Op 5 december 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 oktober 2014 en betreft een EAB dat op 28 juli 2014 door de Staatsanwaltschaft te Bochum, Duitsland, is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, was op dat moment gedetineerd in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 21 november 2014 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.Y. Taekema, en een tolk in de Litouwse taal. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB werd melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Bochum, gedateerd 24 juli 2014, en de overlevering werd verzocht in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar drie strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de autoriteiten van Litouwen een gelijktijdig verzoek tot overlevering hebben gedaan, maar heeft geoordeeld dat de Duitse autoriteiten voorrang dienen te krijgen, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. A.R.P.J. Davids, en de rechters mrs. H.P. Kijlstra en I.V. Ottens, in aanwezigheid van griffier L.C. Werkman. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.