ECLI:NL:RBAMS:2014:746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
AMS 12-3562
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid na strafrechtelijk onderzoek naar behandelend psychiater

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser, die een volledige WAO-uitkering ontving. Eiser, geboren in Turkije en werkzaam als acteur/dramadocent, meldde zich in 2001 ziek vanwege psychische klachten. Hij was onder behandeling bij psychiater S. Gülsaçan, die hem in 2002 een volledige WAO-uitkering toekende. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar Gülsaçan, die verdacht werd van fraude, heeft het UWV een heronderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van alle patiënten van Gülsaçan, waaronder eiser. Dit leidde tot een herbeoordeling van eisers arbeidsongeschiktheid, waarbij hij in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse werd ingedeeld.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en voldoende gemotiveerd. Eiser werd niet verweten dat hij door de behandelend psychiater was benadeeld. De rechtbank concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de beperkingen van eiser correct hadden vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de urenbeperking van 20 uur per week te verhogen. Eiser had zijn stellingen over volledige arbeidsongeschiktheid niet met objectieve medische informatie onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 12/3562

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2014 in de zaak tussen:

[naam], wonende te [woonplaats], eiser
(gemachtigde mr. N. Türkkol),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),

verweerder
(gemachtigde mr. J.G. Kramer).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 8 december 2011 herzien vastgesteld op 65 tot 80%.
Bij besluit van 8 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2014. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
1.1.
Eiser, geboren in Turkije, was in Nederland werkzaam als acteur/dramadocent, toen hij zich op 8 oktober 2001 ziek meldde als gevolg van psychische klachten.
1.2.
Eiser was destijds onder behandeling bij psychiater S. Gülsaçan (hierna: Gülsaçan), wiens diagnose PTSS en depressie (mede) heeft bijgedragen aan de toekenning aan eiser van een volledige WAO-uitkering per 7 oktober 2002. Aangezien op dat moment geen functies te duiden waren, was dit een toekenning op arbeidskundige gronden. Mede op grond van Gülsaçans verklaring van 6 oktober 2003 is de WAO-uitkering op 23 oktober 2003 ongewijzigd voortgezet.
1.3.
Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek genaamd “Marque” waarin Gülsaçan verdacht wordt van fraude, bestaande uit het afgeven van valse medische verklaringen, is door verweerder een heronderzoek verricht naar de gezondheidstoestand van alle uitkeringsgerechtigden die patiënt van Gülsaçan zijn geweest, onder wie eiser. In verband hiermee heeft inspecteur F.C. IJgosse, werkzaam bij de directie Handhaving-Uitvoering van het UWV, op 6 april 2011 een huisbezoek gebracht aan eiser en hem in persoon uitgenodigd voor een verplichte herkeuring.
1.4.
Op verzoek van verzekeringsarts A.J. Werner heeft psychiater A.J.W.M. Trompenaars op 25 april 2011 een psychiatrisch consult verricht, waarvan zij haar bevindingen op 4 mei 2011 heeft gerapporteerd. De verzekeringsarts heeft vervolgens in zijn rapport van 25 mei 2011 -samengevat- geconcludeerd dat eiser als gevolg van PTSS en een depressieve stoornis beperkingen ervaart op persoonlijk en sociaal niveau, maar dat geen sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. De behandeling door Gülsaçan is inadequaat geweest, maar bij adequate behandeling is enige verbetering te verwachten. De verzekeringsarts heeft een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarbij eiser beperkt is geacht in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden. Daarnaast is er een urenbeperking vastgesteld van 4 uur per dag en 20 uur per week.
1.5.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens op 28 september 2011 gerapporteerd en aan de hand van de nieuwe FML drie functies en twee reservefuncties geduid, welke akkoord zijn bevonden door de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 68,22%.
1.6.
Op basis van de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige heeft verweerder de WAO-uitkering bij het primaire besluit toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
2.
Standpunten van partijen
2.1.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit onder verwijzing naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 10 mei 2012 en de bezwaararbeidsdeskundige van 6 juni 2012 ongegrond verklaard. De bezwaarverzekeringsarts heeft weliswaar meer beperkingen in de FML opgenomen, maar dit heeft niet geleid tot indeling van eiser in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse dan 65 tot 80%.
2.2.
Eiser voert in beroep - kort weergegeven - aan dat hij (nog steeds) volledig arbeidsongeschikt is en daarom niet kan werken. Ter zitting heeft eiser zijn beroepsgronden verder beperkt tot de urenbeperking die te laag zou zijn vastgesteld en de stelling dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is genomen, omdat eisers beperkingen en persoonlijke omstandigheden als gevolg van het onderzoek naar psychiater Gülsaçan zijn overschaduwd.
3.
Beoordeling van het beroep
3.1.
De bezwaarverzekeringsarts heeft eiser blijkens de rapportage van 10 mei 2012 gezien tijdens de hoorzitting en dossieronderzoek verricht. Daarnaast is informatie bij eisers nieuwe behandelend psychiater Z. Erkut opgevraagd, die op 13 april 2012 heeft gerapporteerd. Er is volgens Erkut op de DSM IV-classificatie As I sprake van PTSS, een aanpassingsstoornis, een depressieve stoornis NAO, acculturatieproblemen, insomnia in samenhang met (vermelde AS I of AS II stoornis) en een levensfaseprobleem. Daarnaast is op As II sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Op As IV is sprake van andere psychosociale en omgevingsproblemen, problemen binnen de primaire steungroep, problemen met justitie/politie of met de misdaad en werkproblemen. Op As V is sprake van een huidige GAF-score van 60, in het afgelopen jaar 61-70. Eiser krijgt steunende en structurerende gesprekken en medicijnen. Eiser is nog niet stabiel genoeg voor een traumabehandeling. De prognose is op korte termijn niet optimistisch. De chroniciteit en ernst van de klachten, het verminderde sociale steunsysteem, onduidelijkheid en onzekerheid van zijn toekomst in Nederland en in Turkije bieden geen gunstige basis voor een herstel op korte termijn. De bezwaarverzekeringsarts heeft de bevindingen van de behandelend psychiater overgenomen en heeft aanleiding gezien tot aanpassing van de belastbaarheid in de FML in verband met het gebruik van zware verdovende medicijnen. Er is volgens de bezwaarverzekeringsarts ook een beperking aan de orde met betrekking tot een verhoogd persoonlijk risico, het werken op hoogte of met gevaarlijke machines. Ook het langdurig richten of verdelen van de aandacht is beperkt te achten. Deze beperkingen zijn op 10 mei 2012 in een nieuwe FML vastgelegd.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts in de rapportage van 10 mei 2012 uitgebreid is ingegaan op de bezwaren van eiser en daarin aanleiding heeft gezien om de FML aan te passen en meer beperkingen aan te nemen. Behandelend psychiater Erkut is in zijn diagnoses gevolgd en er bestaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen verschil van inzicht in eisers klachten en aandoeningen tussen de bezwaarverzekeringsarts en Erkut.
3.3.
De rechtbank begrijpt eisers bezwaren gericht tegen de opmerking van psychiater Trompenaars onder 1.5.1. van haar rapportage luidende dat eiser op zichzelf genomen wel een reële en ook authentieke presentatie heeft, “waarbij het waarschijnlijk wel zo is dat hij zijn klachten ietwat aanzet, hetgeen ook zeker te verklaren zou kunnen zijn vanuit zijn beroepsmatige achtergrond als acteur/dramadocent en vanuit zijn culturele achtergrond.” De rechtbank acht echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze overweging van Trompenaars uiteindelijk een (nadelige) rol heeft gespeeld bij de vaststelling van de beperkingen in de FML door verzekeringsarts Werner en vervolgens door bezwaarverzekeringsarts Wolf. Trompenaars heeft immers ook expliciet overwogen dat er geen aanwijzingen worden gevonden dat eiser ernstig zou overdrijven of simuleren. Voor zover eiser stelt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en meer beperkt moet worden geacht, is de rechtbank van oordeel dat hij dit niet met objectieve medische informatie heeft onderbouwd. Deze beroepsgrond kan dan ook niet slagen.
3.4.
Eiser voert in beroep verder aan dat de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde urenbeperking van 20 uur te laag is vastgesteld. Ter zitting is van de zijde van eiser nader toegelicht, dat hij de verlaging van de urenbeperking van 10 naar 20 uur onvoldoende gemotiveerd vindt. De gemachtigde van verweerder heeft hierover ter zitting aangevoerd dat het dagverhaal van eiser ten tijde van de eerdere beoordeling in 2002 een heel andere was dan in 2011, hetgeen een nadere motivering kan zijn voor de verlaging van de urenbeperking, naast hetgeen de bezwaarverzekeringsarts heeft overwogen ten aanzien van het functioneren op micro-, meso- en macroniveau als rechtstreeks gevolg van het onderliggende ziektebeeld. Namens eiser is vervolgens niet gesteld dat het weergegeven dagverhaal van eiser niet klopt.
3.5.
In de rapportage van 1 oktober 2002 heeft de verzekeringsarts het dagverhaal van eiser als volgt omschreven:
“Belanghebbende geeft aan af en toe een uurtje muziek te spelen. Belanghebbende geeft als voornaamste klacht de uitputting aan. Belanghebbende komt gedurende de dag tot nagenoeg niets. Belanghebbende is snel geagiteerd. Als hij naar buiten gaat heeft hij regelmatig ruzie in het verkeer (op de fiets). Belanghebbende trekt zich het nieuws sterk aan. […] Belanghebbende kan zich slecht concentreren, hij kan een televisieprogramma slecht volgen. Belanghebbende vergeet veel dingen en weet vaak niet wat hij gedaan heeft op een dag. Belanghebbende geeft aan dat zijn dochter hem soms met zijn gedrag confronteert (agressief, geagiteerd). Hij slaapt slecht in, ligt veel te piekeren in de ochtend is belanghebbende rond 05.00 uur wakker, hij is dan erg moe en neemt weer slaapmedicatie om vervolgens door te slapen tot 12.00 uur.”
In de rapportage van 25 mei 2011 wordt het dagverhaal en het persoonlijk en sociaal functioneren als volgt door de verzekeringsarts weergegeven:
“Belanghebbende heeft geen problemen in de zelfredzaamheid, al heeft hij weinig structuur in de dag en verzorgt hij zich soms slecht (gaat een week niet onder de douche uit angst voor water (herbeleving)) […] Hobby muziek maken wordt uitgeoefend. Sociale contacten, familiebezoek etc vinden plaats; hij heeft contacten met leerlingen en muziekgenoten. Hij kan zich niet langdurig concentreren, bijv. bij het lezen of t.v. kijken.
Belanghebbende staat op wisselende tijden op, ligt soms tot de middag op bed, maakt muziek, zoekt een bekende op, kookt, eet en ’s avonds leest hij teksten of speelt hij muziek. Om 23.00 uur naar bed.”
3.6.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het verschil in urenbeperking valt te verklaren als gevolg van een ander dagverhaal in 2002 dan in 2011. Niet valt in te zien dat eiser met de vaststelling van een urenbeperking van 20 uur per week tekort is gedaan. Deze grond faalt.
3.7.
Ten aanzien van eisers stelling dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat het (strafrechtelijk) onderzoek naar Gülsaçan een zorgvuldig en onbevooroordeeld onderzoek van eisers klachten en beperkingen onmogelijk heeft gemaakt, volgt de rechtbank eiser hierin niet.
3.8.
Verweerder heeft te allen tijde de bevoegdheid om de mate van arbeidsongeschiktheid van uitkeringsgerechtigden te herbeoordelen. Ook indien met eiser wordt aangenomen dat het genoemde strafrechtelijk onderzoek invloed kan hebben op een dergelijke beoordeling, maakt dat een objectieve en zorgvuldige herbeoordeling niet op voorhand onmogelijk. De rechtbank is in deze zaak niet gebleken van een onzorgvuldig, dan wel bevooroordeeld medisch onderzoek, omdat dit door een speciaal team dat “Gülsaçan-zaken” onderzocht heeft plaatsgevonden. Er heeft een individueel onderzoek plaatsgevonden; verweerder heeft ook extern een psychiatrisch consult gevraagd en verkregen en heeft de behandelend psychiater om informatie gevraagd. Al deze medische informatie komt in essentie met elkaar overeen. Eiser wordt door verweerder ook geen enkel verwijt gemaakt ten aanzien van ook maar enige medewerking verlenen aan of enig profijt trekken van het handelen van Gülsaçan. Er wordt ook geen uitkering van eiser teruggevorderd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3.9.
Eiser heeft geen arbeidskundige gronden aangevoerd. De rechtbank is ook overigens ten aanzien van de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 6 juni 2012 niet gebleken van onjuistheden als gevolg waarvan de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voor onjuist zou moeten worden gehouden.
4.
Conclusie
4.1.
Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en C.J. Polak, leden,
in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.
de griffier
de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB