ECLI:NL:RBAMS:2014:8030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
3126790 CV EXPL 14-16018
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid rechtbank in geschil over arbitragebeding en risicoaansprakelijkheid bij schade aan woonark

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om de reikwijdte van een arbitragebeding in een overeenkomst tussen de onderlinge waarborgmaatschappij EFM en de Stichting Waternet, evenals de aannemerscombinatie. EFM vorderde schadevergoeding van de gedaagden naar aanleiding van waterschade aan een woonark, die was ontstaan tijdens baggerwerkzaamheden uitgevoerd door Waternet. De rechtbank moest beoordelen of het arbitragebeding, dat alleen geschillen over de kwaliteit van de oplevering dekte, ook van toepassing was op de vordering van EFM, die betrekking had op risicoaansprakelijkheid en wanprestatie.

De rechtbank oordeelde dat de beperkte formulering van het arbitragebeding niet opgeschreven was voor geschillen over risicoaansprakelijkheid of wanprestatie. EFM stelde dat de schade al was ontstaan voordat de oplevering had plaatsgevonden en dat er geen discussie was over de schade zelf. De rechtbank concludeerde dat het arbitragebeding de bevoegdheid van de rechtbank niet in de weg stond en dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was om de zaak te behandelen, gezien de samenhang tussen de vorderingen tegen Waternet en de aannemerscombinatie.

De rechtbank wees de incidentele vordering van de aannemerscombinatie af en veroordeelde hen in de proceskosten van het incident. De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak, waarbij de rechtbank op 23 januari 2015 een conclusie van antwoord verwachtte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 3126790 CV EXPL 14-16018
Uitspraak: 18 december 2014
Vonnis in incident van de kantonrechter
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
EFM ONDERLINGE SCHEPENVERZEKERING U.A.,
gevestigd te Meppel,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde mr. S. Toekoen,
tegen
1. de stichting
STICHTING WATERNET,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde mr. M.J.M. Jacobs,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3]
beiden gevestigd te Schagen,
samenwerkend onder de naam
[aannemerscombinatie],
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
gemachtigden mr. P.J. Hoepel en mr. J.J. van Blaaderen
Eiseres zal hierna EFM worden genoemd. Gedaagde sub 1 zal Waternet worden genoemd en gedaagden sub 2 en 3 gezamenlijk [aannemerscombinatie].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de gelijkluidende dagvaardingen van EFM van 27 mei 2014 en 28 mei 2014, met producties,
  • de conclusie van antwoord van 3 juli 2014 van Waternet, met producties,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [aannemerscombinatie],
  • de incidentele conclusie van antwoord van EFM,
  • de akte houdende wijziging van eis van EFM,
  • de akte van [aannemerscombinatie].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
De kantonrechter zal voorshands van de volgende feiten uitgaan.
2.2.
EFM is de cascoverzekeraar van het aan [naam 1] en [naam 2] toebehorende woonschip “[naam woonschip]” gelegen in de Vecht te Weesp. Waternet heeft in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht de Vecht en haar zijarmen schoongemaakt. Zij heeft dit laten uitvoeren door aannemerscombinatie [aannemerscombinatie]. Ten behoeve van de uitvoering van deze werkzaamheden is het woonschip “[naam woonschip]” op 2 juli 2012 verplaatst.
2.3.
In het Uitvoeringsprotocol Woonarken van Waternet is het volgende opgenomen, voor zover hier van belang:
“(…) Vanaf 2011 tot 2015 werkt Waternet in opdracht van waterschap Amstel, Gooi en Vecht aan het schoonmaken van de Vecht. Dit gebeurt door het wegscheppen van de vervuilde sliblaag. (…) De aannemerscombinatie [aannemerscombinatie] (noot 1: [aannemerscombinatie] is een samenwerkingsverband dat specifiek voor het baggeren van de Vecht is opgericht; partners hierin zijn de aannemers [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]) zal het werk uitvoeren. Waternet oefent toezicht uit op de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden. (…)
Op het traject Muiden-Nigtevecht liggen circa 240 woonarken. Voor de uitvoering van het werk zal het voor de meeste woonarken nodig zijn om gedurende korte tijd plaats te maken. (…)”
2.4.
Op 27 april 2012 hebben [naam 1] en [aannemerscombinatie] een overeenkomst voor tijdelijke verplaatsing van de woonark ten behoeve van het baggeren van de Vecht (hierna: de overeenkomst) gesloten. In de overeenkomst is het volgende opgenomen, voor zover hier van belang:

(…) 1. [naam 2] en [naam 1] (naam)
eigenaar / bewoner van de woonark [naam woonschip] (naam woonark)
(…)
en
2. [naam 3] (naam), namens de aannemerscombinatie [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], voor het baggeren van de Vecht werkend onder de naam [aannemerscombinatie] (hierna te noemen [aannemerscombinatie]), komen overeen dat de bovengenoemde woonark ten behoeve van het baggeren van de Vecht tijdelijk zal worden verplaatst onder de volgende voorwaarden:
1. Tussen het loskoppelen en het weer aanleggen van de woonark op de oorspronkelijke plaats, inclusief het terugplaatsen van loopplank(en) en het aansluiten op de nutsvoorzieningen, verstrijkt ten hoogste 48 uur. Eventuele toebehorende voorzieningen als steigers en terrassen worden binnen vijf werkdagen na terugplaatsing in de oorspronkelijke staat gebracht.
2. Na het aanleggen van de woonark en het aansluiten van de nutsvoorzieningen is de woonark weer in de staat waarin hij verkeerde voor de verplaatsing; ook de toebehorende voorzieningen en nutsaansluitingen functioneren weer als voor de verplaatsing.
3. De kosten die nodig zijn om de woonark weer in de staat te brengen en weer te laten functioneren als voor de verplaatsing komen voor rekening van [aannemerscombinatie]. Hieronder zijn begrepen het herstellen van schade door, voortvloeiende uit en/of verband houdende met de uitvoering van het baggerwerk en het vervangen of vernieuwen van onderdelen die voor het verplaatsen, vastmaken en/of aansluiten
noodzakelijk zijn.
3.a In geval van discussie over de kwaliteit van de oplevering vindt arbitrage plaats door onafhankelijke expert (kosten Waternet)
4. Voor van het vaststellen van de omvang en aard van de schade wordt gebruik gemaakt van de voorafgaand aan het verplaatsen gemaakte opname van de woonark, verricht door een onafhankelijke expertisebureau. De opname bestaat uit een beschrijving van de woonark en zijn eventuele gebreken en uit foto’s. Het expertisebureau dat de opname verricht stuurt de tekst van de rapportage voorafgaand aan de verplaatsing toe aan de arkeigenaar/-bewoner en stelt hem/haar in de gelegenheid hierop te reageren.
(…)
N.B. Voor de punten 3a en 6 ondertekent [aannemerscombinatie] mede namens Waternet (…)”
2.5.
Bij e-mail van 4 juli 2012 schrijft EFM aan [gedaagde sub 2] het volgende, voor zover hier van belang:
“(…)subject: schade woonschip “[naam woonschip]”, d.d. 2-7-2012, Weesp
(…) Op bovengenoemde datum en plaats is forse waterschade ontstaan aan boord van het ws. “[naam woonschip]”, eigenaar [naam 1], bij het verplaatsen van de woonark in verband met de uit te voeren baggerwerkzaamheden. Voor deze schade en de daaruit voortvloeiende kosten moeten wij [aannemerscombinatie] cq. [gedaagde sub 2], namens belanghebbenden van de woonark aansprakelijk houden. (…)”
2.6.
Bij brief van 20 december 2013 schrijft Waternet aan EFM het volgende, voor zover hier van belang:
“(…) Op 2 juli 2012 is schade ontstaan aan de woonark “[naam woonschip]” bij het losmaken ten behoeve van de verplaatsing. Deze schade is niet ontstaan door onzorgvuldig handelen dan wel anderszins door een onrechtmatige daad, noch van Waternet, noch van de door Waternet ingeschakelde aannemer. De schade is ontstaan doordat de bouten, die losgedraaid moesten worden om de woonboot te kunnen verplaatsen, in afwijking van de daarvoor verstrekte tekeningen volledig doorgeboord waren onder de waterlijn. Er was sprake van een verborgen gebrek. Deze bouten worden geacht verwijderbaar te zijn en de aannemer handelde hierbij op aanwijzing van uw verzekerde. Onze verzekeraar ziet daarom, evenals de verzekeraar van de aannemer, geen aanleiding de door u geclaimde schade te vergoeden, aangezien de aansprakelijkheid daarvoor ontbreekt.(…)

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
EFM vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en na wijziging van eis - kort gezegd - dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 24.785,52 te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede de proceskosten en de nakosten.
in het incident
3.2.
[aannemerscombinatie] vordert - kort gezegd - dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij stelt daartoe primair dat de vordering is gebaseerd op de overeenkomst en dat hierin is bepaald dat arbitrage plaatsvindt op kosten van Waternet in geval van discussie over de kwaliteit van de oplevering. De vordering van EFM ziet op een geschil over de oplevering van de woonark, het causaal verband tussen de beweerdelijke tekortkoming van [aannemerscombinatie] en de schade en de omvang van de schade. Precies deze geschillen hebben partijen willen onderwerpen aan arbitrage. Subsidiair beroept [aannemerscombinatie] zich op de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank Amsterdam. Slechts de Rechtbank Noord-Holland is bevoegd, omdat [aannemerscombinatie] gevestigd is in Schagen, aldus steeds [aannemerscombinatie].
3.3.
EFM voert hier tegen aan dat met het arbitragebeding slechts is beoogd dat een expert dient te bepalen of de oplevering al dan niet deugdelijk is geweest in het geval daar discussie over bestaat. Daarmee hebben partijen slechts gedoeld op geschillen over de aansluiting van de woonark op nutsvoorzieningen of het verkeerd afmeren van de woonark. Bovendien is niet beoogd dat de expert vervolgens, indien hij tot het oordeel zou komen dat de oplevering niet deugdelijk is geweest, dient te beoordelen hoe hoog de schade is en wie van de partijen daarvoor aansprakelijk is. Het onderhavige geschil valt niet onder het arbitragebeding, omdat het niet gaat over de kwaliteit van de oplevering. Ten eerste is de schade namelijk reeds aan het begin van de uitvoering van de werkzaamheden ontstaan en niet pas bij de oplevering en ten tweede is er geen discussie over dat er schade is ontstaan, omdat partijen erkennen dat bij het verplaatsen van de woonark water naar binnen is gestroomd. Het geschil ziet daarentegen juist primair op de vraag wie aansprakelijk is voor deze schade, aldus steeds EFM. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van [aannemerscombinatie] beroept EFM zich op artikel 107 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), waaruit volgens haar voortvloeit dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is aangezien Waternet in Amsterdam is gevestigd en tussen de vorderingen tegen de gedaagden een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hier, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Vaststaat dat tussen partijen een geldige overeenkomst is gesloten, waarin in artikel 3a in arbitrage is voorzien. De vraag die partijen verdeeld houdt is die naar de reikwijdte van dit arbitragebeding.
4.2.
Uit de tekst van het arbitragebeding (zie 2.4) volgt dat partijen zijn overeengekomen dat arbitrage dient plaats te vinden in geval discussie bestaat over de
kwaliteitvan de
oplevering. Uit deze bewoordingen blijkt dat de reikwijdte niet zo ruim is dat het beding ziet op alle geschillen over de oplevering van de woonark, op geschillen over causaal verband tussen handelen van [aannemerscombinatie] en opgetreden schade, of geschillen over de omvang van de schade, zoals [aannemerscombinatie] voorstaat.
4.3.
Om te kunnen beoordelen of de rechtbank bevoegd is over de vorderingen van EFM te oordelen is daarom van belang vast te stellen wat de grondslag is van die vorderingen. De primaire grondslag is de risicoaansprakelijkheid die volgens EFM voortvloeit uit artikel 2 en 3 van de overeenkomst. Gelet op de beperkte formulering van het arbitragebeding ziet de rechtbank geen grond om aan te nemen dat het arbitragebeding ook ziet op geschillen over risicoaansprakelijkheid. Door de beperkte formulering voorziet het arbitragebeding evenmin in geschillen over, zoals (meer) subsidiair gesteld, wanprestatie of onrechtmatig handelen tijdens het afkoppelen van de woonark ten behoeve van het verslepen. De rechtbank concludeert dan ook dat het arbitragebeding de bevoegdheid van de rechtbank niet in de weg staat.
4.4.
Het beroep op de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank Amsterdam kan evenmin slagen. Zoals EFM terecht aanvoert is de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 107 Rv bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen [aannemerscombinatie], gezien de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam in de zaak tussen EFM en Waternet èn de samenhang tussen de vorderingen tegen Waternet en [aannemerscombinatie]. EFM beroept zich immers primair op de overeenkomst die zij heeft gesloten met [aannemerscombinatie], welke [aannemerscombinatie], voor een aantal punten, mede namens Waternet heeft ondertekend. Dit is een zodanige samenhang dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
4.5.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
4.6.
[aannemerscombinatie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld tot op heden aan de zijde van EFM begroot op € 452,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [aannemerscombinatie] in de kosten van het incident, aan de zijde van EFM tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 januari 2015 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014. [1]

Voetnoten

1.*