ECLI:NL:RBAMS:2014:7132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
KK EXPL 14-1536
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Nederlands recht op arbeidsovereenkomst van een in Venezuela werkzame werknemer met Russische nationaliteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer met de Russische nationaliteit, werkzaam in Venezuela, en zijn werkgever, Rosneft Services. De werknemer, die nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, vorderde voorzieningen met betrekking tot zijn arbeidsovereenkomst, die onder Nederlands recht viel. De kantonrechter oordeelde dat het Besluit BBA niet van toepassing was op de arbeidsrelatie, omdat de Nederlandse arbeidsmarkt niet betrokken was. De werknemer had zijn werkzaamheden in Venezuela verricht en de arbeidsovereenkomst was zowel in het Russisch als in het Engels opgesteld, met een expliciete bepaling dat Nederlands recht van toepassing was. De kantonrechter concludeerde dat Rosneft de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van het UWV kon opzeggen, aangezien er geen opzegverbod was vastgesteld. De vorderingen van de werknemer, waaronder het verzoek om doorbetaling van salaris en afgifte van loonstroken, werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende had aangetoond dat de opzegging kennelijk onredelijk was en dat er geen grond was voor het toekennen van een voorschot op een eventuele schadevergoeding. De werknemer werd in de proceskosten veroordeeld, die op € 400,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de toepassing van Nederlands recht in internationale arbeidsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder ontslag kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3459731 KK EXPL 14-1536
vonnis van: 23 oktober 2014
func.: 646

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[naam eiser]

wonende te [plaats] (Russische Federatie)
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr.drs. H.M.A. over de Linden
t e g e n

de besloten vennootschap Rosneft Operating Serices B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Rosneft
gemachtigde: mr. M.A. de Vries

HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 2 oktober 2014 heeft [eiser] een voorziening gevorderd. [eiser] heeft voorafgaand aan de zitting een Akte rectificatie genomen, tevens van voorwaardelijke wijziging/aanvulling van eis en daarbij aangekondigd nadere producties in te brengen. Rosneft heeft voorafgaand aan de zitting producties toegestuurd.
Ter terechtzitting van 16 oktober 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de tolk mevrouw Vinarskaja en zijn gemachtigde. Rosneft is verschenen vertegenwoordigd door [naam 1] (HR), [naam 2], [naam 3], [naam 4], de tolk P.J. Molenaar en bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben ieder pleitaantekeningen overgelegd.
Rosneft heeft ter zitting aangevoerd de door [eiser] overgelegde producties 10 tot en met 12 niet eerder dan ter zitting te hebben ontvangen. [eiser] heeft dat niet gemotiveerd weersproken. Rosneft heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van die producties. De kantonrechter heeft dat bezwaar gehonoreerd zodat genoemde producties geen onderdeel uitmaken van de procedure.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als uitgangspunt geldt het volgende:
1.1.
[eiser] is per 2 november 2013 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Rosneft. De arbeidsovereenkomst is zowel in de Russische als in de Engelse taal opgesteld. Als woonadres van [eiser] staat een adres in [plaats] vermeld. [eiser] gaat de functie ‘Deputy of the Representative on Capital Construction” bekleden. Art. 2.2. vermeldt: “The Employees’ place of work will be in the Netherlands but will be depending on the terms and conditions of the assignment as set out in the Assignment Letter”. Het salaris bedraagt USD 36.120,- per maand, inclusief 8% vakantietoeslag. Art. 14.2 bepaalt: This Employment Contract, including all exhibits will be governed and interpreted in accordance with te laws of The Netherlands.
1.2.
Op basis van deze arbeidsovereenkomst is [eiser] uitgezonden naar Venezuela. Hiertoe is op 2 november 2013 een Assignment Letter opgesteld. Hierin is bepaald dat [eiser] een vergoeding voor zijn reiskosten en die van zijn gezinsleden krijgt van [plaats] naar [plaats], Venezuela, alsmede een retourticket naar [plaats]. Onder punt 12, Governing law, is vermeld: “The provisions of this Assignment Letter will be construed and governed in accordance with the law of The Netherlands, unless statutory provisions of the laws of the country in which the Host Company is located dictate otherwise, and you will conduct yourself in full conformity with the applicable laws.”
1.3.
Voorafgaand aan zijn indiensttreding bij Rosneft was [eiser] sedert 2010 werkzaam voor BP-TNK, naar zijn zeggen rechtsvoorganger van Rosneft.
1.4.
De feitelijke tewerkstelling in Venezuela is gestart in januari 2014. Tussen 2 november 2013 en de tewerkstelling in Venezuela heeft [eiser] geen werkzaamheden verricht in Nederland.
1.5.
Op 2 januari 2014 zijn [eiser] de in [plaats] geldende veiligheidsvoorschriften ter hand gesteld, en waarvoor [eiser] heeft getekend. Onderdeel van die veiligheidsvoorschriften maakt uit dat het zeer wordt ontraden zich in sommige delen van [plaats] te begeven.
1.6.
Rosneft heeft op 14 augustus 2014 zowel de arbeidsovereenkomst als de Assignment Letter opgezegd, per 30 september 2014.
1.7.
[eiser] is vóór 30 september 2014 met zijn gezinsleden weer teruggekeerd naar [plaats].

STANDPUNT VAN PARTIJEN

2. [eiser] vordert, na een wijziging van eis,
  • Rosneft te veroordelen haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en de Aanstellingsbrief na te komen, waartoe het laten verrichten van de bedongen werkzaamheden in [plaats], Venezuela;
  • Rosneft te veroordelen tot betaling van het overeengekomen salaris van USD 36.120,- per maand, te rekenen vanaf augustus 2014;
  • Rosneft te veroordelen tot afgifte van de salarisstroken vanaf november 2013, op straffe van een dwangsom;
  • Rosneft te veroordelen USD 7.200,- alsmede USD 6.930,- te vergoeden voor reiskosten (vliegtickets en taxikosten);
  • Rosneft te veroordelen tot betaling van USD 303.408,- aan bonus;
  • Genoemde bedragen verhoogd met de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW alsmede de wettelijke rente;
  • Rosneft te veroordelen tot afgifte van een neutraal getuigschrift;
  • Rosneft te veroordelen in de proceskosten alsmede betaling van de buitengerechtelijke kosten.
3. Rosneft verzet zich tegen de vorderingen. Rosneft voert hiertoe aan dat het BBA op de onderhavige arbeidsrelatie niet van toepassing was, dat zij een redelijke grond had om [eiser] te ontslaan, dat [eiser] zijn loonstroken heeft ontvangen, dat zij een discretionaire bevoegdheid heeft om een bonus toe te kennen en nog niet gebleken is dat [eiser] aan de daartoe te stellen voorwaarden heeft voldaan.

BEOORDELING

4. In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
5. Tussen partijen staat vast dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomst en de uitzendingsovereenkomst (Assignment Letter) van toepassing is. [eiser] heeft gesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen. Rosneft heeft dat niet weersproken. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd van de onderhavige vordering kennis te nemen.
6. Rosneft heeft aangevoerd dat het BBA op de onderhavige arbeidsrelatie niet van toepassing is, aangezien de Nederlandse arbeidsmarkt hierbij op geen enkele manier in het geding is. [eiser] heeft de Russische nationaliteit, heeft nimmer in Nederland gewoond of gewerkt, zijn leven speelde en speelt zich af in Rusland en gedurende korte tijd in Venezuela. Het enige aanknopingspunt met Nederland is de plaats van vestiging van de werkgever. [eiser] heeft die feitelijke omstandigheden niet weersproken.
7. De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het BBA op de onderhavige arbeidsrelatie van toepassing. Er is geen grond op de Wet Werk en zekerheid, waarbij de bescherming van het BBA per 1 juli 2015 wordt overgeheveld naar het Burgerlijk Wetboek, vooruit te lopen. Dat betekent in het kader van deze procedure dat Rosneft de arbeidsovereenkomst zonder toestemming van het UWV kon opzeggen, nu niet gebleken is van enig (ander) opzegverbod. Niet is gebleken dat Rosneft niet de juiste opzegtermijn in acht heeft genomen. Er is daarom sprake van een op zich zelf geldige opzegging.
8. [eiser] heeft voorts gesteld dat gehandeld is in strijd met art. 7:681 BW. [eiser] heeft niet gesteld of dat naar zijn mening zou moeten leiden tot herstel van het dienstverband, dan wel tot betaling door Rosneft van een vergoeding. Reeds daarom kan niet worden vooruitgelopen op een eventueel door [eiser] in te stellen vordering tot herstel van het dienstverband. De vorderingen tot het door Rosneft blijven nakomen van de op grond van de arbeidsovereenkomst en de Assignment Letter bestaande contractuele verplichtingen, waaronder die tot doorbetaling van loon, worden daarom afgewezen.
9. [eiser] heeft geen voorschot gevorderd op een in het kader van een kennelijk onredelijk ontslag mogelijkerwijs toe te kennen vergoeding naar billijkheid. Zo zijn vorderingen in die zin zouden moeten worden gelezen, worden ook deze afgewezen. Het is thans nog niet voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat de opzegging door Rosneft kennelijk onredelijk was. Daartoe dient het volgende:
9.1.
[eiser] heeft, toen hem door Rosneft begin augustus 2014 gevraagd werd naar een verklaring voor zijn afwezigheid gedurende enkele dagen, alsmede zijn aanwezigheid in gebieden die volgens de veiligheidsinstructies van Rosneft ‘no go area’s’ vormen, geen inhoudelijke verklaring afgelegd. Thans geeft [eiser] die verklaring wel, onder andere dat hij zijn tandarts meermalen had bezocht, maar hij heeft er geen verklaring voor gegeven waarom hij die uitleg niet eerder had verstrekt.
9.2.
[eiser] heeft, pas in het kader van deze procedure, aangevoerd dat hij niet weet of hij in ‘no go area’s’ van [plaats] is terecht gekomen, maar als dat zo is dat hem dat niet te verwijten viel omdat hij gereden werd door chauffeurs met wie vanwege de taalbarrière amper te communiceren viel. De verklaringen van de chauffeurs die Rosneft heeft overgelegd duiden er op dat [eiser] de nadrukkelijke opdracht heeft gegeven naar bepaalde onveilige buurten te rijden.
9.3.
[eiser] heeft niet weersproken dat hij zijn dochter voor een privé gelegenheid op 25 april 2014 ’s avonds naar een feest heeft laten brengen naar een plaats die door de chauffeur als gevaarlijk werd aangemerkt.
9.4.
[eiser] heeft ook niet weersproken dat hij op 4 juli 2014 met twee personen de auto waarin hij door een door Rosneft aangestelde chauffeur werd gereden, heeft verlaten, de chauffeur aldus achterlatend met een tas of portemonnee met een groot geldbedrag, 65.000 bolivars. Rosneft heeft gesteld dat de chauffeur hiermee aan gevaar werd blootgesteld, immers het risico op beroving. [eiser] heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken.
9.5.
de leidinggevende positie van [eiser] en daarmee zijn voorbeeldfunctie.
10. Dat Rosneft een of meer van de door Rosneft ingestelde veiligheidsmaatregelen heeft overtreden lijkt niet uitgesloten. Of deze overtredingen zo gering waren dat dit geen redelijke grond kon vormen voor ontslag dient in een bodemprocedure te worden vastgesteld. Op een voor [eiser] gunstige uitslag daarvan kan thans niet worden vooruitgelopen.
11. Rosneft heeft nadrukkelijk gesteld en ter zitting herhaald dat [eiser] een zeer groot aantal telefoongesprekken heeft gevoerd, met de door Rosneft ter beschikking gestelde telefoon, voor uitdrukkelijke privé-doeleinden. [eiser] heeft dat met wisselende argumenten bestreden. Eerst heeft hij gesteld dat het onmogelijk was met zijn mobiele telefoon naar het genoemde 900-nummer te bellen; toen stelde hij dat het door hem zeer veelvuldig gebelde nummer een omleidingsnummer was, waar alle uitgaande telefoontjes langs werden geleid. Ter zitting heeft hij gesteld dat dit nummer het nummer van Rosneft zelf was, dan wel [eiser] eigen nummer. De kantonrechter acht de uitleg van [eiser] dienaangaande, mede gelet op de beschuldiging van Rosneft, vooralsnog niet overtuigend. Indien zou komen vast te staan dat het door Rosneft gestelde telefoongebruik heeft plaatsgevonden, levert zulks een geldige reden voor ontslag op, en staat dit, naar de kantonrechter in het kader van deze procedure vooralsnog aanneemt, ook aan kennelijk onredelijkheid daarvan in de weg. Op een voor [eiser] gunstige uitkomst van die procedure kan ook om die reden niet worden vooruitgelopen.
12. [eiser] heeft een voorschot gevorderd van de aan hem toekomende bonus. Hij heeft deze vordering niet onderbouwd, anders dan door te wijzen op de mogelijkheid dat aan hem (70% van zijn jaarsalaris als) bonus kan worden uitgekeerd. Meer in het bijzonder heeft hij niet gesteld dat en zo ja aan welke voorwaarden hij daarvan had voldaan. De vordering om thans op toekenning van die bonus vooruit te lopen door deze bij voorziening toe te kennen wordt daarom afgewezen.
13. [eiser] heeft om afgifte van loonstroken verzocht. Rosneft heeft aangevoerd dat aan [eiser] loonstroken zijn verstrekt, en daarvan afschriften verstrekt met de mededeling dat dit de in [plaats] gebruikelijke verstrekte loonstroken zijn. [eiser] heeft dat niet weersproken.
14. Niet is gesteld dat Rosneft niet bereid is geweest om een neutraal getuigschrift op te stellen. Rosneft is daartoe verplicht, maar er is geen reden Rosneft daartoe thans te veroordelen.
15. Dat het reguliere salaris, anders dan dat over augustus en september 2014, door Rosneft te laat zou zijn betaald, is onvoldoende komen vast te staan. Rosneft heeft erkend dat het salaris over augustus 2014 dan wel september te laat aan [eiser] werd betaald, als gevolg van de tegen de Russische overheid ingestelde financiële sancties. Intussen is dat salaris ‘met een omweg’ wel betaald. De kantonrechter acht onvoldoende grond aanwezig in het kader van een kort geding Rosneft daarom te veroordelen tot de verhoging op grond van art. 7:625 BW.
16. Rosneft heeft gesteld USD 10.000,- als voorschot te hebben verstrekt voor reisdoeleinden. Eventueel door [eiser] gemaakte kosten dienen hieruit te worden voldaan. Niet is gebleken dat Rosneft meer te declareren kosten heeft gemaakt dan ten bedrage van genoemd voorschot. [eiser] heeft dat standpunt van Rosneft onvoldoende gemotiveerd weersproken. Deze vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
17. De hoofdvorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. Dat betekent ook dat de op die hoofdvorderingen gebaseerde nevenvorderingen worden afgewezen.
18. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, welke op € 400,- aan salaris gemachtigde worden bepaald;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.