[gedaagde] heeft verder tot verweer aangevoerd dat de wens van Imeko, die ertoe strekt dat [gedaagde] de aan hem betaalde vergoedingen – als onverschuldigd betaald – terugbetaalt, onder de omstandigheden van dit geval in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die partijen over en weer jegens elkaar in acht behoren te nemen.
Bij de beoordeling van dit verweer wordt het volgende in aanmerking genomen.
Op 27 juni 2002 is [gedaagde] benoemd tot commissaris van Imeko. [gedaagde] is door Imeko (ava) belast met het bestuur van Imeko (artikel 2:134 lid 4 BW jo. artikel 18.6, eerste zinsdeel, van de statuten van Imeko).
Uit de stellingen van partijen moet worden afgeleid dat de ava en [gedaagde] destijds, ter gelegenheid van de ava van 27 juni 2002, geen idee hadden hoeveel werk in redelijkheid nodig zou zijn voor de uitvoering van de bestuurstaken die de ava aan [gedaagde] had opgedragen. De stelling van Imeko, dat de commissarissen precies wisten wat zij ter uitvoering van de bestuurstaken moesten doen, is in het geheel niet onderbouwd.
[gedaagde] heeft, zo stelt hij onvoldoende weersproken, heel veel gedaan, in een paar jaar gemiddeld zelfs meer dan 100 dagen werk per jaar. [gedaagde] heeft de door hem gewerkte dagen en uren concreet gespecificeerd aan de hand van overzichten waarop inzichtelijk is gemaakt op welke dagen hij welke werkzaamheden heeft verricht. Deze overzichten leiden tot de door [gedaagde] gestelde vergoedingen van in totaal € 563.750,00 (reeds betaald) en € 44.472,48 (niet betaald; zie hierna onder 4.12). Imeko heeft in het geheel geen concrete feiten naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, of dat deze werkzaamheden in redelijkheid niet nodig waren voor het bestuur van de onderneming, of dat in redelijkheid minder tijd nodig was voor het uitvoeren van deze werkzaamheden. Dit lag tegenover de stellingen van [gedaagde] op haar weg. De door [gedaagde] gestelde dagen en uren staan dan ook, evenals de noodzaak hiervan in het belang van de onderneming, als onvoldoende betwist vast. Hieruit volgt dat Imeko in niet onaanzienlijke mate profijt heeft gehad van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden. Imeko is thans, ook als de ava zoals Imeko stelt onvoldoende zou zijn geïnformeerd, op de hoogte van deze werkzaamheden en het profijt dat zij daarvan heeft gehad.
Imeko heeft verder in het geheel niet toegelicht dat en waarom de door [gedaagde] gestelde vergoedingen van € 1.000,00 per dag(deel) dan wel € 200,00 per uur onredelijk zouden zijn voor door [gedaagde] verrichte werkzaamheden.
Imeko heeft in het geheel niet uitgelegd hoe zij, indien [gedaagde] niet zou hebben gewerkt, (tegen lagere kosten) de voor haar onderneming noodzakelijke werkzaamheden, die door [gedaagde] werden uitgevoerd, zou hebben geregeld. Haar opmerking, dat [naam 4] later de directie van Imeko (holdingmaatschappij) erbij heeft gedaan zonder aanvullend salaris (hij had al een hoog salaris als directeur van een werkmaatschappij, zo stelt [gedaagde] onweersproken), is, bij gebreke van informatie over dit salaris en de noodzakelijke werkzaamheden in de loop van de jaren, onvoldoende toegelicht.
Indien het door Imeko gevorderde zou worden toegewezen, zou [gedaagde] achteraf beschouwd hebben gewerkt voor een uurloon dat in geen enkele redelijke verhouding staat tot de werkzaamheden die van hem werden verlangd (€ 12.000,00 voor 100 dagen werk). Imeko heeft niets naar voren gebracht waaruit kan volgen dat zij, vertegenwoordigd door de ava, in de loop van de jaren mocht verwachten dat [gedaagde] alle nodige werkzaamheden, ongeacht de omvang ervan en de ermee gemoeide tijd, zou verrichten zonder enige andere vergoeding dan het bedrag van € 12.000,00 per jaar dat door de ava was toegekend aan de voorzitter van de rvc.
Bij deze stand van zaken is het beroep van Imeko op onverschuldigde betaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 2:8 lid 2 en artikel 6:248 lid 2 BW). De (door [gedaagde] betwiste) stelling van Imeko, dat [gedaagde] de ava onvoldoende heeft geïnformeerd over de door hem verrichte werkzaamheden en de aan hem uitgekeerde vergoedingen, is (zonder nadere toelichting, die ontbreekt) onvoldoende voor een ander oordeel.