ECLI:NL:RBAMS:2014:7325

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
6 november 2014
Zaaknummer
13.751.453-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsoverlevering en bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 3 januari 2014 door de Arrondissementsrechtbank te Szczecin in Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en thans gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van mishandeling. Tijdens de openbare zitting op 12 augustus 2014 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de officier van justitie mr. A. Oswald was aanwezig. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S. Bijl, heeft betoogd dat de Poolse rechtbank niet bevoegd was om het EAB uit te vaardigen, omdat deze niet correct was aangemeld bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen reden is om aan de bevoegdheid van de Poolse autoriteiten te twijfelen. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Arrondissementsrechtbank te Szczecin toegestaan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in Polen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.453-14
RK nummer: 14/3966
Datum uitspraak: 26 augustus 2014
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 juni 2014 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 januari 2014 door
de Arrondissementsrechtbank te Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 augustus 2014. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. A. Oswald. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Bijl, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat zij er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
beslissing inzake voorlopige hechtenis van de Kantonrechtbank van Myśliborz d.d. 3 oktober 2013 gewezen in de zaak met nummer VII Kp 324/13.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan één naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Bevoegdheid uitvaardigende justitiële autoriteit

4.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is, omdat niet gebleken is de Poolse rechtbank die het EAB heeft uitgevaardigd daartoe bevoegd was. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De lidstaten moeten hun volgens het interne recht bevoegde rechterlijke autoriteiten meedelen aan het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie (artikel 6, derde lid, van het Kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, hierna Kaderbesluit EAB). Deze informatie is te vinden op de website van het Europees Justitieel Netwerk.
Op deze website is terug te vinden dat het Parket van Szczecin is aangewezen als de naar Pools recht tot het uitvaardigen en in behandeling nemen van EAB’s bevoegde autoriteit. Een uitdraai van deze webpagina is aan de pleitaantekeningen gehecht. Weliswaar vermeldt het EAB dat het EAB is uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit, maar Polen heeft deze autoriteit niet als bevoegde autoriteit opgegeven aan het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
De rechtbank heeft een soortgelijk verweer eerder verworpen met een beroep op het vertrouwensbeginsel (Rb. Amsterdam 29 april 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR1335), maar de rechtbank dient daarop terug te komen. Gelet op de grote hoeveelheid Poolse EAB’s die Nederland bereikt, heeft de raadsvrouw soms weleens het vermoeden dat er in Polen een stempel-loketje in het leven is geroepen om Poolse onderdanen terug te halen naar Polen. Het zogenaamde “vertrouwensbeginsel” geeft geen bescherming in dit soort kwesties. Ook bij een marginale toetsing moet de rechtbank nagaan of de Poolse rechtbank bevoegd is tot het uitvaardigen van EAB’s.
Nu uit de gegevens van het Europees Justitieel Netwerk niet blijkt dat de Arrondissementsrechtbank te Szczecin bevoegd is, had de officier van justitie nooit een vordering tot het in behandeling nemen van het EAB mogen indienen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de overlevering om de genoemde redenen moet weigeren.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de rechtbank erop moet vertrouwen dat het EAB is uitgevaardigd door een daartoe bevoegde rechter. Subsidiair heeft de officier van justitie aanhouding van de behandeling van het EAB gevorderd, teneinde vragen te stellen over de bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De hoge mate van wederzijds vertrouwen waarop volgens de preambule van het Kaderbesluit EAB het systeem van het EAB berust, brengt mee dat de rechtbank in beginsel vertrouwt op de bevoegdheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat (Rb. Amsterdam 29 april 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR1335).
Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, geeft geen aanleiding om aan die bevoegdheid te twijfelen noch om terug te komen op die eerdere uitspraak.
De website van het Europees Justitieel Netwerk voorziet in een “Atlas” ten behoeve van justitiële autoriteiten die een verzoek om rechtshulp willen doen. Deze “Atlas” is een “tool which helps the issuing judicial authorities of EAWs to identify the coordinates of the executing judicial authority”. De bij de pleitaantekeningen gevoegde uitdraai van de “Atlas” houdt dan ook de volgende passage in, die voorafgaat aan de opgave van het Parket te Szczecin als bevoegde autoriteit:
The Atlas allows the identification of the locally competent authority that can receive your request for mutual recognition instruments and provides a fast and efficient channel for the direct transmission of requests according with the selected measure.
Die uitdraai biedt dus geen steun aan de stelling van de raadsvrouw dat het Parket te Szczecin volgens de website van het Europees Justitieel Netwerk bevoegd is tot het uitvaardigen van het EAB’s. Uit de enkele omstandigheid dat het Parket te Szczecin bevoegd is om EAB’s te
ontvangenvolgt immers niet de onbevoegdheid van de Districtsrechtbank te Szczecin om EAB’s
uitte
vaardigen.
De raadsvrouw heeft gewezen op de verplichting tot kennisgeving als bedoeld in artikel 6, derde lid, Kaderbesluit EAB. De kennisgeving van Polen, die niet alleen is opgenomen in het documentenregister van de Raad van de Europese Unie, maar ook beschikbaar is op de door de raadsvrouw geraadpleegde website, houdt onder meer het volgende in (Council document 9328/04, 7 May 2004):
Notification with regard to Article 6(3) of the Framework Decision:
The issuing judicial authority is the circuit court having territorial jurisdiction.
The executing judicial authority is the circuit court having territorial jurisdiction, but the following circuit prosecutor’s offices having territorial jurisdiction are competent to receive EAWs issued by the authorities of other Member States (…).
De Arrondissementsrechtbank te Szczecin is een “circuit court” in de zin van deze kennisgeving.
De rechtbank concludeert dat de op de website van het Europees Justitieel Netwerk geplaatste informatie het vertrouwen in de bevoegdheid van de justitiële autoriteit tot het uitvaardigen van het EAB niet ondermijnt, maar juist aantoont dat dit vertrouwen op zijn plaats is.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer en het subsidiaire verweer.

5.Genoegzaamheid van het EAB

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de omschrijving van de verdenking te karig, althans onbegrijpelijk is. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit is niet omschreven. Verder is niet duidelijk of [persoon 1] een medepleger of het slachtoffer is.
5.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De rol van de opgeëiste persoon is voldoende duidelijk omschreven. [persoon 1] is het slachtoffer van het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht. De opgeëiste persoon weet waarop het feit betrekking heeft, omdat hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij getuige was van het voorval, maar dat hij er zelf niets mee te maken heeft.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Onderdeel e) van het EAB houdt de volgende beschrijving van het feit in:
De betrokkene wordt ervan verdacht dat hij op 27 december 2012 te Recz, district Choszczno, handelend samen en na overleg met een andere ons bekende persoon, [persoon 1] slagen heeft toegebracht door hem over zijn hele lichaam met zijn vuisten te slaan en te schoppen (…).
Het EAB moet gegevens bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De hiervoor aangehaalde beschrijving voldoet aan die eisen.
Die beschrijving leent zich in redelijkheid voor geen andere lezing dan dat [persoon 1] het slachtoffer zou zijn van het feit waarvan de Poolse autoriteiten opgeëiste persoon verdenken. De SIS-signalering bevestigt deze lezing. De signalering houdt immers onder meer het volgende in:
THE REQUESTED PERSON (…) JOINTLY AND IN AN ARRANGEMENT WITH ANOTHER IDENTIFIED PERSON, BATTERED [persoon 1] (…).
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.

6.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat het feit waarvoor overlevering wordt verzocht, zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar is en dat op dit feit in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Arrondissementsrechtbank te Szczecinten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. V.H. Glerum en A. Beerts, griffiers,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2014.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C