In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een incident dat door de gedaagde, De Vries Scheepsbouw c.s., was ingesteld. De Vries Scheepsbouw c.s. vorderde dat B.Y. Monaco S.A.R.L., een rechtspersoon naar buitenlands recht, zekerheid zou stellen voor een eventuele proceskostenveroordeling. B.Y. Monaco, gevestigd in Monaco, voerde verweer tegen deze vordering. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een partij zonder woonplaats in Nederland verplicht is om zekerheid te stellen voor proceskosten indien zij een vordering instelt bij de Nederlandse rechter. De rechtbank concludeerde dat B.Y. Monaco, als partij zonder woonplaats in Nederland, niet kon ontsnappen aan deze verplichting, aangezien Monaco geen deelnemende Lidstaat is aan relevante verdragen die de tenuitvoerlegging van Nederlandse vonnissen in Monaco regelen.
De rechtbank verwierp de argumenten van B.Y. Monaco dat het stellen van zekerheid onredelijk zou zijn en dat zij in financiële nood zou komen door deze verplichting. De rechtbank oordeelde dat B.Y. Monaco een bankgarantie moest afgeven ter hoogte van € 13.500,00 voor de proceskosten. De rechtbank bepaalde dat B.Y. Monaco binnen drie weken na de uitspraak aan deze veroordeling moest voldoen. De beslissing over de proceskosten van het incident werd aangehouden tot de hoofdzaak. De hoofdzaak werd verwezen voor conclusie van antwoord, waarbij rekening werd gehouden met de termijn voor het stellen van zekerheid.