In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat begon met observaties door een buurman, die op verzoek van de politie gedurende twee maanden verdachte in de gaten hield. De verdediging voerde aan dat deze observaties onrechtmatig waren, omdat er geen bevel van de officier van justitie was afgegeven, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim volgens artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er inderdaad sprake was van een vormverzuim, dit niet leidde tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen cocaïne, omdat er geen direct verband was tussen het verzuim en de gevonden drugs. De rechtbank besloot tot een strafvermindering van 10% op de opgelegde gevangenisstraf van 60 maanden, als compensatie voor de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte door de onrechtmatige observatie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden en een geldboete van € 13.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.