Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 5 maart 2014;
- de tussenbeschikking van 19 juni 2014, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 12 augustus 2014;
- een aanvullend verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2014;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 12 september 2014.
2.De feiten
24 Blokkade betaalinstrument en Zakelijke Rekening
18 Schade, tekortkomingen en fraude
Dubieuze Aut. [winkel] en [winkel 2] ([nummer]/[nummer]) vanaf 01-01-2013 (ING)”, staan onder meer op 26 september 2013 twee pintransacties van € 1.100,00 en € 1.400,00 genoteerd, op 16 oktober 2013 een pintransactie van €2.260,00 en op 7 november 2013 een pintransactie van € 7.000,00.
3.Het verzoek en het verweer
- de gedragingen van de persoon vormen of kunnen een bedreiging vormen voor de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een financiële instelling, alsmede de (organisatie van de) financiële instelling(en) zelf of de continuïteit en/of integriteit van de financiële sector;
- in voldoende mate staat vast dat de betreffende persoon betrokken is bij de benadeling van de financiële instelling of haar cliënten;
- het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het EVR prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor de betrokkene als gevolg van opname van zijn persoonsgegevens in het EVR.