Uitspraak
[opgeëiste persoon],
BESLISSING:
[opgeëiste persoon]voornoemd.
Rechtbank Amsterdam
Op 1 december 2014 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot opheffing of schorsing van de uitleveringsdetentie van een Albanees ingediend door de opgeëiste persoon, die momenteel gedetineerd is. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 november 2014, waarin werd geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet mag worden uitgeleverd aan Albanië vanwege een 'real risk' op een behandeling die in strijd is met de artikelen 2 en 3 van het EVRM. De Albanese autoriteit heeft tot op heden geen afdoende garanties gegeven voor de bescherming van de opgeëiste persoon tegen bloedwraak, ondanks herhaalde verzoeken van de Minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft het dossier en de argumenten van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon in overweging genomen. De officier van justitie heeft zich verzet tegen het verzoek, wijzend op het vluchtgevaar en de ernst van de zaak. De rechtbank concludeert dat er op dit moment geen aanleiding is om de uitleveringsdetentie op te heffen of te schorsen, gezien het reële vluchtgevaar en de mogelijkheid dat de Albanese autoriteit alsnog garanties zal verstrekken. De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing en schorsing van de uitleveringsdetentie af.