ECLI:NL:RBAMS:2014:829

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
2625903 EA VERZ 11-1433
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na disfunctioneren werknemer zonder deugdelijke onderbouwing

In deze zaak heeft de werkgever, Work in Progress B.V., een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die bijna negen jaar in dienst was. De werkgever stelde dat de werknemer disfunctioneerde, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt door het ontbreken van functioneringsverslagen of andere documentatie. De werkgever was niet aanwezig op de zitting om de klachten over het functioneren van de werknemer toe te lichten. De kantonrechter oordeelde dat er in beginsel geen grond was voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar dat, gezien de opmerking van de gemachtigde van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst 'hoe dan ook' beëindigd moest worden, een vruchtbare samenwerking niet meer reëel was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden, en de kantonrechter kende de werknemer een vergoeding toe van € 36.564,00, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de wijze waarop de werkgever het ontslag had afgehandeld. De ontbinding gaat in per 1 april 2014, en de proceskosten werden gecompenseerd, tenzij de werkgever het verzoek introk voor een bepaalde datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer: 2625903 EA VERZ 13-1433
Beschikking van: 31 januari 2014
F.no.: 561

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap WORK IN PROGRESS B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen Work in Progress
gemachtigde: mr. O.E.R.A.M. van der Vlies
t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]
verweerder
nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: mr. R. de Leeuw

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Work in Progress heeft op 18 december 2013 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het verzoek heeft Work in Progress nog enkele producties ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 22 januari 2014. Voor Work in Progress is ter zitting verschenen [naam], extern adviseur, alsmede de hiervoor genoemde gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Daarna is beschikking bepaald op heden.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Uitgangspunten

1.
In dit geding wordt uitgegaan van het volgende:
[verweerder], thans [leeftijd] jaar oud, is sedert [datum] in dienst van Work in Progress, laatstelijk als [functie]. Het brutosalaris bedraagt € 2.500,00 per maand exclusief vakantietoeslag.
Work in Progress, een onderneming die zich voornamelijk richt op de verkoop van modeartikelen, heeft één winkel in Nederland, en wel de vestiging in Amsterdam. [verweerder] is verantwoordelijk voor die vestiging.
Work in Progress is al enkele jaren bezig om de bedrijfsvoering te centraliseren (vanuit Duitsland).
Tot 2012 rapporteerde [verweerder] aan een manager in Nederland, [naam 2]. Per [datum] dient [verweerder] verantwoording af te leggen aan een in Duitsland gestationeerde manager,[manager].
Medio december 2012 is [verweerder] arbeidsongeschikt geraakt in verband met een aangezichtsverlamming. Vanaf mei 2013 werkt hij weer volledig.
Op 22 mei 2013 heeft [naam 3], een hoge leidinggevende bij Work in Progress, diverse e-mails aan [manager] gestuurd betreffende de door hem incognito bezochte vestiging in Amsterdam. In de e-mail maakt hij enkele concrete opmerkingen over de uitstraling en indeling van de winkel. Hij besluit de e-mail als volgt:
“Conclusion: our crew in Amsterdam did not evolve and the store over there still looks like a skateshop from the 90’s…Of course, a big part is due to the shop outfit (which will change soon), but we should take the opportunity to also change the crew at the same time.”
Vanaf mei 2013 werd een verbouwing van de Work in Progress-vestiging in Amsterdam voorbereid. De uiteindelijke verbouwing zou plaatsvinden van oktober 2013 tot begin december 2013. Op maandag 30 september 2013 aan het einde van de werkdag deelde
[manager] aan [verweerder] mee dat Work in Progress de arbeidsrelatie met [verweerder] wilde beëindigen. [verweerder] diende zijn sleutels achter te laten en zijn spullen mee te nemen. Per [datum] is [verweerder] vrijgesteld van werk.
Vanaf [datum] heeft [verweerder] aan administratiekantoor [naam], dat administratieve werkzaamheden voor Work in Progress verricht, zijn ontzetting over zijn ontslag kenbaar gemaakt. In een e-mail van 4 oktober 2013 heeft administratiekantoor [naam] hem in antwoord op zijn vragen daarover meegedeeld:
“Reden van ontslag: Volgens mededeling van [manager] is er vanuit het hoofdkantoor een nieuwe strategie bepaald voor de toekomst. De winkels dienen strak en zeer commercieel geleid te gaan worden. Er worden hogere eisen gesteld aan de Floor Managers zowel in de communicatieve sfeer als in de commerciële sfeer. De visie van het hoofdkantoor is, dat zij menen dat jij in dit plaatje niet de juiste man op de juiste plaats bent.”Partijen hebben daarna, al dan niet via hun gemachtigden, nog verder gecorrespondeerd over een eventuele regeling.

Verzoek

2.
Work in Progress verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van veranderingen in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3.
Daartoe stelt Work in Progress - kort gezegd - dat gebleken is [verweerder] de hem toebedeelde taken niet naar tevredenheid van Work in Progress uitvoert. Ter onderbouwing van die stelling verwijst zij naar een door [manager] opgestelde klachtenlijst over [verweerder] en naar de onder 1.f genoemde e-mail van [naam 3]. De klachten richten zich op de wijze waarop [verweerder] communiceert met overige werknemers en met klanten. De houding en het gedrag van [verweerder] worden door Work in Progress als onvoldoende en niet passend bij de functie en het bedrijfsconcept ervaren. Voorts is het zo dat Work in Progress heeft besloten tot een heroriëntatie van het winkelconcept. In dat kader is besloten de vestiging te Amsterdam te verbouwen en een geheel nieuwe uitstraling te geven. Door de wijziging in de bedrijfsvoering van de vestiging worden er andere eisen gesteld aan de functie van Store Manager. Work in Progress heeft er geen vertrouwen in dat [verweerder] zal kunnen voldoen aan deze nieuwe eisen. Evenmin heeft zij vertrouwen in dat de ontstane verschillen van inzicht uit de weg kunnen worden geruimd. Daarom is Work in Progress van mening dat de arbeidsrelatie niet langer kan worden voortgezet. Andere passende arbeid is niet aanwezig, en zal bovendien niet afdoen aan de specifieke karaktereigenschappen van [verweerder]. Work in Progress verzoekt daarom om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zonder toekenning van een vergoeding.

Verweer

4.
[verweerder] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door Work in Progress bedoelde zin en verzet zich tegen de door Work in Progress verzochte ontbinding. Hij heeft altijd met veel plezier en toewijding voor Work in Progress gewerkt. Sinds 2010 heeft hij ook actief meegedacht over en geparticipeerd in de ‘facelift’ van zijn vestiging. Hij voelde zich op zijn plek en er was geen enkele aanwijzing dat er ontevredenheid over of kritiek op zijn functioneren bestond. Op de avond vóór de daadwerkelijke verbouwing, na een dag hard werken om alles klaar te maken voor die verbouwing, werd hij echter zonder pardon ontslagen. Hij diende zijn sleutels achter te laten, moest zijn spullen bij elkaar zoeken en kon het pand verlaten. Vanaf de volgende dag heeft hij daarover gecorrespondeerd. Wat de reden voor zijn ontslag is, is hem tot op heden echter niet duidelijk geworden. Kennelijk is er sprake van een vermoeden vanuit Duitsland dat [verweerder] niet aan de nieuwe eisen kan voldoen. Wat die nieuwe eisen voor een Floor Manager zijn, is hem evenwel niet meegedeeld. [verweerder] is ook nooit op zijn functioneren aangesproken en er heeft nooit overleg plaatsgevonden over eventuele veranderingen. [verweerder] heeft dus ook nooit een kans gekregen om dit vermoeden weg te nemen. De ‘klachten’, zoals die kennelijk moeten blijken uit de door Work in Progress in het geding gebrachte producties, betreffen een aantal onbelangrijke voorvallen in een periode van 9 jaar, die bovendien uit hun verband zijn gerukt. [verweerder] zou zich het liefste willen inzetten voor herstel van het dienstverband. Nu Work in Progress echter aangeeft dat dat niet tot de mogelijkheden behoort, verzoekt [verweerder] om hem, in geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, een vergoeding van
€ 36.564,00 (C=3) toe te kennen. Ook verzoekt hij de kantonrechter rekening te houden met de opzegtermijn van 2 maanden.

Beoordeling

5.
Work in Progress legt aan het verzoek in feite ten grondslag dat [verweerder] niet naar tevredenheid functioneert. Zij heeft echter niet, bijvoorbeeld door het overleggen van schriftelijke functieprofielen of verslagen, aannemelijk gemaakt wat de (voorheen geldende) functie-eisen voor een Floor Manager waren, dat [verweerder] daaraan niet voldeed, dat hij daarop is aangesproken en dat hij zijn functioneren desondanks niet verbeterde. Daarnaast heeft Work in Progress ook niet aannemelijk gemaakt wat de nieuwe, kennelijk door het hoofdkantoor in Duitsland opgelegde, eisen zijn voor een Floor Manager en in welk opzicht [verweerder] dááraan niet voldoet, laat staan dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij [verweerder] de gelegenheid heeft geboden Work in Progress van het tegendeel te overtuigen. Sterker nog, Work in Progress heeft ter zitting juist erkend dat dergelijke schriftelijke functie-profielen en verslagen niet bestaan.
6.
Het gestelde disfunctioneren wordt dus op geen enkele wijze door schriftelijke documentatie ondersteund. Anders dan Work in Progress meent, heeft zij ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat [verweerder] niet functioneerde en dat hij daarop is aangesproken. Aan de door [manager] opgestelde klachtenlijst kan in dat verband niet die waarde worden gehecht die Work in Progress daaraan kennelijk wenst te hechten. De lijst is immers ná indiening van het onderhavige verzoekschrift eenzijdig door de leidinggevende van [verweerder] opgesteld. [verweerder] heeft de daarin opgenomen klachten, evenals de klachten in de e-mail van [naam 3], weersproken en/of in een andere context geplaatst. [manager] was niet zelf ter zitting aanwezig om de klachten over het functioneren toe te lichten en/of het verweer van [verweerder] op dit punt te pareren. Dat [manager] bepaalde klachten met [verweerder] heeft besproken, zoals [naam] ter zitting verklaarde, heeft [naam] slechts van horen zeggen. [manager] heeft, nu hij niet ter zitting aanwezig was, dat niet zelf bevestigd, terwijl [verweerder] ter zitting heeft gehandhaafd dat hij nooit op zijn functioneren is aangesproken.
7.
De conclusie is dan ook dat Work in Progress het aan het verzoek ten grondslag gelegde disfunctioneren van [verweerder] niet aannemelijk heeft gemaakt. Andere gronden voor ontbinding heeft zij niet aangevoerd. In beginsel is er dan ook geen grond om de verzochte ontbinding toe te wijzen.
8.
De gemachtigde van Work in Progress heeft ter zitting echter verklaard dat een terugkeer van [verweerder] onmogelijk is, en dat Work in Progress de arbeidsovereenkomst ‘hoe dan ook wil beëindigen’. Gelet op deze opmerking, die ook in lijn is met de laatste opmerking van [naam 3] in zijn e-mail 22 mei 2013 (zie 1.f), acht de kantonrechter een vruchtbare samenwerking tussen partijen niet meer reëel. De arbeidsovereenkomst zal daarom toch worden ontbonden.
9.
De reden voor de ontbinding is, gelet op het al hiervoor overwogene, echter geheel aan Work in Progress te wijten. De kantonrechter zal daarom aan [verweerder] een vergoeding toekennen. Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat Work in Progress zonder deugdelijke grond vasthoudt aan het vertrek van [verweerder], en op de diffamerende wijze waarop [verweerder] plotsklaps de wacht is aangezegd, acht de kantonrechter de door [verweerder] verzochte vergoeding alleszins redelijk en passend. Rekening houdend met de fictieve opzegtermijn zal de arbeidsovereenkomst daarom worden ontbonden per 1 april 2014, onder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] van € 36.564,00.
10.
Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend, moet aan Work in Progress de gelegenheid worden geboden het verzoek in te trekken.
11.
Er zijn termen de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat Work in Progress het verzoek intrekt in welk geval Work in Progress in de kosten aan de zijde van [verweerder] wordt veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2014;
kent aan [verweerder] een vergoeding toe ten laste van Work in Progress ter hoogte van
€ 36.564,00 bruto;
veroordeelt Work in Progress tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door Work in Progress uiterlijk op 14 februari 2014 wordt ingetrokken;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval Work in Progress het verzoek zal intrekken, in welk geval Work in Progress wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder], tot op heden begroot op € 545,- voor salaris van de gemachtigde, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.