Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van [eiser] van 1 april 2014, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van FloraHolland, met één productie,
- het tussenvonnis van 11 juni 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 7 oktober 2014 en de daarin genoemde conclusie van antwoord in reconventie van [eiser].
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
reeds verkochte productenmet behulp van een ingevulde Aanvoerbrief moet worden doorgegeven. Nergens valt te lezen dat daarvan zijn uitgezonderd verkooptransacties waarbij FloraHolland een passieve bemiddelingsrol heeft vervuld. [eiser] heeft ook geen nadere feiten en omstandigheden gesteld die deze zienswijze ondersteunen. Tegen die zienswijze pleit bovendien dat [eiser] voor deze transactie zelf een Aanvoerbrief heeft ingevuld. Niet in te zien valt waarom zij dat heeft gedaan, indien zij van mening was dat de verplichting tot het invullen van een dergelijke aanvoerbrief niet sloeg op de onderhavige transactie.