Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 april 2014;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 september 2014 en de daarin genoemde processtukken.
2.De feiten
- de behandeling van interstitiële cystitis met blaasspoelvloeistoffen met chondroïtinesulfaat en/of hyaluronzuur zeer essentieel en waardevol kan zijn voor veel patiënten. Deze patiënten hebben een custom-made behandeling nodig. Daarbij zijn deze blaasspoelvloeistoffen onmisbaar;
- interstitiële cystitis lastig is om te behandelen vanwege diverse, uiteenlopende en hardnekkige klachten;
- er een zeer beperkt arsenaal aan effectieve behandelingen beschikbaar is;
- het vòòrkomen van de klinische verschijningsvorm van interstitiële cystitis zeer divers is en het verloop zeer wisselend. Ook de pathofysiologische achtergronden en diagnostische bevindingen kunnen zeer ver uiteen lopen. In de praktijk van de state-of-art klinieken die patiënten met interstitiële cystitis behandelen betekent dit dat het tot op heden niet mogelijk is geweest om dusdanig hard wetenschappelijk bewijs aan te voeren om aan te tonen welke behandelingen wel en niet werken. De diversiteit van de patiëntengroepen en het verschijningsbeeld van interstitiële cystitis maken het zeer moeilijk danwel onmogelijk om grote series te maken en daardoor zal het harde bewijs hoogst waarschijnlijk nooit worden geleverd;
- het standpunt van het Zorginstituut over blaasspoelvloeistoffen met chondroïtinesulfaat en/of hyaluronzuur moet worden herzien, omdat uit de praktijk (duidelijk) blijkt dat de behandeling van interstitiële cystitis met blaasspoelvloeistoffen met chondroïtinesulfaat en/of hyaluronzuur ervoor kan zorgen dat meer invasieve ingrepen zoals een cystectomie, worden voorkomen, en omdat;
- de klachten als gevolg van interstitiële cystitis duidelijk kunnen verbeteren door toepassing van deze blaasspoelvloeistoffen, evenals de kwaliteit van leven van deze patiënten.”
- Er zijn slechts twee gerandomiseerde studies en één niet-gerandomiseerde gecontroleerde studie die de effectiviteit van blaasinstillaties met hyaluronzuur of chondroïtinesulfaat bij patiënten met BPS/IC onderzochten.
- Er is bewijs van laag tot zeer laag niveau dat blaasspoelingen met chondroïtinesulfaat geen significant effect hebben op de mictiefrequentie, pijn en levenskwaliteit van patiënten met BPS/IC. Er is daarentegen bewijs van laag niveau op basis van een niet-gerandomiseerde gecontroleerde studie dat blaasspoelingen met hyaluronzuur wel een significant effect hebben op de mictiefrequentie en pijn van patiënten van BPS/IC. Er wordt echter geen onderscheid gemaakt in de verschillende subgroepen van patiënten met BPS/IC. Harde conclusies kunnen op basis hiervan niet getrokken worden, en bevestiging in een grotere gerandomiseerde studie is noodzakelijk.
- Twee richtlijnen bevelen aan blaasinstillaties met hyaluronzuur of chondroïtinesulfaat als tweede- of derdelijnsbehandeling te overwegen. Slechts één richtlijn hiervan is evidence-based.”
3.Het geschil
de rechtbank begrijpt: vonnis) en/of
4.De beoordeling
Hulpmiddelenzorg omvat bij ministeriele regeling aangewezen, functionerende hulpmiddelen en verbandmiddelen, waarbij [onder meer] kan worden geregeld in welke gevallen de verzekerde recht heeft op die zorg. De blaasspoelingen zijn medische hulpmiddelen en worden geregeld in de ministeriele Regeling zorgverzekering (Rz) in artikel 2.11.
In dit geval staat vast dat de resultaten van twee RCT’s voorhanden zijn, zodat die uitzonderingssituaties niet relevant zijn. Er is in deze methodiek dan ook geen aanleiding om doorslaggevende waarde te hechten aan de praktijkervaringen van artsen. Het Zorginstituut heeft bovendien gemotiveerd gesteld dat juist in dit geval vanwege een aantal bijzondere omstandigheden behoefte bestaat aan dubbelblind gecontroleerd onderzoek om de ervaringen van de artsen objectief te staven. Dat dergelijk – nader – onderzoek onethisch zou zijn is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Sterker nog, uit zowel de verklaringen van deskundigen ter zitting als de conclusie in het ME-TA rapport volgt dat er grote behoefte bestaat aan nader RCT-onderzoek.
trijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
904,00(2,0 punt × tarief € 452,00)