Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[naam verweerder 1],
[naam verweerder 2],
1.De procedure
- het verzoekschrift, met producties, ingediend ter griffie op 7 augustus 2014;
- het verweerschrift, met producties, ingediend ter griffie op 24 november 2014.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2014 een beschikking gegeven in het kader van een verzoekschrift tot een voorlopig getuigenverhoor, ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vision Gallery B.V. Het verzoekschrift werd op 7 augustus 2014 ingediend, met een verweerschrift dat op 24 november 2014 werd ingediend. Vision Gallery stelt dat twee voormalig werknemers, aangeduid als verweerder 1 en verweerder 2, toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Dit tekort zou onder andere bestaan uit het schenden van non-concurrentiebepalingen en geheimhoudingsafspraken, waarvoor Vision Gallery hen aansprakelijk houdt voor verbeurde boetes en geleden schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor op grond van artikel 186 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet worden gedaan aan de rechter die bevoegd is om de zaak te behandelen, in dit geval de kantonrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onderhavige zaak moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst en heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ingestemd met deze verwijzing.
In de beslissing heeft de rechtbank ook aangegeven dat partijen in de vervolgprocedure niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen. Tevens is vermeld dat het griffierecht in deze procedure zal worden verlaagd en dat teveel betaald griffierecht door de griffier zal worden teruggestort. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G.H. Marcus.