ECLI:NL:RBAMS:2014:7941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
KK EXPL 14-1169
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid eis in reconventie in kort geding tussen Stichting Stadgenoot en gedaagde

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2014, ging het om een kort geding tussen Stichting Stadgenoot, eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, en een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betrof de ontvankelijkheid van de eis in reconventie. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 september 2014, waarbij beide partijen aanwezig waren. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 15 september 2014 reeds een aantal zaken overwogen die relevant waren voor de verdere procedure.

De rechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden waar het geschil om draaide, op 17, 18 en 19 september 2014 zijn uitgevoerd en dat Stadgenoot geen toegang meer nodig had tot de woning van de gedaagde. De gedaagde vorderde dat Stadgenoot in de kosten van het geding zou worden veroordeeld, terwijl Stadgenoot aanvoerde dat de vorderingen in reconventie niet ontvankelijk waren omdat deze niet tijdig waren ingesteld.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eis in reconventie niet dadelijk bij het antwoord was ingesteld, zoals vereist door artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter heeft geconcludeerd dat de tegeneis niet in dit kort geding kon worden betrokken, en dat de gedaagde geen belang meer had bij zijn vorderingen, aangezien de werkzaamheden inmiddels waren voltooid. De beslissing was dat de vordering in reconventie niet-ontvankelijk werd verklaard en dat ieder van de partijen de eigen gedingkosten zou dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

zaaknummer: 3252250 / KK EXPL 14-1169
vonnis van: 30 september 2014
func.: 5
Vonnis van de kantonrechter in kort geding
in de zaak van:
STICHTING STADGENOOT
gevestigd te Amsterdam
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie
nader te noemen Stadgenoot
gemachtigde: Van der Hoeden/Mulder gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen [gedaagde]
thans procederend in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In conventie en in reconventie
De inhoud van het tussenvonnis en de uitwerking daarvan d.d. 15 september 2014 geldt als hier ingelast en overgenomen.
Op verzoek van [gedaagde] is de mondelinge behandeling van het kort geding voortgezet op dinsdag 23 september 2014. Stadgenoot is verschenen bij mr. M.M.J. Bos (bedrijfsjurist), bijgestaan door mr. J.J.L. Boudewijn namens de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in reconventie

1.Uitgangspunten

1.1.
Ter zitting hebben partijen meegedeeld dat de werkzaamheden waarom het in dit geding gaat op 17, 18 en 19 september 2014 zijn uitgevoerd en voltooid. Stadgenoot heeft verklaard dat zij ter zake van die werkzaamheden niet langer toegang behoeft te hebben tot de woning van [gedaagde]

2.Standpunten van partijen, vorderingen en verweer

2.1.
Ter toelichting op zijn verzoek tot voortzetting van de mondelinge behandeling voert [gedaagde] aan dat hij nog steeds vreest dat Stadgenoot de in het tussenvonnis van 15 september 2014 uitgesproken veroordelingen in haar voordeel zal willen gebruiken in een eventuele procedure ex art. 7:272 lid 2 BW en/of bij andere stappen om hem zijn woning uit te krijgen.
2.2.
Ook heeft [gedaagde] er op gewezen dat nog moet worden beslist over zijn vorderingen in reconventie (tegeneisen).
2.3.
[gedaagde] heeft verzocht Stadgenoot te veroordelen in de kosten van het geding.
2.4.
Stadgenoot werpt op dat de vorderingen in reconventie niet ontvankelijk zijn, omdat deze niet dadelijk ter zitting van 25 juli 2014 maar pas nadien zijn ingesteld.
2.5.
Stadgenoot vraagt [gedaagde] te veroordelen in de gedingkosten.

3.Beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis en de uitwerking daarvan d.d. 15 september 2014 is al ingegaan op de hiervoor onder 2.1 genoemde vrees van [gedaagde]. Hetgeen daaromtrent is overwogen wordt gehandhaafd en zal hier niet worden herhaald.
3.2.
Gezien de voltooiing van de werkzaamheden zal het er voor worden gehouden dat Stadgenoot haar vordering tot het verlenen van medewerking aan de werkzaamheden (de vordering onder 1 in de dagvaarding) niet langer handhaaft.
3.3.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de vorderingen in reconventie geldt het volgende.
3.4.
Artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat een eis in reconventie “dadelijk bij het antwoord” moet worden ingesteld. Ingevolge art. 78 Rv geldt die bepaling voor alle procedures die door een dagvaarding worden ingeleid. Voor het kort geding is op dit punt geen afwijkende wettelijke regeling getroffen. De zin van art. 137 Rv is dat de eis in conventie en die in reconventie gelijktijdig moeten kunnen worden behandeld. Die ratio geldt ook voor een kort geding.
3.5.
In het begin van de zitting van 25 juli 2014 hebben partijen beurtelings het woord gevoerd: Stadgenoot heeft haar vordering toegelicht, [gedaagde] heeft daarop geantwoord en nadien zijn partijen over en weer nog nader ingegaan op hun standpunten. In dat debat heeft [gedaagde] geen tegeneis geponeerd. Dat is pas gebeurd in zijn brief van 25 augustus 2014, in de aanloop van de voortzetting van de behandeling op 15 september 2014.
3.6.
Ook een ruime uitleg van art. 137 Rv leidt niet tot het oordeel dat de tegeneis aldus “dadelijk bij het antwoord” is ingesteld. Daarom zal de eis in reconventie niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor alle duidelijkheid: daarmee is slechts gezegd dat
de tegeneis niet in dit kort geding kan worden betrokken.
3.7.
Bij dit alles kan ten overvloede worden vastgesteld dat [gedaagde] geen belang meer heeft bij zijn vorderingen. Hij vorderde dat Stadgenoot zou worden geboden om zich te houden aan al hetgeen in het proces-verbaal is vastgelegd, en om al haar acties tegen hem in ieder geval tijdelijk (in de aanloop naar en gedurende de werkzaamheden) te staken. Door de voltooiing van de werkzaamheden is die tegeneis achterhaald.
3.8.
Gezien het vorenstaande en hetgeen is overwogen in het tussenvonnis en de uitwerking daarvan, zullen de gedingkosten worden gecompenseerd, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
In reconventie
De vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard.
In conventie en in reconventie
Ieder van partijen draagt de eigen gedingkosten.
Aldus gewezen door mr. S.G. Ellerbroek, kantonrechter-plaatsvervanger, en uitgesproken door mr. O.J. van Leeuwen, ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.