4.3Oordeel van de rechtbank
Uit de stukken blijkt het volgende:
- de Stedelijke rechtbank van Tatabánya heeft de opgeëiste persoon en de medeverdachte op 21 februari 2012 veroordeeld voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en heeft daarbij aan de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar en tien maanden opgelegd;
- de opgeëiste persoon en het Openbaar Ministerie hebben geen hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling van de opgeëiste persoon en die veroordeling is in kracht van gewijsde gegaan;
- het Openbaar Ministerie heeft wel beroep ingesteld tegen de veroordeling van de medeverdachte;
- de Rechtbank van Tatabánya, als rechtbank in tweede aanleg, heeft op 17 juli 2012 vanwege een vormfout het vonnis van de medeverdachte én dat van de opgeëiste persoon ingetrokken en heeft de Stedelijke rechtbank van Tatabánya opgedragen een nieuwe procedure te starten tegen de medeverdachte en de opgeëiste persoon.
In de tussenuitspraak van 18 juni 2013 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst, teneinde onder meer de volgende vraag aan de Hongaarse autoriteiten voor te leggen:
(1) (…) of het gezien de voorgeschiedenis mogelijk is, althans te verwachten valt dat de opgeëiste persoon bij hernieuwde behandeling van zijn zaak alsnog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd.
De officier van justitie heeft de tussenuitspraak integraal laten vertalen in het Hongaars en heeft deze vertaling aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd. Het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 5 september 2013 houdt onder meer het volgende in:
To the questions posed in the judgment passed by the Dutch Court on 18 June 2013, received by the Hungarian Court on 21 August 2013, the Court hereby gives the following answers:
1)
In a repeated procedure, as in the present case, the Court shall proceed in priority procedure. Under the Act on Criminal Procedure, the procedure may have no disadvantage in respect of the defendant. This means the following:
-
In the repeated procedure, the accused may not be obliged to bear the criminal cost arisen because the procedure had to be repeated.
-
If no appeal was filed against the accused (§405(1) of Act XIX of 1998) a more serious punishment than the punishment imposed in the repealed judgment may not be imposed in the repeated procedure. Consequently, more serious punishment than the punishment imposed earlier may not be imposed in the new procedure.
Met de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste person begrijpt de rechtbank het antwoord op vraag 1) zo, dat in het onderhavige geval bij hernieuwde veroordeling de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de opgeëiste persoon niet is toegestaan.
Artikel 7, eerste lid, OLW, dat (mede) strekt tot uitvoering van artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, eist dat naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld op de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen.
Het in beide bepalingen voorkomende begrip “vrijheidsstraf” dient als onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te worden verstaan. Beide bepalingen staan dus aan de overlevering in de weg voor feiten waarvoor in de uitvaardigende lidstaat de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf met een maximum duur van ten minste twaalf maanden niet mogelijk is. Zij beogen aldus te bewerkstelligen dat de overlevering alleen plaatsvindt voor feiten die, gelet op daarop gestelde straf, van een zekere zwaarte zijn.
Hoewel naar Hongaars recht op de feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht in het algemeen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een maximum van vijf jaren is gesteld, staat vast dat de Hongaarse rechter in dit bijzondere geval aan de opgeëiste persoon niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal mogen opleggen, indien hij de opgeëiste persoon na de hernieuwde behandeling opnieuw veroordeelt voor deze feiten.
Vanwege het in de Hongaarse wetgeving neergelegde verbod van
reformatio in peiusis in dit concrete geval de maximaal op de feiten gestelde straf een voorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden. Deze straf voldoet vanwege het voorwaardelijk karakter niet aan artikel 7, eerste lid, OLW.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren.
Het voorgaande brengt mee dat het verweer over de onevenredigheid van de overlevering geen bespreking meer behoeft.