ECLI:NL:RBAMS:2014:8047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
13/728003-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan moord in liquidatiezaak te Antwerpen

Op 18 oktober 2012 werd een slachtoffer in Antwerpen geliquideerd door twee schutters. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de verdachte deze moord in belangrijke mate heeft gefaciliteerd, maar niet als mededader kan worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan moord. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor mededaderschap, maar dat de verdachte wel een cruciale rol speelde in de liquidatie door het verstrekken van informatie aan de schutters. De liquidatie vond plaats voor een drukbezocht hotel, wat leidde tot grote onrust in de samenleving. De rechtbank hield rekening met de impact van de liquidatie op de nabestaanden van het slachtoffer en de ernst van de feiten. De verdachte had eerder ontkend betrokken te zijn geweest, maar zijn verklaring werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het verschaffen van inlichtingen aan de schutters, wat leidde tot zijn veroordeling voor medeplichtigheid aan moord.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/728003-13 (Promis)
Datum uitspraak: 1 december 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans preventief gedetineerd in de [detentieadres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

In deze zaak heeft een aantal pro forma zittingen plaatsgevonden, te weten op 30 augustus 2013, 18 november 2013, 18 februari 2014, 9 mei 2014, 9 juli 2014 en 24 september 2014.
De rechtbank hield toen in een andere samenstelling zitting.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10, 12 en 17 november 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Oppe en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.L.J. Janssen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 oktober 2012 te Antwerpen en/of Turnhout, in elk geval in België, tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met (een) vuurwapen(s) een aantal kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daardoor is overleden;
Subsidiair:
een of meer (tot op heden onbekend gebleven) verdachte(n) op of omstreeks 18 oktober 2012 te Antwerpen en/of Turnhout, in elk geval in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben bovengenoemde verdachte(n) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met (een) vuurwapen(s) een aantal kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daardoor is overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 18 oktober 2012 te Antwerpen en/of
Turnhout, in elk geval in België, en/of in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) middels zijn/hun/een telefoon(s) inlichtingen verschaft en/of doen verschaffen aan de schutter(s);

3.Voorvragen

3.1.
Niet-ontvankelijkheidsverweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie zijn recht op strafvervolging heeft verspeeld. Hiertoe is aangevoerd dat er sprake is van schending van de verbaliseringsplicht, zoals bedoeld in artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Ook heeft de officier van justitie een incompleet dossier samengesteld, dat eerst na verzoeken van de verdediging is aangevuld met relevante processen-verbaal.
Het opsporingsonderzoek heeft zich vanaf het begin gekenmerkt door eenzijdige en selectieve verstrekking en presentatie van bewijsmiddelen, die duidelijk tot geen andere conclusie dienden te leiden dan dat verdachte strafbare betrokkenheid heeft gehad. In die eenzijdige visie zat de selectie van de stukken vast. Deze structuurfout moet worden geplaatst in de sleutel van de ontvankelijkheid van de vervolging.
De raadsman heeft aan het voorgaande de conclusie verbonden dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer van de raadsman niet kan slagen. Hiertoe is van belang dat voor een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a Sv slechts in uitzonderlijke gevallen als rechtsgevolg niet-ontvankelijkheid in aanmerking kan komen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat in deze zaak zoals die nu ter beoordeling voor ligt, sprake is van ernstige inbreuken op een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
3.2.
Overige voorvragen
De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feitencomplex. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van moord op [slachtoffer].
In zijn (op schrift gesteld) requisitoir heeft hij gemotiveerd uiteengezet op grond van welke bewijsmiddelen een veroordeling moet volgen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De rechtbank zal in onderstaande bewijsoverwegingen verder ingaan op de van belang zijnde punten uit het uitvoerige, op schrift gestelde pleidooi van de raadsman.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Inleiding
In het navolgende zal de rechtbank stapsgewijs bespreken welke feiten en omstandigheden zij redengevend acht voor de door haar in deze zaak te nemen beslissing, en welke conclusies zij telkens op basis van die redengevende feiten en omstandigheden trekt. De bewijsmiddelen, waaraan deze redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend, zijn opgenomen in de bijlage van dit vonnis. Om de overzichtelijkheid te bevorderen, is ervoor gekozen de redengevende feiten en omstandigheden telkens van tussenconclusies te doen volgen.
Ter onderscheiding van conclusies en bewijsoverwegingen, zijn de redengevende feiten en omstandigheden steeds voorafgegaan door een opsommingsteken.
4.3.2.
De liquidatie van [slachtoffer]
  • Op 18 oktober 2012 heeft [naam 1] een afspraak met zijn vriend [slachtoffer] in het Crowne Plaza hotel in Antwerpen (België). Ook [naam 2], een vriend van [slachtoffer], is hierbij aanwezig. Om 14:11 uur verlaten [slachtoffer], [naam 2] en [naam 1] het hotel. Zij lopen in de richting van het nabijgelegen Esso tankstation.
  • Een man met een vuurwapen in zijn hand stapt uit een witte Volkswagen Golf met het Nederlandse kenteken [kentekennummer 1] en rent in de richting van [slachtoffer], [naam 1] en [naam 2]. Een tweede persoon, eveneens gewapend, loopt ook hun richting op. Beide mannen schieten meermalen in de richting van de lobby van het hotel. Om 14:11:43 uur kijken personen in het restaurant van het Crowne Plaza Hotel plotseling naar buiten, in de richting van de plaats delict.
De rechtbank stelt vast dat twee schutters op 18 oktober 2012 om 14.11 uur te Antwerpen [slachtoffer] van het leven hebben beroofd door met vuurwapens kogels in het lichaam van [slachtoffer] te schieten, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat in ieder geval één van deze schutters gebruik heeft gemaakt van een witte Volkswagen Golf met het Nederlandse kenteken [kentekennummer 1]. De bewijsmiddelen sluiten niet uit dat beide schutters in deze Volkswagen naar het hotel zijn gekomen en weer zijn vertrokken. Daarnaast is niet uitgesloten dat behalve de twee schutters, een bestuurder, als derde persoon, in de Volkswagen aanwezig was.
4.3.3.
[naam 1] is de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1]
 Direct na de schietpartij loopt [naam 1] van de plaats delict via het Esso tankstation naar de aangrenzende bosjes achter dit tankstation.
 De politie treft in deze bosjes op de dag van de liquidatie een cover en een batterij van een mobiele telefoon aan. Op de binnenzijde van de cover is een briefje aangebracht met de vermelding ‘[telefoonnummer 1]’. Het blijkt hier te gaan om een Nederlands mobiel telefoonnummer (hierna:
de *[telefoonnummer 1]). Op de cover wordt een vingerafdruk van [naam 1] aangetroffen en op de batterij zijn DNA-materiaal.
 Enige maanden later, op 9 juli 2013, wordt bij een zoeking nabij het Esso tankstation een mobiele telefoon aangetroffen van hetzelfde merk en type (Nokia 1280) als waarvan op 18 oktober 2012 de cover en batterij zijn gevonden.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [naam 1] op 18 oktober 2012 de gebruiker is van de
*[telefoonnummer 1].
4.3.4.
De ‘telefoondriehoek’ tussen de * [telefoonnummer 1] ([naam 1]), *[telefoonnummer 2] en de *[telefoonnummer 3]
 De
*[telefoonnummer 1]is een prepaid telefoonnummer. Het beltegoed is éénmaal opgewaardeerd met een voucher met serienummer [serienummer] ter waarde van 20 euro, verkooppunt Searchdog. Van de
*[telefoonnummer 1]zijn in België de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat dit nummer voor het eerst is geactiveerd op 18 oktober 2012 om 2.34 uur en dat dit nummer alleen 18 oktober 2012 actief is geweest. Verder blijkt dat dit nummer op 18 oktober 2012 slechts contact heeft gehad met één telefoonnummer, namelijk het nummer +
[telefoonnummer 3](hierna: de
*[telefoonnummer 3]).
 De
*[telefoonnummer 3]is ook een prepaid telefoonnummer. Het beltegoed is éénmaal opgewaardeerd met een voucher ter waarde van 20 euro, verkooppunt Searchdog. Het verkooppunt van de sim-kaart is LMC in Bijsterhuizen (gemeente Nijmegen). Van dit nummer zijn eveneens in België de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat dit nummer alleen op 18 oktober 2012 actief is geweest. Naast contact met de
*[telefoonnummer 1]had dit nummer deze dag contact met nog één telefoonnummer, te weten het nummer
+[telefoonnummer 2](hierna: de
*[telefoonnummer 2]).
 Ook de
*[telefoonnummer 2]is een prepaid telefoonnummer. Het beltegoed is éénmaal opgewaardeerd met een voucher met serienummer [serienummer] ter waarde van 20 euro, verkooppunt Searchdog. Het verkooppunt van de sim-kaart is LMC in Bijsterhuizen (gemeente Nijmegen). Van de
*[telefoonnummer 2]zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat dit nummer voor het eerst is geactiveerd op 18 oktober 2012 om 8.11 uur en dat het nummer alleen op deze dag actief is geweest. De
*[telefoonnummer 2]had op 18 oktober 2012 uitsluitend contact met de
*[telefoonnummer 3].
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat op 18 oktober 2012 sprake was van een zogenoemde ‘telefoondriehoek’ tussen de
*[telefoonnummer 3], de
*[telefoonnummer 1]en de
*[telefoonnummer 2].
De
*[telefoonnummer 1]en de
*[telefoonnummer 2]hadden beiden slechts contact één telefoonnummer: de
*[telefoonnummer 3].
De
*[telefoonnummer 3]stond (uitsluitend) in contact met zowel de
*[telefoonnummer 1]als de
*[telefoonnummer 2].
De rechtbank stelt daarnaast vast dat deze drie telefoonnummers alleen actief zijn geweest op de dag van de liquidatie van [slachtoffer] (18 oktober 2012), dat de sim-kaarten van de
*[telefoonnummer 3]en de
*[telefoonnummer 2]zijn aangeschaft in dezelfde winkel (LMC in Bijsterhuizen), dat de ‘opwaardeervouchers’ zijn gekocht bij hetzelfde verkooppunt (Searchdog) en dat de serienummers van de vouchers ten behoeve van de
*[telefoonnummer 2]en de
*[telefoonnummer 1]opeenvolgend zijn ([serienummer] en [serienummer]).
4.3.5.
Betrokkenheid van de *[telefoonnummer 3], de *[telefoonnummer 1] en de * [telefoonnummer 2] bij de liquidatie van [slachtoffer]
 Om 13.19 uur neemt [naam 1] plaats in het restaurant van het Crowne Plaza Hotel in Antwerpen.
 Om 13.20 uur stuurt de
*[telefoonnummer 1]een sms-bericht (zendmast Uitbreidingsstraat in Antwerpen) naar de
*[telefoonnummer 3](zendmast Schijnpoortweg in Antwerpen).
 Om 13.21 uur stuurt de
*[telefoonnummer 3](zendmast Schijnpoortweg in Antwerpen) een sms-bericht naar de
*[telefoonnummer 2](zendmast Schijnpoortweg in Antwerpen).
 Om 13.31 uur stuurt de
*[telefoonnummer 3](zendmast Kielsevest in Antwerpen) een sms naar de
*[telefoonnummer 2](zendmast Uitbreidingsstraat in Antwerpen). Dit is de eerste keer dat de
*[telefoonnummer 2]de zendmast Uitbreidingsstraat in Antwerpen aanstraalt, die dekking geeft aan het Crowne Plaza hotel.
 Om 13.39 uur loopt [slachtoffer] het restaurant van het Crowne Plaza Hotel binnen en gaat aan tafel tegenover [naam 1] zitten.
 Om 13.40 uur komt [naam 2] de lobby van het Crown Plaza Hotel binnen.
ziet bij aankomst bij het Crowne Plaza Hotel een witte Volkswagen Golf met een Nederlands kenteken langs rijden, op zoek naar een parkeerplaats.
  • Om 13.41 uur stuurt de
  • Om 13:53 uur stuurt de
 Om 13:55 uur stuurt de
*[telefoonnummer 3](zendmast Lokerenstraat te Turnhout) een sms naar de
*[telefoonnummer 1](zendmast Uitbreidingstraat te Antwerpen).
 Tussen 13:55 uur en 14:04 uur vindt meermalen sms-verkeer plaats tussen de
*[telefoonnummer 3]en de
*[telefoonnummer 2](10 sms-berichten). De
*[telefoonnummer 2]straalt steeds de zendmast Uitbreidingsstraat te Antwerpen aan, de
*[telefoonnummer 3]telkens de zendmast Lokerenstraat in Turnhout.
  • Om 14:09 uur stuurt de
  • In de aangetroffen telefoon met nummer
 Om 14:09:35 uur stuurt de
*[telefoonnummer 3](zendmast Lokerenstraat te Turnhout) een sms-bericht naar de
*[telefoonnummer 2](zendmast Uitbreidingsstraat te Antwerpen).
Om 14:09:54 uur stuurt de
*[telefoonnummer 2](zendmast Uitbreidingsstraat te Antwerpen) een sms naar de
*[telefoonnummer 3](zendmast Lokerenstraat te Turnhout).
 Om 14.11 uur wordt [slachtoffer] geliquideerd.
Volgens de raadsman kan niet worden vastgesteld dat voornoemd sms-bericht van de
*[telefoonnummer 1]daadwerkelijk om 14:09 uur is verzonden. Hiertoe heeft de raadsman verwezen naar de getuigenverklaring van Roeloffs bij de rechter-commissaris van 21 maart 2014, waarin Roeloffs verklaart dat het tijdstip 14:09 uur correspondeert met de tijd die is ingesteld in de telefoon en dat dit niet de juiste tijd hoeft te zijn. De raadsman heeft gesteld dat – nu het exacte tijdstip van verzending niet is komen vast te staan – aan de inhoud van dit bericht geen bijzondere lading kan worden toegekend.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat het laatste telefonisch contact van de
*[telefoonnummer 1]met de
*[telefoonnummer 3]is geweest (pagina 1129
). Om 14.11 uur heeft [naam 1] het Crowne Plaza Hotel verlaten en heeft hij zich begeven in de richting van de bosjes bij het Esso tankstation. Zijn telefoon is hier later door de politie in onderdelen teruggevonden. [naam 1] is omstreeks 14.12 uur teruggekeerd naar de ingang van het Crowne Plaza hotel.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [naam 1] het desbetreffende sms-bericht in ieder geval vóór 14:12 uur moet hebben verzonden.
Op 21 maart 2014 heeft M. Roeloffs, forensische medewerker bij het NFI, ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat het mogelijk is om met de telefoon van het type dat aan [naam 1] wordt toegeschreven alle sms-berichten in één keer te verwijderen. Wanneer met het toestel een nieuw sms-bericht wordt verzonden zijn alle verwijderde berichten echt weg. In het geheugen van de telefoon van [naam 1] is slechts één sms-bericht aangetroffen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de sms met het bericht “we komen nu” het laatste bericht is dat [naam 1] naar de
*[telefoonnummer 3]heeft verzonden, en wel op of rond 14:09 uur, in ieder geval vlak vóór de liquidatie. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd maakt niet aannemelijk dat het desbetreffende bericht op een ander moment is verstuurd.
  • Tussen 14:16 uur en 14:31 uur vindt sms-contact (in totaal 10 berichten) plaats tussen de
  • Om 14.31 uur komt het kenteken [kentekennummer 1] over de camera TU03 op de Steenweg op Gierle te Turnhout, richting: Turnhout in.
  • Om 14:32:17 uur komt de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] over de camera van de Mercedesgarage (Steenweg op Gierle 355 te Turnhout) richting: Turnhout in.
  • Om 14:32:51 uur straalt de
 Om 15.20 uur treft de Belgische politie de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] aan op de parkeerplaats van Health City aan de Steenweg op Gierle 185 in Turnhout.
De rechtbank leidt uit bovengenoemde feiten en omstandigheden het volgende af.
Zowel de Volkswagen Golf (de auto van de schutters) als de
*[telefoonnummer 2]hebben zich van (de directe omgeving van) het Crowne Plaza hotel in Antwerpen naar Turnhout verplaatst.
Gelet op de overeenkomsten in tijdstippen waarop de bewegingen van de Volkswagen en de
*[telefoonnummer 2]hebben plaatsgevonden (van 14.11 uur tot en met 14.32 uur) is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de
*[telefoonnummer 2]zich op dat moment in de Volkswagen Golf bevond en dus kan worden toegeschreven aan de schutters.
In dit geval wijst de rechtbank nog op het volgende. De
*[telefoonnummer 3]stuurt enkele tientallen seconden nadat het sms-bericht door [naam 1] (‘we komen nu’) is verstuurd, een sms-bericht naar de
*[telefoonnummer 2]. Kort hierna verlaat [slachtoffer] het hotel, gevolgd door [naam 2] en [naam 1]. Hoewel de inhoud van het laatstgenoemde bericht niet bekend is geworden, acht de rechtbank het aannemelijk dat door middel van dit sms-bericht, afkomstig van de
*[telefoonnummer 3],‘groen licht’ is gegeven aan de schutters. [slachtoffer] wordt namelijk nog geen twee minuten na verzending van dit sms-bericht geliquideerd.
Uit het frequente sms-contact tussen de
*[telefoonnummer 3], de
*[telefoonnummer 1]en de
*[telefoonnummer 2]voorafgaand aan de liquidatie van [slachtoffer], waarbij het laatste sms-bericht van de
*[telefoonnummer 1]naar de
*[telefoonnummer 3]met de inhoud ‘we komen nu’ direct gevolgd wordt door een sms-bericht van de
*[telefoonnummer 3]naar de
*[telefoonnummer 2], waarna [slachtoffer], [naam 1] en [naam 2] naar buiten lopen en [slachtoffer] wordt geliquideerd, het veelvuldige sms-verkeer tussen de
*[telefoonnummer 3]en de
*[telefoonnummer 2]ná de liquidatie (tot 14.32 uur), de omstandigheid dat deze telefoonnummers uitsluitend op de dag van de liquidatie zijn gebruikt, de simkaarten van de
*[telefoonnummer 3]en de
*[telefoonnummer 2]in dezelfde winkel zijn aangeschaft en de opwaardeercodes van de
*[telefoonnummer 2]en de
*[telefoonnummer 1]opeenvolgende nummers betreffen, leidt de rechtbank af dat de telefoonnummers
*[telefoonnummer 3],
*[telefoonnummer 1]en
*[telefoonnummer 2]en de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] ten behoeve van de liquidatie van [slachtoffer] zijn aangeschaft en dat de gebruikers van deze telefoonnummers en de Volkswagen betrokken zijn geweest bij de liquidatie van [slachtoffer].
4.3.6.
De*[telefoonnummer 3]en de BMW met het Duitse kenteken [kentekennummer 2]
 Om 13:53 uur straalt de
*[telefoonnummer 3]voor het eerst een zendmast in Turnhout aan (Bremheidelaan).
  • Om 13.54 uur komt het kenteken [kentekennummer 3] over de camera op de Steenweg op Gierle te Turnhout, richting: Turnhout in. Het kenteken [kentekennummer 3] levert geen hits op in (Europese) politieregistratiesystemen op de peildatum 18 oktober 2012 en is vermoedelijk niet gekoppeld aan enig voertuig. Waarschijnlijk is het kenteken [kentekennummer 2] geregistreerd als [kentekennummer 3].
  • Om 13.56 uur is een donkerkleurige auto te zien op de camera van de Mercedesgarage (Steenweg op Gierle 355 in Turnhout), richting: Turnhout in.
  • Van 13.57.56 uur tot en met 14:32:51 uur straalt de
 Rond twee uur zien verschillende getuigen een BMW 1-serie met een Duits kenteken te Turnhout. De BMW wordt gezien in de Oud Strijderslaan, op een parkeerplaats aan die straat en op de parkeerplaats van de Health City, aan de Steenweg op Gierle. In de auto zit in ieder geval één persoon (bestuurder).
  • Om 14.31 uur komt het kenteken [kentekennummer 1] over de camera TU03 op de Steenweg op Gierle te Turnhout, richting: Turnhout in.
  • Om 14:32:17 uur komt de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] over de camera van de Mercedesgarage (Steenweg op Gierle 355 te Turnhout) richting: Turnhout in.
 Om 14:32:51 uur stuurt de
*[telefoonnummer 3](zendmast Lokerenstraat in Turnhout) een sms-bericht naar de
*[telefoonnummer 2](zendmast Lokerenstraat in Turnhout). Dit betreft het laatste sms-contact tussen de
*[telefoonnummer 3]en de
*[telefoonnummer 2]. De zendmast Lokerenstraat in Turnhout geeft dekking aan de Steenweg op Gierle in Turnhout.
 Om 14.39 uur rijdt de BMW met kenteken DN-HY 6600 blijkens het Cervus systeem op de Steenweg op Gierle, richting: Turnhout uit, met in ieder geval een passagier, te weten naast de bestuurder.
 Om 14:46 uur en 14.50 uur wordt de BMW met [kentekennummer 2] gezien op camera’s in Lille (België).
De rechtbank leidt uit bovengenoemde feiten en omstandigheden het volgende af.
Op het moment dat de BMW met kenteken [kentekennummer 2] Turnhout binnen komt rijden, straalt ook de
*[telefoonnummer 3]zendmasten in Turnhout aan. In de tijdspanne dat de
*[telefoonnummer 3]regelmatig de zendmast aan de Lokerenstraat in Turnhout aanstraalt bevindt ook de BMW zich in het gebied dat door die zendmast wordt bereikt. De BMW rijdt (schijnbaar doelloos) rond in de buurt van en over de parkeerplaats van de Health City. Er vindt veelvuldig sms-contact plaats met de
*[telefoonnummer 2], de telefoon van de schutters. Als de BMW Turnhout verlaat straalt de
*[telefoonnummer 3]nog één keer de zendmast aan de Lokerenstraat aan. Dat is nagenoeg gelijktijdig met het moment dat de BMW en de Volkswagen elkaar kruisen voor de Mercedes-garage aan de Steenweg op Gierle én de
*[telefoonnummer 2]eveneens de zendmast aan de Lokeren aanstraalt.
De rechtbank gaat niet mee met het betoog van de raadsman dat niet geconcludeerd kan worden dat de registratie van het kenteken [kentekennummer 3] kan worden toegeschreven aan de donkere auto die even later de Mercedesgarage aan de Steenweg op Gierle passeert en die wordt herkend als een BMW, mogelijk van hetzelfde type als de BMW met kenteken [kentekennummer 2].
De rechtbank wijst daarbij op het proces-verbaal waarin de politie relateert dat het kenteken [kentekennummer 3] niet is terug te vinden in de politieregistratiesystemen en de reële mogelijkheid bestaat dat de letter Y ten onrechte als een V is geregistreerd. Daarnaast heeft de raadsman niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de politie dat op de desbetreffende camera een BMW is te zien, onjuist is. Tot slot is uit onderzoek van de politie gebleken dat het tijdsverloop tussen beide registraties zich goed laat verenigen met de afstand die de auto heeft afgelegd tussen beide camera’s. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de door de politie gedetailleerd onderbouwde conclusies te twijfelen.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de
*[telefoonnummer 3]zich op 18 oktober 2012 – in ieder geval vanaf 13.50 uur – in de BMW met kenteken [kentekennummer 2] bevond.
Hetgeen de raadsman verder met betrekking tot het verband tussen de BMW en de
*[telefoonnummer 3]heeft aangevoerd maakt dit niet anders.
Dat niet kan worden vastgesteld dat de BMW samen met de
*[telefoonnummer 3]voorafgaand aan de liquidatie in de ochtend van 18 oktober 2012 in Amsterdam is geweest doet niet af aan de conclusie dat de
*[telefoonnummer 3]zich in ieder geval vanaf 13.50 uur in de BMW bevond, te minder daar op grond van hetgeen wel bekend is over de verblijfplaats van de BMW in de nacht van 17 op 18 oktober 2012 niet is uitgesloten dat de
*[telefoonnummer 3]zich toen al in de BMW bevond.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] dat de bestuurder van de BMW steeds aan het bellen was, kan evenmin de conclusie worden getrokken dat de
*[telefoonnummer 3]zich niet in de BMW bevond. Immers, niet alleen volgt uit de historische verkeersgegevens van de
*[telefoonnummer 3]dat in ieder geval tussen 13:59 uur en 14:03 uur door de
*[telefoonnummer 3]geen sms-berichten zijn verstuurd, zodat het niet onmogelijk is dat de bestuurder van de BMW tussen de veelvuldige sms-berichten door heeft gebeld met een andere telefoon, maar ook is niet uit te sluiten dat zich in de BMW meer dan één persoon bevond.
4.3.7.
Relatie verdachte en de BMW met kenteken [kentekennummer 2]
Onderzoek politie
Onderzoek van de politie naar de gebruiker(s) van de BMW met kenteken [kentekennummer 2], die op 24 oktober 2012 brandend is aangetroffen in de Zaanstraat te Amsterdam, heeft uitgewezen dat DNA-materiaal op de dop van een flesje, aangetroffen in de uitgebrande BMW, aan verdachte toebehoort. Daarnaast heeft de huurder van BMW, [naam huurder], tegenover de politie verklaard dat ene [verdachte], een lange Marokkaan, op 12 oktober 2012 bij de shisha lounge Atlas in Amsterdam, in de BMW is weggereden. [naam huurder] herkent deze “[verdachte]” als de politie hem een foto van verdachte toont. Bovendien heeft de politie door middel van de combinatie van de paallocaties van een door de politie achterhaald telefoonnummer waarmee verdachte contact had met zijn familie, het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna
*[telefoonnummer 4]) en de locaties van de BMW op de Nederlandse en Belgische wegen kunnen vaststellen dat verdachte vanaf 12 oktober 2012 de gebruiker was van die auto was. Meer in het bijzonder heeft de politie vastgesteld dat de
*[telefoonnummer 4]op 18 oktober 2012 om 3.16 uur en 3.17 uur een zendmast in Turnhout heeft aangestraald, terwijl de BMW op die datum om 3.15 uur en 3.21 uur is geregistreerd door camera’s in Turnhout. Na dit tijdstip is dit telefoonnummer van verdachte niet meer bereikbaar geweest tot de vroege avond van 18 oktober 2012. In de avond van 24 oktober 2012, de dag dat de BMW brandend is aangetroffen, is de
*[telefoonnummer 4]voor het laatst gebruikt.
Verklaring verdachte
Verdachte is op 10 juni 2013 aangehouden. Hij heeft zich de eerste zes maanden voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Tijdens de verhoren op 11 juni 2013 en 10 oktober 2013 heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij niet in de auto (de BMW met kenteken [kentekennummer 2]) heeft gezeten.
Op 23 januari 2014 heeft verdachte bij de rechter-commissaris een uitgebreide verklaring afgelegd. Zijn verklaring over het gebruik van de BMW met kenteken [kentekennummer 2] komt in de kern op het volgende neer.
Verdachte heeft op 12 oktober 2012 een bezoek gebracht aan de shisha lounge Atlas in Amsterdam. Ook [naam huurder] was daar aanwezig, met de BMW. Deze auto was gehuurd voor [naam 3], ook wel ‘Lange’ genoemd. [naam 4] zou deze auto bij de shisha lounge ophalen voor de ‘Lange’. Verdachte heeft de sleutels van de BMW gepakt en is met de auto een rondje gaan rijden. Hij was vervolgens tot en met de avond van 17 oktober 2012 de hoofdgebruiker van de auto. Hij heeft de auto in de nacht van 17 op 18 oktober rond 1.30 uur aan [naam 4] overgedragen bij een McDonald’s restaurant in de omgeving van Breda. Van [naam 4] kreeg verdachte een Mercedes E klasse in gebruik, met welk voertuig verdachte naar een woning in Eindhoven is gereden. Verdachte is daar tussen 2.00 uur en 3.00 uur gearriveerd. Hij is de rest van de nacht en de daaropvolgende dag van 18 oktober 2012 in deze woning gebleven. Niemand kan zijn aanwezigheid in deze woning bevestigen. Dat ook na 18 oktober 2012 1.30 uur verdachtes telefoonnummer
*[telefoonnummer 4]paallocaties aanstraalt in de omgeving waar de BMW zich bevindt komt omdat verdachte zijn telefoon in de BMW had liggen toen hij de auto aan [naam 4] had afgegeven. Verdachte wilde zijn telefoon graag zo snel mogelijk terug omdat zijn vader onderweg was vanuit Marokko en hem steeds belde. Toen zijn vader verdachte niet kon bereiken heeft zijn vader zijn zus [naam 5] gebeld. Zij heeft zijn vader opgehaald uit Brussel. Op 18 oktober 2012 vroeg in de avond is [naam 4] samen met [naam 3] in de BMW naar verdachte in Eindhoven gereden om verdachte zijn telefoon terug te geven. [naam 4] en [naam 3] zijn vervolgens in de BMW naar Amsterdam gereden. Verdachte heeft de BMW daarna nog wel eens gezien in Amsterdam bij Fayrouz Shisha Lounge, maar er nooit meer in gereden.
Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte pas ruim zeven maanden na zijn aanhouding en na een aanvankelijke stellige ontkenning met een verklaring is gekomen over zijn gebruik van de BMW. Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van die verklaring. Dat verdachte eerder niet wilde verklaren omdat hij niemand wil belasten, doet daar niet aan af. Niet is aannemelijk geworden dat verdachte met zijn aanvankelijke (herhaalde) ontkenning in de BMW te hebben gezeten enkel en alleen op 18 oktober 2012 doelde, in aanmerking genomen de (nadere letterlijke uitwerking van de) verklaringen die verdachte over zijn betrokkenheid bij de BMW bij de politie op 11 juni 2013 en 10 oktober 2013 heeft afgelegd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er geen enkele bevestiging is, ook niet op onderdelen, van zijn afgelegde verklaring.
Daar komt nog het volgende bij.
Uit vervolgonderzoek naar aanleiding van de door verdachte afgelegde verklaring is gebleken dat het telefoonnummer dat kan worden toegeschreven aan de vader van verdachte, zich in de periode van 16 oktober tot en met 19 oktober 2012 in Nederland bevond. Dat de vader van verdachte hem in verband met zijn terugkeer vanuit Marokko in de nacht van 17 op 18 oktober 2012 heeft gebeld of heeft proberen te bellen, wordt door deze bevindingen weersproken. Op geen enkele wijze is onderbouwd of aannemelijk is gemaakt dat de telefoon van vader in Nederland was, maar vader zelf in Marokko. Ook van het telefoonnummer waarvan de politie heeft vastgesteld dat het toebehoorde aan verdachtes zus [naam 5] is gebleken dat het zich in de periode van 16 tot en met 19 oktober 2012 niet buiten Nederland heeft bevonden, zodat niet aannemelijk is dat zij haar vader in Brussel heeft opgehaald.
Naar aanleiding van verdachtes verklaring heeft de politie onderzoek gedaan naar de mogelijke betrokkenheid van [naam 3] bij de BMW dan wel de onderhavige liquidatie. Uit telecomonderzoek met betrekking tot de telefoon die in de desbetreffende periode bij [naam 3] in gebruik was (*[telefoonnummer 5]) is gebleken dat die telefoon op 18 oktober 2012 om 14.10 uur (het tijdstip van de liquidatie van [slachtoffer]) een zendmast heeft aangestraald in de nabijheid van zijn woning in Amsterdam. Met deze telefoon werd op dat moment een gesprek van 6 minuten gevoerd met autobedrijf Bons in Duitsland. Uit nader onderzoek is gebleken dat [naam 3] daadwerkelijk in november 2012 bij die garage een auto heeft aangeschaft en dat een zekere [naam 6], een kennis van [naam 3], deze auto op zijn naam heeft gezet. Voornoemd telecomonderzoek heeft bovendien geen bevestiging opgeleverd voor de stelling van verdachte dat [naam 3] in de vroege avonduren van 18 oktober 2012 in Eindhoven is geweest bij de gestelde teruggave van de *[telefoonnummer 4] aan verdachte. Ook de stelling van verdachte dat de BMW niet voor hem, maar voor [naam 3] was bedoeld, wordt niet op enige wijze aannemelijk. [naam huurder] (de huurder van de BMW) heeft bij de rechter-commissaris op 3 februari 2014 verklaard dat ‘[naam 7]’ de auto nodig had voor een vriend. Volgens [naam huurder] ging ‘de lange Marokkaan’ bij de Atlas shisha lounge in de auto zitten. [naam huurder] dacht dat de auto voor hem was. Op de vraag of [naam 7] hem had gezegd dat de auto voor deze lange Marokkaan of voor iemand anders was bedoeld, heeft [naam huurder] geantwoord dat [naam 7] geen namen heeft genoemd. Niet aannemelijk is geworden dat [naam 3] inzittende van de BMW is geweest op 18 oktober 2012 of anderszins betrokken is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer]. Evenmin zijn uit onderzoek van de politie concrete aanwijzingen naar voren gekomen voor betrokkenheid van [naam 4] bij de BMW dan wel de liquidatie op die datum.
Verdachte heeft eerst na zeven maanden, na verhoren waarin hij door de politie steeds gedetailleerder was geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek, een verklaring afgelegd. Die bevindingen wezen op zijn actieve betrokkenheid bij de BMW als bestuurder in de periode van de overdracht op 12 oktober 2012 tot de brandstichting op 24 oktober 2012. Het had op zijn weg gelegen om op zijn minst een begin van aannemelijkheid te verschaffen voor de door hem bij de RC verstrekte informatie dat hij de betreffende BMW in de nacht van 17 op 18 oktober 2012 had overgedragen aan [naam 4], dat hij vervolgens per ongeluk zijn telefoon met nummer *[telefoonnummer 4] in de BMW had laten liggen, dat hij de verdere nacht en dag van die achttiende oktober in een woning van een familielid in Eindhoven had doorgebracht, dat [naam 4] in de avond van 18 oktober 2012 met de BMW weer naar Eindhoven is gekomen, waar verdachte nog steeds verbleef, om de telefoon met het nummer *[telefoonnummer 4] aan verdachte te overhandigen.
Die aannemelijkheid heeft verdachte op geen enkele wijze verschaft.
Genoemde bestanddelen van zijn verklaring worden niet ondersteund door onderzoeksbevindingen en zijn bovendien op onderdelen daarmee strijdig.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte pas met een verklaring is gekomen nadat hij zich geconfronteerd zag met onderzoeksresultaten die, in het licht van zijn processuele houding, om een verklaring vroegen.
Verdachte heeft dan ook niet aannemelijk kunnen maken dat een ander dan hijzelf na 17 oktober 2012 als bestuurder gebruik heeft gemaakt van de BMW. Daarbij betrekt de rechtbank ook het gegeven dat de BMW nog op 19 oktober 2012 in Eindhoven is waargenomen alsmede de vaststelling dat geen van de signalementen die de getuigen uit Turnhout hebben gegeven van de bestuurder van de BMW, uitsluiten dat het om verdachte ging.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen verdachte op 18 oktober 2012 de bestuurder van de BMW is geweest die zich samen met de
*[telefoonnummer 3]tussen 13.50 uur en 14.39 uur in Turnhout bevond.
4.3.8.
Voorbedachte rade
De rechtbank acht bewezen dat [slachtoffer] met voorbedachten rade door de schutters is gedood. Op grond van de hiervoor reeds weergegeven feiten en omstandigheden komt naar voren dat sprake was van een goed georganiseerd en weloverwogen plan om [slachtoffer] te doden. Er bestond in het kader van de uitvoering een duidelijke taakverdeling tussen coördinator
(*[telefoonnummer 3]), lokker
(*[telefoonnummer 1])en uitvoerders/schutters
(*[telefoonnummer 2]), waarbij gebruik is gemaakt van ten behoeve van de liquidatie aangeschafte sim-kaarten en telefoons die alleen op de dag van de liquidatie gebruikt zijn. De schutters hebben gewacht op het teken dat hen via [naam 1] en de
*[telefoonnummer 3]bereikte, voordat zij op [slachtoffer] afrenden om hem te liquideren. Het kan daarom niet anders zijn dan dat voorafgaand aan de liquidatie van [slachtoffer] de nodige afspraken zijn gemaakt.
4.3.9.
Strafbare betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe de betrokkenheid van verdachte bij de liquidatie van [slachtoffer] als bestuurder van de BMW waarin de *[telefoonnummer 3] zich bevond moet worden gekwalificeerd. Daarbij gaat het allereerst om de strafrechtelijke duiding van de rol van de
*[telefoonnummer 3].
De rechtbank gaat er vanuit dat [naam 1], de gebruiker van de
*[telefoonnummer 1], behulpzaam is geweest bij de liquidatie van [slachtoffer]. Dankzij (onder meer) zijn sms-berichten aan de
*[telefoonnummer 3](in het bijzonder het laatste bericht ‘we komen nu’), waren de schutters (na tussenkomst van de
*[telefoonnummer 3]) in staat om op het juiste moment uit hun auto te stappen en [slachtoffer] neer te schieten.
De rechtbank duidt de rol van de
*[telefoonnummer 3]dan ook als die van coördinator en ‘spin in het web’ bij de uitvoering.
De
*[telefoonnummer 3]was de onmisbare schakel tussen de ‘lokker’ [naam 1] en de schutters.
Daarmee heeft de gebruiker van
*[telefoonnummer 3]een substantiële bijdrage geleverd aan de uitvoering van de liquidatie van [slachtoffer], welke bijdrage zich heeft uitgestrekt over meerdere fases van het gepleegde misdrijf. De
*[telefoonnummer 3]heeft intensief en veelvuldig telefonisch contact onderhouden met zowel [naam 1] als met de schutters. Door de inmenging van de
*[telefoonnummer 3]waren de schutters in staat op het juiste moment toe te slaan. Daarnaast heeft de
*[telefoonnummer 3]ook een rol gespeeld na afloop van de liquidatie van [slachtoffer]. Tussen de schutters en de
*[telefoonnummer 3]was direct na de liquidatie nog veelvuldig sms-contact tot het moment dat BMW en Volkswagen Golf elkaar kruisten en de schutters werden ‘opgepikt’ ter hoogte van de Mercedesgarage en naar het parkeerterrein van de Health City werden geleid. De Volkswagen Golf is daar achtergelaten.
4.3.9
A
De conclusie is gerechtvaardigd dat de gebruiker van het nummer
*[telefoonnummer 3]de moord op zijn minst in belangrijke mate heeft gefaciliteerd. Dit levert in ieder geval medeplichtigheid op. De officier van justitie heeft uiteindelijk geconcludeerd tot mededaderschap. Voor die conclusie is doorslaggevend dat de activiteiten van een zodanige aard zijn, dat, hoewel feitelijk niet is deelgenomen aan de daadwerkelijke liquidatie, toch gesproken kan worden van een gelijkwaardige participatie. Het onderzoek levert echter naar het oordeel van de rechtbank te weinig doorslaggevende gegevens om de conclusie van mededaderschap buiten redelijke twijfel te rechtvaardigen. Er is te weinig zicht op de identiteit van een opdrachtgever, en op mogelijke motieven. Er is voorts geen zicht op de wijze waarop de planning van de moord tot stand is gekomen. Wie de schutters heeft ingehuurd. Wie [naam 1] heeft gerecruteerd. Wie de dag heeft bepaald. Wie de Volkswagen Golf heeft geregeld. Wie de vluchtroute heeft bepaald. In het samenweefsel van al deze activiteiten kan van de gebruiker van de
*[telefoonnummer 3], gelet op de resultaten van het onderzoek, niet meer gezegd worden dan dat hij het contact tussen [naam 1] en de schutters heeft gecoordineerd, en in het verband van die informatie-overdracht de spin in het web was. Daarmee was de
*[telefoonnummer 3]in ieder geval een soort verbindingsofficier. Het coördineren door de
*[telefoonnummer 3]was op zijn minst faciliteren. Er is echter onvoldoende bewijs om deze faciliterende rol te bestempelen tot mededaderschap.
4.3.9
B
Het dossier biedt aanknopingspunten – in de vorm van getuigenverklaringen – dat omstreeks 14.00 uur slechts één persoon (de bestuurder) in de BMW aanwezig was. Met name getuige [getuige 1] verklaart hierover vrij expliciet. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze getuigenverklaringen echter een te wankele basis om met zekerheid te kunnen vaststellen dat de gehele periode rond de liquidatie slechts één persoon in de BMW aanwezig is geweest.
Het is een ervaringsregel dat getuigen zo in beslag kunnen worden genomen door één of meer in het oog springende aspecten dat overige elementen – die op dat moment minder belangrijk lijken – niet bewust worden waargenomen. Het onderzoek bevat daarmee te weinig aanknopingspunten dat verdachte ten tijde van de waarneming door de Belgische getuigen de enige inzittende van de BMW was.
Daarom kan niet worden uitgesloten dat de
*[telefoonnummer 3]feitelijk bediend werd in de zin van het lezen van inkomende en versturen van uitgaande sms-berichten, door een andere inzittende in de BMW dan verdachte.
4.3.9
C
De rol van verdachte, als bestuurder van de BMW, is nauw betrokken bij de bewegingen van die BMW, en bij de bewegingen van de
*[telefoonnummer 3]die in de BMW aanwezig was. En deze stonden weer in relatie tot de bewegingen van de Volkswagen Golf en de
*[telefoonnummer 2]. De directe relatie met de liquidatie is daarmee een gegeven.
Ook als verdachte niet de feitelijke gebruiker was van de
*[telefoonnummer 3], dan kan hij wel met het gebruik worden vereenzelvigd. Gezien de relatie tussen de
*[telefoonnummer 3]en de BMW in relatie tot de liquidatie, gezien voorts het rijgedrag van verdachte als de bestuurder van de BMW - het (schijnbaar) doelloos rondrijden op de parkeerplaats van Health City in Turnhout en het maken van een gevaarlijke manoeuvre na het passeren van de Volkswagen Golf van de schutters - kan worden uitgesloten dat verdachte niet op de hoogte was van de doelstelling van de bewegingen van de BMW, van de functie van de daarin vervoerde
*[telefoonnummer 3], en van het coachen van de Volkswagen Golf naar een plek waar deze kon worden geloosd. Daarmee geldt de conclusie zoals die hierboven onder 4.3.9 A werd getrokken, namelijk dat de gebruiker van de
*[telefoonnummer 3]de moord op [slachtoffer] in belangrijke mate heeft gefaciliteerd, net zo goed voor verdachte in het geval hij niet degene was die de
*[telefoonnummer 3]in de BMW bediende.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat verdachte opzet had op het verschaffen van inlichtingen aan de schutters, welke informatie ook voor verdachte in verband stond met de moord op [slachtoffer].
Daarmee heeft verdachte zich op zijn minst schuldig gemaakt aan het medeplegen van medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer].

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat :
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit:
tot op heden onbekend gebleven verdachten op 18 oktober 2012 te Antwerpen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd, immers hebben bovengenoemde verdachten met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met vuurwapens een aantal kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daardoor is overleden, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 oktober 2012 te Turnhout, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) inlichtingen verschaft aan de schutters.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van voorarrest.
De rechtbank komt tot de volgende strafoplegging.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is behulpzaam geweest bij de koelbloedige liquidatie van het slachtoffer [slachtoffer]. Door het aandeel van verdachte zijn de schutters in staat gesteld om [slachtoffer] neer te schieten. De liquidatie vond plaats op klaarlichte dag voor de ingang van een drukbezocht hotel in Antwerpen. Voor de omstanders moet dit zeer schokkend geweest zijn. Bovendien brengen dergelijke feiten sterke gevoelens van onrust en onveiligheid mee, niet alleen voor de omstanders, maar ook voor de maatschappij in het algemeen. Het slachtoffer was vader van een jong gezin. Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van de echtgenote van het slachtoffer blijkt dat de dood van het slachtoffer voor veel leed bij de nabestaanden heeft gezorgd.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte, hoewel gekwalificeerd als medeplichtigheid en niet als medeplegen, wel van een dergelijke onmisbare aard zijn geweest, dat deze de moord op [slachtoffer] in bijzondere mate hebben ondersteund en vergemakkelijkt. De rechtbank komt weliswaar tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank vrijspreekt van medeplegen van moord, maar acht voor de medeplichtigheid van verdachte, gezien zijn belangrijke aandeel aan deze liquidatie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat op de beslaglijst, zoals door de officier van justitie is overgelegd, ook goederen staan vermeld die niet onder verdachte in beslag zijn genomen.
De beslaglijst zoals deze thans voorligt is daarom onvoldoende duidelijk, zodat de rechtbank hierop geen beslissing zal nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 48, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair bewezen geachte feit:
Medeplegen van medeplichtigheid aan moord
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (zegge: tien) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2014.