ongestraft kan worden gedeeld, moet daarbij wel een zeer grote mate van vrijheid worden aangenomen. De mening van [gedaagde sub 2] overschrijdt, alhoewel (deels) ongefundeerd, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de grenzen van het betamelijke. [eiseres] heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de berichtgeving van [gedaagde sub 2], voor zover al feitelijk onjuist, op enige wijze nadeel heeft ondervonden. Wellicht dat zij bij haar opdrachtgevers in verlegenheid is gebracht, omdat [gedaagde sub 2] de berichten, althans links naar die berichten, op de facebookpagina’s van een (overigens beperkt) aantal opdrachtgevers van [eiseres] heeft geplaatst, maar [eiseres] heeft ook wat dit betreft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor schade heeft geleden. De conclusie is dan ook dat de onder 2.8. en 2.9. geciteerde berichten niet als onrechtmatig jegens [eiseres] kunnen worden aangemerkt. Datzelfde geldt voor de facebookpagina
“To get her, to get here, together with [Y]”. Het aanmaken van een facebookpagina is op zichzelf niet onrechtmatig en [eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij of [Y] daardoor in hun goede eer of naam zijn aangetast of daarover door derden op negatieve wijze worden benaderd. Bij dit alles komt dat [gedaagde sub 2] heeft verklaard dat hij de facebookpagina na de sommatie van 10 september 2014 heeft verwijderd en dat hij ook de overige door [eiseres] bestreden berichten inmiddels van zijn facebookpagina en twitteraccount heeft afgehaald, hetgeen [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden.
4.6.
[gedaagde sub 2] heeft ter zitting verklaard dat het hem er steeds enkel om te doen is geweest [gedaagde sub 1] te helpen en niet om [eiseres] te kwetsen of in een kwaad daglicht te stellen. Hij heeft onderkend dat zijn pogingen om [gedaagde sub 1] te helpen een averechts effect hebben gehad en toegezegd dat hij zich in de toekomst van het verspreiden van verdere berichten aangaande de kwestie zal onthouden. De voorzieningenrechter is gelet op al het voorgaande van oordeel dat er geen grond bestaat om de gevorderde verboden en geboden jegens [gedaagde sub 2] toe te wijzen. Ook het gevorderde voorschot is niet toewijsbaar, nu niet aannemelijk is dat de berichten en de facebookpagina als onrechtmatig jegens [eiseres] zullen worden aangemerkt, zodat de vordering voorshands een deugdelijke grondslag ontbeert. Daar komt bij dat [eiseres] de omvang van haar schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd of geconcretiseerd. De slotsom is dat ook de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] alle zullen worden afgewezen.
4.7. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
- griffierecht € 868,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.684,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- griffierecht € 77,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 893,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op € 1.684,00 en aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op € 893,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.